I RAAK! WAT VERDWEEN 6 DE TUIN MET APARTE BOMEN ONS WERD GESCHREVEN Wie in het vooroorlogse Batavia, mediterend over het verleden, ronddoolde in de omgeving van het oude Stadhuis, waar in die dagen nog zo veel her innerde aan de bloeitijd van de trotse en machtige V.O.C., moet wel vaak zijn blijven stilstaan voor de stoere Amsterdamsche of Kasteelpoort, die daar in 1748 werd gebouwd. Heden ten dage zoudt U er vergeefs naar zoeken De foto hierboven dateert van omsteeks 1890 en ademt een haast landelijke rust, zoals men zich nu nauwelijks meer kan voorstellen. De brede, onge- asfalteerde weg, het naar alle zijden nog vrijwel open wijkende perspectief, de oude assembomen, waaronder de kooplui zo rustigjes neerzitten, zul len velen, die het oude Indië hebben gekend, met weemoed doen terugdenken aan déze tempo doe- loe. De stoere, hechte poort had, toen de foto gemaakt werd, sedert zij werd gebouwd al vele veranderin gen ondergaan. Oorspronkelijk zo lezen we in het standaardwerk van de Haan droeg zij een prachtig koepeldak met een torentje, waarin een uurwerk en een bel, die geluid werd bij exe- In 1932 van Europees verlof komend op mijn standplaats Buitenzorg, ging ik er op uit om een huis te huren. Dit was toen niet zo'n probleem, omdat er verscheidene huizen te huur stonden. Mijn keuze viel op een huis in de woonwijk Ke- doeng Halang aan de J.P. Coenweg (thans Dj. Pangrango). Het was de mooie tuin, die bij mijn keuze de doorslag gaf. De eigenaar, een bejaarde Indischman, leidde me zelf de tuin rond, waarop hij met recht trots was. Hij wees mij speciaal op de vruchtbomen en toonde mij o.a. een jonge palm, met de vraag of ik wist welke palm dit was. Ik moest bekennen, dat ik dit niet wist, waarop hij triomfantelijk zei: „Een geconfijte dadelpalm 'nir!" Toen hij verbazing op mijn gezicht las, gaf hij de volgende toelichting: „Heus nir, ik heb zo n doos gekocht, ik heb gegeten, de pitten heb ik uitgelegd, is geworden Vervolgens bracht hij mij bij een rijkdragende blim- bingboom en op een rijpe vrucht wijzende gaf hij mij het volgende advies: „U moet goed opletten 'nir, U moet voelen ja. Als hij er af valt, moet U hem noq een daq laten hangen! S. V. cuties op het plein, dat de dan ook bijzonder toe passelijke naam van Galgeveld droeg. Bovendien was zij veel dieper en bevatte zij op een bovenétage vertrekken, die als arrestantenlogies werden ge bruikt en veschrikkelijk ongezond moeten zijn ge weest. Wanneer de poort haar latere gedaante heeft gekregen en wanneer zij versierd werd met de vazen en de potsierlijke ijzeren beelden van Mars(?) en M nerva(?) bleek niet meer na te gaan, ver moedelijk echter pas na 1835. De poort is verdwenen. De herinnering blijft. HEIN BUITENWEG Zojuist Uw nummer van 30 mei naar Zwitserland doorgestuurd gekregen en in een ruk „verslonden". Om het stukje „Wie klein is moet slim zijn" het hardst gelachen. Wat een herinneringen roept dat alles toch weer wakker. Als je tot je negende jaar, dus je hele jeugd in Indië hebt doorgebracht en merendeels in de „goenoeng", hoef je, om hier van te genieten, geen Indo te zijn en mag je daarna nog zo veel gereisd en nog zo lang in Holland ge zeten hebben, het blijft een stuk van je leven. Je mag het betreuren geen zakje aarde uit de Oost, ja van die rode aarde bij Plered, waar ze de pottebakkerijen aan te danken hebben meegenomen te hebben, niet meer „souvenirste bezitten, de spirit is er nog. Zijn dan niét alle kinderen van blanda-totok ouders abonnee op Uw blad? (Helaas neen, red.) Wij waren toch zo intens verbonden met het land en de mensen. Maar ach, niet iedereen weet zich zo nog alles te herinneren misschien. En daar wij toch nooit meer een kijkje kunnen nemen in ons geboorteland, willen velen het misschien vergeten. Tong-Tong zorgt er echter voor, dat dit niet ge beurt en roept alles weer in ons wakker. Maar de eerste tien jaren na de oorlog heeft toch niemand het gepresteerd een dergelijk blad op te richten al wil ik hierbij niet nalaten het Nibeg- orgaan te noemen, dat in vele opzichten goed werk heeft gedaan en nog doet wellicht Daarvoor moest toch eerst de grote groep van in Indië gewortelde en met Indië verbonden men sen in Nederland komen. Laten wij, die al zo veel langer hier zijn, die erkennen en er verheugd om zijn, dat nu eindelijk wordt getracht, de Neder landse mensen duidelijk te maken, wat voor men sen wij eigenlijk zijn. Mevr. R. H.