|h"K, Jsr
AFSCHEID VAN ASAD
(Advertentie)
Asad liep altijd voorop, als we over de maanver-
lichte sawah's dwaalden, voorzien van een licht
baken, vervaardigd van een Verkade-beschuitblik,
waarin een brandende kaars en gewapend met
een slagwapen van een eindje bandijzer met primi
tief handvat, speurend naar „beloeds" (alen), die
's nachts hun holen in de galangans verlaten op
jacht naar malse kikkers. En dan die jachten op
de walang-sangit wanneer die 's avonds in dichte
zwermen rondvlogen. Asad weer vooraan, met een
obar (fakkel) van droge klapperbladeren, op welks
vlam de insecten dan afvliegen en met verbrande
vleugels neervallen op de onder de fakkel gehouden
„ketampa". Maar tot het waarderen van deze
„lekkernij" heeft Asad ons toch nooit kunnen bren-
gen.
Al schrijvende komen al die boeiende beelden uit
die onvergetelijke jeugd als het ware op je afstor
men. Het enen roept het andere op. Soms hoor je
zo duidelijk de weemoedige tonen, die Asad uit de
soeling kon toveren, zittend op zijn tikar bij het
walmende lichtje van de pelita aan de bamboe-wand.
Hoe geboeid konden we, gezeten op datzelfde
matje, luisteren naar de oude Soendanese legen
den, zo meesterlijk verteld, terwijl in de vallende
duisternis de tonggèrèts hun eentonig en door
dringend gesjirp laten horen.
Ik verlang geen toekomst, die de
banden met het verleden breekt
George Cliot.
Ik kan me niet herinneren wanneer Asad bij ons in dienst kwam. Zelfs in de verste en vaagste jeugd
herinneringen is de figuur van Asad daar altijd een onderdeel van. Des te du,dek,ker echter staat zqn
beeld mij voor de geest. Een dondere Soendanees met een gedrongen, krachtgie gestalte. Een voor een
Soendanees zeldzame, gitzwarte snor, waar hij buitengewoon trots op was. Een nonchalant geknoopte
„ikat" schuin op de markante kop. Dat was Asad, en Asad was bij ons koetsier.
We bewoonden destijds in het toenmalige Buiten
zorg een eigen huis, enkele kilometers buiten de
stadsgrens. Het bijbehorende erf van enkele hec
taren reikte aan de achterzijde tot aan de Tjili-
woeng.
Voor het dagelijks vervoer van huis naar school en
later, toen we de K.W. Ill-school in Batavia be
zochten, naar het station v.v., hadden we een eigen
„deleman" en 4 paarden, wier verzorging mede tot
Asad's taak behoorde. Die paarden waren alle door
Asad gedoopt en die namen vergeet je nooit. Si
Merah, de kittige rode hengst, Si Gambar, een
paard uit Soemba, dat zo mooi liep, met elegant
gebogen hals en opgeheven staart, Si Daoek, de grij
ze merrie en Si Pitjak, een blind paard.
Asad woonde in één van de op het erf gebouwde
bediendewoningen. De zijne grensde aan de stallen.
Hoe scherp is nog de herinnering aan de eerste
geluiden na dat van de boosaardige wekker, die
elke morgen om 5 uur onverbiddelijk een einde
maakte aan je jongensdromen. De geluiden van een
briesend en trappelend paard en het uitkloppen
van de roskam tegen de stalbomen. Asad was dan
al een uur in de weer. En om half zes stond zonder
mankeren de deleman klaar, onveranderlijk met Si
Merah, de snelste van de 4 paarden, tussen de bo
men en Asad gehurkt in het schijnsel van de kaars
lantaarn daarnaast een geurig strootje rokend.
Asad is in vele opzichten onze leermeester geweest.
