HERRIJZENIS 8 WAT IS... WAT WIL... WAT DOET DE P.J.C.? DROMENLAND „Hé Jan! Hoe gaat het ermee? Da's ook lang ge leden zeg, dat we elkaar het laatst zagen laat 's kijken, dat moet in '29 geweest zijn. Weet je nog. En zo begon het; met een ontmoeting van twee ouwe clubvrinden van die goeie ouwe „Indische Club Die club die anno 1920 werd opgericht door een stel enthousiaste jongelui uit Indië. Die onder de tropenzon door de H.B.S. waren heenge- worsteld en nu in dat kouwe landje aan die ha ringvijver aan diverse instellingen hun grote dorst naar kennis trachtten te lessen (wie grinnikt daar Die zich maar al te vaak echt vervelend voelden zo ver van huis en hier elkaar dan ook probeer den te vinden en steunen. Enfin, die Indische Club dan, eerst gewoon simpeltjes bedoeld als sportclub- je, voetballen en zo, breidde dat „en zo" al spoedig uit met tennis, biljart, gezellige muziekavondjes, eet- en dansfuifjes en natuurlijk ook echte grote feesten! Wie herinnert zich niet uit die tijd de grote feesten van I.C. in wijlen de Twee Steden! Er kwam op een gegeven moment zelfs een heuse sociëteit. Aan het Anna Paulownaplein, een soos helemaal alleen voor I.C.'ers. Maar dat bleek later wat te hoog gegrepen te zijn. Ook de Indische Club zelve bleek geen eeuwig leven beschoren te zijn. Het was, naar in meen in 1936, dat de Club geruisloos ter ziele ging. Waaraan, daar zwijgt de historie liever over. Evenzo goed, wat 'n jool hebben we gehad. En nu, anno 1959, ontmoetten twee oud bestuurs leden elkaar en in hun gelukkig nog actieve brei nen ontsproot dan het plan van weer eens die ouwe I.C. bij elkaar te halen. Zo maar een re unietje, niks bijzonders. Alleen maar een koempoe- lan van ouwe vrinden. En met wat stenciltjes, wat geschrijf over en weer, kwam er een reünie in den Haag en wel een die klonk als een gong. 'n Daverend grote gong nog wel! Met natuurlijk, naar goede oude indische gewoonte, tot slot een eetfuif. En wat 'n plezier hebben we gehad. Wat een bij zonder genoegen is het toch steeds weer om grote bomen op te zetten met ouwe vrinden, vrinden waarmee je in je jonge jaren ook al zo uitgebreid kon debatteren over de meest uiteenlopende onder werpen. En nu hoor je dan hoe het ze gegaan is in al die jaren en worden herinneringen en nog maals herinneringen opgehaald. Direct is het con tact er weer en wel zo, dat men onmiddellijk be sluit het niet bij deze ene koempoelan te zetten. En eenvoudigweg de club weer op poten te zetten. En binnen niet al te lange tijd hebben zich weer al dik zestig man als lid gemeld. En een tweede reünie slaagt ook al weer uitstekend en men kijkt nu alweer uit naar de volgende, die zeer binnenkort dan ook zal plaats hebben. En wie er allemaal zo in die Indische Club zitten? Ach wat doen namen er toe. Het is zo maar een verzameling van welgedane heren, dikke en dunne, grote en kleine, grijze en kale, enz. die allemaal één herinnering gemeen hebben en wel aan die goeie ouwe tijd toen ze samen student waren en lid van de Indische Club, de Club die nu blijkt helemaal niet te zijn overleden, maar nog vol leven zit zoals de foto's immers laten zien. Ach ja En met de vrome wens dat spoedig ook de zoons in de voetstappen van deze stoere vaders zullen treden, wensen we de I.C. hierbij van harte een le ven toe tot in lengte van dagen. Bismillah! Van WEERDEN Twee maal de ..INDISCHE CLUB die in 1920 werd opgericht en waar studenten uit Leiden, Delft, Rotterdam, Amsterdam, Utrecht en Wageningen lid van waren. Links een fuif in de „Twee Steden" in Den Haag in de dertiger jaren. We zullen maar geen poging wagen namen op te schrijven. Verscheidene van de gezichten vinden we op de rechterfoto terug, o.a. links Dr. F. Hoeke en Dr. E. A. Boerenbeker en de onlangs zo plotseling overleden heer A. H. van Ekris. Rechts vooraan de Heer J. van Weerden, schrijver van het verslag over de ..herrijzenis" van de Indische Club en tevens penningmeester van deze