Het goochelen in de goeie ouwe Indische tijd
HANTOE KESASAR
The magician's art is to take people
to a land of enchantment, a land of
"Arabian Nights", a fairy land of
wonder.
„Kannst du schweigen?"
Kun je zwijgen? Dat was wat de oom aan de klei
ne Hermann von Bargen vroeg, toen kleine Her
mann, gefascineerd door de „toverkunsten" van
die oom, vroeg hij zelf ooit ook zou kunnen to
veren en of die oom hem dat zou kunnen leren.
Dat was in Hamburg, in het begin van deze eeuw,
toen Hermann met zijn ouders in Duitsland was.
Alle goochelaars, vooral de jongere, leren van hun
leermeesters dat de geheimhouding van trucs de
bescherming is van hun kunst.
Heel ernstig beloofde Hermann te zullen zwijgen en
hij leerde van zijn Hamburgse oom de beginselen
van de goochelkunst. Hij leerde eieren uit een lege
doek te laten komen, hij leerde met munten, bal
len en kaarten te manipuleren. En deze liefde
voor het goochelen heeft hem nooit meer losge
laten. Ook niet toen hij afstudeerde aan de mid
delbaar technische school en hij het diploma elec-
trotechniek in zijn zak had.
Hermann von Bargen werd een van de groten on
der de Indische goochelaars. De naam „Mar-
velly" wekt bij ons nog de herinnering op aan de
vele „marvels" die hij ons vertoonde.
En dit brengt ons terug naar ons relaas over het
goochelen en de goochelaars uit de goeie ouwe
Indische tijd, dat wij in Tong-Tong no. 9 van
november vorig jaar begonnen.
Onze Indische goochelaars van vroeger doen
beslist niet onder voor de westerse gooche
laars van nu.
Op dit eerste artikel kregen wij vele reacties. „Toe,
meneer Waldi, vertel ons iets meer over die goo
chelaars van tempo doeloe, want ik geloof dat ze
beslist niet onderdoen voor de tukang sulap van
djaman sekarang", schreef mij een dame. Dat ge
loof ik stellig ook niet en dat zal Prof. Marisini,
die thans in Hilversum woont, beslist ook be
amen.
Weet U dat Prof. Marisini ook in Holland grote
voorstellingen heeft gegeven? In 1952 en 1953. En
dat hij nog niets van zijn oude élan verloren had,
getuigen wel de krantenknipsels, die ik hier heb,
zoals:
Het Vrije Volk
Marisini's in Baarn oogsten groot succes.
In de overvolle aula van het Baarnse Lyceum heb
ben de Marisini's, het echtpaar Yoga-artisten, dat
zich in Baarn heeft gevestigd, hun eerste voorstel
ling in Nederland gegeven. Enz. enz.
De Baarnse courant
Prof. Marisini toonde ongeëvenaarde staaltjes van
goochelkunst en introduceerde met zijn echtgenote
het Yoga-isme in Baarn.
Ook de andere kranten, o.a. het Utrechtse Nieuw-
blad, uitten zich in dezelfde bewoordingen.
Hier is dus een Indische oud-goochelaar, die met
zijn in Indië opgebouwd repertoire, het Hollandse
publiek geheel weet te veroveren. Is dit geen over
tuigend bewijs, dat onze grote Indische goochelaars
beslist niet onderdeden voor hun westerse en ook
Amerikaanse collega's? Enige van de illusies van
onze grootmeesters prijken ook nog altijd op de
repertoires van zelfs Amerikaanse illusionisten.
Mogen wij van deze plaats uit allen bedanken
die ons gegevens hebben gestuurd over die goo
chelaars van toen.