Wat een prachtige kelètjèrs leerde hij ons ma
ken van de rubberpitten, die we in het jaargetijde
in onbeperkte hoeveelheden konden rapen in de
rubbertuinen vóór ons huis, als ze met knallen als
pistoolschoten uit hun zaaddozen sprongen. Wat
een sierlijke balangs wisten we op zijn aanwijzin
gen te toveren van jonge klapperbladeren. Hoe
geduldig leerde hij ons het vlechten van de ketoe-
patomhulsels. En na enkele aanschouwelijke les
sen klommen we moeiteloos in de hoogste klapper
boom. Hij was het, die ons inwijdde in de gehei
men van de visvangst in de Tjiliwoeng. Al gauw
evenaarden we hem in het vangen met de hand
van de ikan lèlè onder de grote stenen. Hoe be
zorgd kon hij zijn als zijn als door een zorgeloze
greep één van de giftige, messcherpe zijvin
nen van deze vis in onze vingers sloeg. Maar
zijn remedie was dan even eenvoudig als feilloos.
Flink laten bloeden en dan achter een heel grote
steen verdwijnen en je vloeibare stoffelijke over
vloed op de gewonde vinger laten vloeien. Binnen
5 minuten geen pijn meer. Hoe grondig leerde hij
ons de vis- en garnalenfuiken, die hij zelf maakte,
plaatsen. Laat in de middag, in het droge jaarge
tijde, togen we naar de rivier en bovenstrooms van
een „kedoeng" (diepe plek in de rivier) werden de
fuiken tussen de stenen gelegd met de opening
stroomafwaarts gericht. Want s nachts zo leer
de Asad ons zwemmen de vissen en garnalen uit
de kedoeng en van onder de grote stenen de stroom
op, op zoek naar voedsel. Een stukje zoute vis in
de fuiken diende dan vaak als lokaas. En de vol
gende morgen vóór het goed licht was geworden,
werden ze dan opgehaald. Hoe kon Asad lachen als
we een fuik op de kant uitschudden en er in plaats
van de verwachte vis of garnalen een forse oeler
kadoet (niet giftige vis-etende slang) uitviel, die
tussen onze trappelende voeten wegschoot.
Asad leerde ons steeds bedacht te zijn op de vaak
onverwacht naderende en daardoor verraderlijke
bandjirs en om op de eerste waarschuwingskreten
van de kampoengbewoners langs de rivier, zo snel
mogelijk de veilige hoge oever op te zoeken. De
naderende bandjir wordt steeds met de kreet: „tja-
aah, tja-aaah!" („bandjir, bandjir!") door de
bevolking langs de rivier doorgeseind, waarop dan
iedereen die zich in de rivier bevindt haastig een
goed heenkomen zoekt. Onder Asad s toeziend
oog leerden we het z.g. „ngaloen" in de ge
zwollen rivier, waarbij je je dan hele stukken door
het bruisende, koffie-kleurige water laat meesleu
ren. Het ontwijken van de grote stenen vereist een
zekere handigheid, die we eerst ten koste van vele
geschaafde lichaamsdelen, onder de knie kregen.
Gaskolectra (sedert 1931)
Amsterdam
Alg. Goederenhandel Ofc Hoofddepot „Shell
Tel. 243772-32716 Hemonystraat 52
0 Tel. 717904 722331
Waardebon
Bi) inlevering van deze advertentie aan de
Keizersgracht tot 30 JUNI, KORTING 5 pCt.
op Meubelen. Textiel en Woningtextiel
CREDIET-SERV1CE
Maar de tijd ging door. We studeerden af, gingen
werken en verhuisden naar Batavia. En Asad ver
huisde mee. Geen koetsier meer, maar kebon,
djongos en manus van alles. Toen kwamen oorlog,
bezetting en krijgsgevangenschap en we verloren
Asad uit het oog. Later hoorden we van een an
dere oud-gediende dat zijn vrouw was overleden en
hij bij zijn getrouwde dochter inwoonde.
Totdat de tragische exodus van de Nederlanders
begon en het tenslotte ook mijn beurt was om het
vertrouwde land te verwisselen voor een onbekend
vaderland. En zoals het zovelen onzer zal zijn ver
gaan, op het punt al het dierbare te verlaten,
trekken die mooie herinneringen aan je voorbij.
Het afscheid is daar.
Oude vrienden worden opgezocht. Tranen bran
den in je ogen als je zo n oude sobat voor het laatst
de hand drukt.
En zo bezocht ik ook Asad, nadat ik toevallig zijn
adres te weten kwam. Hij woonde nog steeds bij
zijn dochter in een kampong aan de rand van Dja
karta. Het was laat in de middag toen ik na enig
zoeken en vragen de woning vond. Een schamel
hutje. Er voor een paar bloeiende Kembodja s.