club. Zijn adres is Pijpcrlaan 38, Lcidschendam en zijn gironummer 87867. Oud-leden van de I.C. kunnen zich bij hem opgeven. Naar aanleiding van de televisieuitzending „Anders dan anderen, nog de volgende ontboezeming: Indië, dromenland, land van de wonderlijke verha len, het wemelend leven van mens en dier, majes tueuze bergen en onafzienbare sawah's, terrassen, kloppend, kleurrijk leven. Nooit mocht ik je zien. Slechts de verhalen horen, van hen die er waren. Hoe verlangden ze weer naar je terug! Met de oor log gleed je als zeezand tussen onze vingers door. Een geliefde, die onmerkbaar van ons wegge schoven wordt. Nu lig je nog steeds te zieltogen. Je bent al veranderd van naam. Je schreit tranen. Je schreit de mensen, die van je hielden, uit. Ze druppelen als tranen over je wegen. Ze zijn tot wonden geworden zonder dat ze ver wijderd mogen worden. Toen de oorlog uitbrak en de mannen in de kam pen waren opgesloten, liepen de vrouwen reeds verpauperd met hun naakte kinderen door de stra ten. Nu 15 jaar later; kunnen wij, hun broeders en zusters, werkelijk onze bevrijding vieren, terwijl gij weer (nog?) in die vreselijke wanhoop verkeert? Laten we dan, nu we weten, onze handen uitstrek ken naar hen en hen liefderijk in onze harten sluiten. Naar het dromenland kunnen wij nimmer weer gaan maar wel rijke onze hand om zijn zonen bij te staan. In het handboek voor pers en publiciteit vond ik In Indië waren vóór de oorlog al van die Pro testantse) J(ongeren) C(lubs) waarin jongens en meisjes zo van 18-30 jaar zich inzetten, om een gemeenschap te vormen, waarin ook anderen zich thuis voelden. Op die wijze kwam men meer tot ontplooiing. Na de oorlog gingen de meeste P.J.C.ers naar Nederland. Ofschoon hier ook een Christelijke jeugdbeweging is, die veel biedt, sloten ze zich niet altijd daarbij aan. In de eenzaamheid, waarin ze zich bevonden zochten ze elkaar op en zo ontstonden er hier in Nederland ook weer P.C.J.'s. In 1958 sloten deze clubs zich aaneen tot een landelijke Federatie en legden doel en streven vast in Statuten en Regle ment. onlangs de naam „Tong-Tong". Om een of andere reden viel deze naam mij bijzonder op en ik vroeg iemand, die in Indonesië was geweest, wat die naam toch betekende. En toen hij mij vertelde, dat het de naam van een instrument was, waarmee men elkaar berichten toeseint en ik las. dat het blad met deze naam een soort band tussen oud-Indië- gangers was, vond ik deze titel wel het meest ge slaagd, in vergelijking met alle andere titels van bladen. De naam is me steeds bijgebleven en hoe blij was ik daarom er vrijdagavond zoveel over te mogen horen. L. BREDEé-v. GINKEL In die Statuten staat: dat de naam uit Indië is meegekomen; dat het fundament, waarop ons werken rust, is Jezus Christus, z.a. die uit de Bijbel tot ons komt; dat we een levensgemeenschap willen zijn, waarin men elkaar in kameraadschap vormt, helpt en leidt; dat de P.J.C. zich op de Ned. Herv. Kerk oriën teert maar desalniettemin openstaat voor jongeren uit andere kerken en gezindten, die ze als vol waardige leden gaarne opneemt; en nog veel meer. Het hoogtepunt van ons landelijk P.J.C. streven is de Pico! Dat is de Pinksterconferentie van drie vrije dagen. Ook onze trainings-weekends, Weco's, tweemaal per jaar, zijn kleine conferenties. Elke club heeft verder zijn eigen verenigingsleven en plaatselijke mogelijkheden. Onze samenkomste worden gevuld met bijbelle zen en zingen, evengoed als op zijn tijd spelen, dansen, muziek, toneel, cabaret, kolder, hersen gymnastiek, een kerstspel opvoeren, een interes sant onderwerp behandelen. We richten ons het eerst tot indische jongens en meisjes, omdat we geloven, dat we uit Indië als een soort erfenis iets hebben meegekregen, dat we ons in een P.J.C. weer bewust moeten worden. Wil je er meer van weten, hier is mijn adres. W. Regensburg, Bouriciusstraat 6, Arnhem.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 8