De heer O. F. Jansen uit Amsterdam, die ons het
een en ander kon vertellen over de goochelaar
Coenradi, meer bekend als de brandkasten speci
alist. De familie Poublon-Geway uit Nieuw-Lek-
kerland, die wat meer wist van de goochelaar
occultist Nico Geway. Naar aanleiding van hun
brief moet ik enige dingen in mijn vorige relaas
corrigeren. Allereerst de naam Guway. Dit moet
ten rechte zijn: Geway. Verder de resident
Brilleman. Deze was wél een famililid van de
Geway's, doch niét Nico's grootvader van moe
ders zijde, zoals ik oorspronkelijk dacht.
Het zou onbegonnen werk zijn te trachten alles
over de Indische goochelaars in één artikel te
vertellen. Zij zouden daarmede niet tot hun recht
komen. Hoe kan ik de aardige anecdotes ver
halen die mij bekend zijn van Coenradi, zonder
daarbij die te voegen van Prof. Marisini en van
Marvelly? Ik heb menige zondagochtend doorge
bracht bij het echtpaar Neiteler (Marisini), in
Hilversum, waar ik altijd op een echt Indisch
onthaal kon rekenen. En wat die Marisini dan op
zo'n ochtend losjesweg over zijn Indische tijd ver
telt, over zichzelf en de andere Indische gooche
laars, gaat gewoonweg niet in één enkel hoofd
stuk. Ik hoop nu maar dat Tj. R. mij nog éénmaal
aan het woord wil laten over onze grote boengs
in het goochelen.
Dromen zijn belangrijker dan statistieken en
het Leven is eerder een kunst dan een boek
houding.
Wie het bovenstaande ooit heeft gezegd weet ik
echt niet meer. Wel weet ik dat het menselijke
verstand de gave van de redenering bezit en dat
wij daarom het boekhouden hebben kunnen uit
vinden. En door het boekhouden hebben wij het
dromen verleerd en daarom zullen wij ook nooit
verder zien dat Horatio.
Wat weten wij, nuchtere dagjesmensen, van tover
formules? Hoe kan ik het U vertellen, dat Nico
Geway, de mysticus, vloeiend laag en hoog ja-
vaans sprak en dat hij ook alle Javaanse tover
formules kende?
Nico Geway was een gevreesd man in Tjepoe,
omdat hij zowel aan witte en zwarte magie deed.
Hij vastte dagenlang en bracht de nachten, geheel
alleen, wakend door op oude graven.
Heus waar. Zij bestaan, die toverformules! Ik heb
ze gezien (lezen kan ik ze helaas niet) en nog
mooier, ik heb er zelf één. De formule die ik be
zit, maakt glas eetbaar. Helaas, ik heb de moed
niet kunnen opbrengen om na het uitspreken van
de toverformule een stuk uit een glas bijten, het
glas fijn te kauwen en door te slikken.
Als U lacht en zegt dat het met die toverformules
hoog Javaans of niet, allemaal onzin en bijgeloof
is, dan neem ik u tot slot van dit tweede relaas
over het goochelen in Indië, mee naar een straat
in de Mentengbuurt van Djakarta. Nog niet eens
zo lang geleden.
In die straat woonde, een meneer van ambonees-
Nederlandse afkomst. Hij kon aantonen dat hij een
rechtstreekse afstammeling was van een Javaanse
Radjah, die eens (in de 18e of 19e eeuw) naar
het eiland Ambon was verbannen. Die vorst nam
zijn toverboeken, deel van zijn vorstelijke attribu
ten, mee in zijn verbanning. Zijn nakomeling had
die boeken nog, en de magische kracht was op
hem, de rechthebbende troonopvolger overgegaan
aldus die heer daar in die straat.
Op die namiddag, dat ik bij hem was, toonde hij
mij de boeken, en meer nog, hij toonde mij zijn
magische kracht. Als goochelaar was ik bedacht
Al eerder verschenen er in TONG TONG
goochelaarsverhalen. Wij krijgen over dit
blijkbaar onuitputtelijke onderwerp ook vrij
regelmatig copy binnen, maar het lijkt ons
interessant eens een ander onderwerp aan te
snijden. Zo moet Indië op het gebied van de
telepathie ongetwijfeld ook zijn beroemd
heden hebben gehad. Wie van de lezers
weet er iets van en stuurt ons gauw wat
leuke copy? We wachten met spanning!