De dochter ontving mij en leidde mij door een wrak
ke deur naar de donkerte binnenin, spaarzaam
verlicht door een olie-lampje.
Het duurde even voor mijn ogen aan de duisternis
gewend waren. In de hoek van het vertrek stond
een balé-balé en daarop lag een gestalte, die zich
moeizaam omdraaide toen de dochter van achter
mijn rug riep, wie de bezoeker was. Ik kwam na
derbij. Ik kon nu beter zien. Was dat Asad?.
Een magere,broze figuur, gehuld in een sarong,
probeerde te gaan zitten. Het lukte niet. De doch
ter moest helpen en ze schikte een vuil-bruin kus
sen in de rug van de oude man. Ik ging op een door
de dochter aangeschoven bankje zitten en greep
een bevende, in mijn richting uitgestoken hand.
„Alah, sinjo Tabé njo
„Tabè Asad!" Een groet en een wedergroet.
meer niet. Ik kon niets meer zeggen. Hoe kun je
iets zeggen met zo n hardnekkige brok in je keel.
Ik keek naar het zielige hoopje mens, dat eens de
gespierde Asad was, wiens sterke schouders ons
zo vaak hadden gedragen. Spierwitte haren. De eens
zo krijfshaftige snor nu een paar dunne zilveren
draden aan een trillende lip, ingevallen over een
tandeloze mond. Er was iets vreemds, iets onze
kers aan zijn houding. Pas na enige ogenblikken
merkte ik wat daarvan de oorzaak was. Asad was
blind. Toen begon hij te praten. Honderden vragen
werden op me afgevuurd. Waar waren de andere
sinjo's en hoe maakten ze het, waar was de njonja
besar, enz., enz. De dochter bracht een paar gla
zen dampende thee, voor deze speciale gelegenheid
met suiker. En we praatten verder over toen.
Het leek of de gebogen rug zich rechtte bij het
levend worden van die oude herinneringen. De eerst
zo zwakke stem leek gaandeweg krachtiger te
worden. En we praatten en slurpten de gloeiende
thee.
En toen werd het tijd om te gaan. Het zoveelste
afscheid en misschien wel het moeilijkste. Ik voel
de een bijna lichamelijke pijn. Lang hield ik die
broze hand vast en keek in het ingevallen, naar mij
opgeheven gelaat. Uit de lichtloze ogen rolden lang
zaam enige tranen, terwijl een nu weer zwakke,
trillende stem Allah's zegen afsmeekte voor alle
sinjo's en de familie. Ik ontspande mijn greep
en de hand viel slap op zijn borst. Het lichaam was
weer teruggezakt in het kussen. Een eenzaam
hoopje mensTabé Asad! „Tabé njo!
Een groet en een wedergroet, nu ten afscheid.
Ik stond weer buiten. De avond was gevallen.
Een koel avondwindje streelde mijn vochtige wan
gen en de wee-zoete lucht van de Kembodja drong
in mijn neusgaten. Een zwak rood aan de horizon
toonde de plaats waar de zon was ondergegaan.
Uit de kampong aan de overkant bonkten de
eerste doffe slagen van de bedoeg, oproepend tot
het laatste gebed van de dag.
Uit een huisje in de buurt stegen de fluwelen tonen
op van de soeling. Hetzelfde weemoedige melo
dietje waar ik als jongen naar luisterde op de ti
kar in Asad's woning.
Ik keek omhoog naar de schitterende sterren
pracht in de tropenhemel en sprak een stil gebed.
S.
PIEKERANS
VAN EEN STRAATSLIJPER
Uit een brief: Mijn jonge vriend is tweede
stuurman en schrijft me: „Piekerans deel II
heb ik. Het is op het ogenblik het meestge-
lezen boek aan boord van het m.s. „Kiep
drecht", iedereen hier, Twentsche boer of
niet, praat Indisch van de weeromstuit!
Daarom zou ik het zo leuk vinden, ze ook
te laten genieten van deel I."
C. H.-T.
Bestel nu! door 2,50 te gireren op ons num
mer 6685 ten name van Tong Tong, met ver
melding 1 ex. Piekerans. Na ontvangst van
de giro wordt U onmiddellijk het boek toege
stuurd.
REDACTIE