-S. In Tong-Tong No. 20 van 30 april j.l. las ik over een moeder, die zo handig was in het hanteren van slofjes, als slag- of werptuig. Dat deed mij denken aan een incident in mijn eigen jeugd. Nu was ik als kind geen brave Hendrik en mijn ouders hopeloos opvliegend. Het minste ge ringste misdrijf werd ogenblikkelijk bestraft. De methode die mijn Moeder toepaste, verschilde ech ter met die van mijn Vader. Mijn moeder was ver zot op „Handenarbeid", terwijl mijn vader de „Boeloe-ajam" koos. Beiden waren, door routine, virtuosen op hun gebied. Bij een afstraffing van mijn vader, kreeg ik steeds een morele les, welke aldus luidde: „Ik-heb-jou-ge-zegd-dat-jij-dat-niet- moot-doen-en-toch-heb-jij-dat-gedaan, daarom-enz. enz." Elke lettergreep was een tik en de preek duurde steeds vrij lang. Het was te begrijpen, dat ik bij zo n afstraffing moord en brand schreeuw de, temeer toen ik er achter kwam, dat de buren belangstelling hadden voor mijn geschreeuw. „Help -help! Ik word vermoord!" Al gauw kwam mijn Moeder tussenbei met de waarschuwing: „Hein, Hein! Houd op! De buren!" En als regel hield mijn vader op. Alleen, mocht ik mij niet direct bij de buren vertonen. Zoals ik reeds aanhaalde, prefereerde mijn Moe der de „Handenarbeid", die echter werd vooraf gegaan door allerlei onheilspellende toekomstbeel den en beschuldigingen, die een openbare aankla ger haar niet zou kunnen verbeteren. De termen die zij als regel bezigde waren: „Jij groeit op voor galg en rad! Jij bent de nagel van mijn doodkist!" Deze termen had ik al zo vaak gehoord, dat ik pro beerde er onverschillig onder te blijven. Ik de monstreerde dat, door een liedje te fluiten, maar plotseling werden mijn lippen dicht geknepen en hoorde ik mijn Moeder zeggen: „Fluit nou 's!" Dat lukte natuurlijk niet, temeer omdat zij mijn nek onder een Nelsongreep gekneld hield. Nu kom ik echter bij mijn eigenlijk verhaal. Ik had alweer een één of andere ongerechtigheid begaan. Wat weet ik niet meer, maar het noodlot voerde mij in elk geval naar Moeders onveilige handen. Weer de zelfde preek, vergezeld van op de borst slaan en uitlatingen van: „Toehan Alah mintah ampoen!" Enz. enz. „Wat moet er van jou terecht komen!" Nu was ik door de vele toespraken die zij gehouden had, al min of meer gehard tegen der gelijke uitbarstingen. Bovendien wachtten mijn vrienden op mij buiten, om te vliegeren. Mijn glassan (glastouw) lag boven op de kast. Ik kon er alleen bij met een stoel. Zonder er bij na te denken, nam ik juist de stoel weg, waarop kortgeleden mijn Moeder gezeten had. Net had ik mijn glas san in de hand, of ik hoorde een plof. Ik schrok er van, toen ik mijn Moeder op de vloer zag rollen, maar ik schrok nog erger, toen ik haar naar haar gordel zag grijpen, want dat betekende: „De sleutelbos". Nu wist ik bij ondervinding al wat voor sensatie het was, zo'n voorwerp in volle vaart tegen je schedel aan te krijgen. Eerst de achterste delen van de sleutels en daarna de baarden hiervan. Dank je wel! Ik bukte mij dus tijdig, zodat het voorwerp instede van mij, haar servies vernielde, dat zich in de toevallig openstaande kast bevond. Ik wist dat mijn Moeder nog over méér projectielen be schikte, haar sloffen. Ik wachtte de gang van zaken dus niet rustig af, maar rende in gebukte houding de deur in, die mij naar de vrijheid kon voeren. Maar zo ver zou ik deze keer niet komen, want mijn hoofd botste in de deuropening in volle vaart tegen iets dat zachter was dan een muur, dat „ngéèk!" zei. Het bleek de buik te zijn van mijn Vader, die uit nieuwsgierigheid naar de herrie, juist op het kri tieke moment in de deuropening verscheen. Ik had hem net niet zó getroffen, dat hij K.O. was. Hij kreeg mij in elk geval toch te pakken. Geassisteerd door mijn Moeder volgde de afstraffing. Deze keer hielp geen moord en brand geschreeuw, of schaamte voor de buren, meer. Ik bleek na afloop van de tuchtiging de Ameri kaanse vlag te immiteren. De rotantikken en kne pen. H.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 6