DE REDACTIE
op goocheltrucjes, doch wat hij mij liet zien, was
bizar en groots tegelijk.
Zo echt passend bij hem, de mystieke kroonprins
van een verbannen en toen verder vergeten Ja
vaanse vorst.
Hij bewoonde een paviljoen, achter in de tuin. In
zijn stille kamer, door het restje licht van de late
middag nog schemerig verlicht, gebood hij mij geen
woord te zeggen en alleen maar toe te kijken.
Hij kleedde zich helemaal uit. Toen nam hij een
lange doek, die hij zich om de lendenen wikkelde.
En om zijn hoofd een tulband. En toen was hij
niet meer een meneer, die in de Mentengbuurt
woonde, doch de Javaanse vorst, die hij was. Hij
ging op de vloer zitten met vóór zich een dupa
met gloeiende kooltjes vuur, waarin hij menjan
deed. Ook had hij een kom met sirihbladeren. In
de stilte van de kamer hoorde ik herri de bezwe
ringsformules prevelen. Toen begon hij de sirih
bladeren één voor één in een cirkel om zich heen
op de vloer te leggen. Opnieuw prevelde of zong
hij de incantaties. En toen zag ik het wonder
lijke, het bizarre, het grootse. Hij tilde de blade
ren langzaam, een voor een, van de vloer. En
onder elk blad dat hij van de grond nam, ver
toonde zich de natte afdrukjes van menselijke
voetjes, vijf of zes centimeter lang.
En daarmee moeten wij het voor deze keer maar
stellen.
Met maqische qroeten,
WALDI,
goochelaar I.B.M.
Voor wie meer weet over die goochelaars, hier is
het adres aan wie U de gegevens kunt sturen:
W. Doeve, Christ. Huygenslaan 19, Soesterberg.
(De verdwaalde geest)
Djakarta, het oude Batavia, kende verscheidene
heilige plaatsen, waar geregeld bedegangers naar
toe trokken, met het doel door offerandes en be
loften, een zakelijk voordeel te verkrijgen. Ook
vond de gang naar een dergelijke plaats of graf,
dikwerf haar oorzaak, in verband met een on
geneeslijke ziekte of een liefdesaffaire.
Bekend is o.m. het heilige kanon (Si-Djagoer)waar
duizenden kinderloze gehuwde vrouwen naar toe
trokken, om aan de geest van dit kanon de gunst
af te smeken hun toch een kind te schenken. Als
ritueel voorschrift behoorde wierook te worden
gebrand en kleine papieren pajongs (parasols) al
daar verkrijgbaar, bij het kanon te worden ge
plaatst. Het was niet bepaald noodzakelijk om
persoonlijk te komen. Bij verhindering kon een
remplacant worden gezonden.
Een moeder had twee volwassen dochters, waar
van één reeds acht jaar was gehuwd. Dit huwelijk
was echter kinderloos gebleven, ondanks consult
bij artsen en specialisten. Allen waren er verdrietig
onder geworden, voor de moeder, die rijkhalzend
naar een kleinkind uitkeek. Gesterkt door de ver
halen en raadgevingen, die zij van vriendinnen en
kennissen ontving, toog ook zij naar het heilige
kanon. Evenals de andere sollicitanten verrichtte
zij de rituele handelingen. Allerlei beloften werden
de geest in het vooruitzicht gesteld, als deze maar
haar innigste wens, om grootmoeder te worden,
wilde vervullen. Het behaagde de geest haar bede
te verhoren.
Binnen een jaar werd zij inderdaad grootmoeder.
Zij kreeg een kleinkind! Jammer genoeg niet van
de gehuwde maar van de ongehuwde dochter.
De geest was bij ongeluk verdwaald.