HERINNERING AAN JOP BRETON DE NIJS 3 Denkt U aan de OPROEP van voor INDISCHE FOTO'S? SEND]A DIPELABOEHAN KETJ1L Boeat Sri Ajati Ini kali tidak ada merttjari tjinta diantara goedang, roemah toe ah, pada tjerita tiang serta temali. Kapal, perahoe tiada berlaoet, menghemboes diri dalam mempertjaja maoe berpaoet. Gerimis mempertjepat kelam kelam. Ada djoega kelepak elang menjinggoeng moeram, desir hari lari berenang menemoe boedjoek pangkal akanan. Tidak bergerak dan kini tanah dan air tidoer hilang ombak. Tiada lagi. Akoe sendiri. Berdjalan menjisic samenandjoengmasih pengap harap sekali tiba dioedjoeng dan sekalian selamat djalan dari pantai keempat, sedoe penghabisan bisa terdekap. SCHEMERING AAN EEN KLEINE HAVEN Deze keer is er geen een op zoek naar liefde tussen goedangs, oude huizen, verhalen uit touw en mastwerk: schepen, uitgestoten prauwen weerloos in de minste wind, groeien ineen. Druilend valt de nacht neer, waarin de wiekslag van een meeuw verging. Ver buitengaats vluchtte daglicht over de einder heen. Niets beweegt en nu slapen land en diepzee, kwijnt de golfslag. Anders niets. Enkel nog ik, een aangevreten strand langs in de gesmoorde hoop de landtong af te ronden en vaarwel dan een vergeten laatste snikken moet toch ergens te troosten zijn. Voor Sri Ajati De man, die dit onvergeetlijke gedicht schreef, Chairil Anwar, de man, die het zo weergaloos vertaalde, Dolf Verspoor, en ondergetekende zwier ven eens samen door de verlaten nachtstraten van Djakarta. Het was in het begin van de politionele acties. Wij waren vriend en vijand. Er waren sluip schutters in de bomen aan de straat. En de wetten van de curfew legden dodelijke hinderlagen op straathoeken en pleinen. Voor vaderland en vrij heid werden mannen, grijsaards, vrouwen en kin deren gedood en vermoord. Verbijsterend zochten wij ergens in deze „misdadige waanzin des oor- logs" de menselijkheid die het al overleven moest. Chairil was toen al aangetast door tbc. Zijn ein de was op handen. Koortachtig zocht hij naar een Woord, een Formule, een Idee dat sterker zijn kon dan vernieling en ondergang. Wat een opwindende gesprekken hadden wij. Citaten uit de Koran naast citaten uit Rilke, verzen van Mars man en passages uit Hemingway's „The sun also rises"Jo! Poelang, 'ril, nanti di tèmbak! Avondklok!" Maar we vergaten het telkens weer. Zaten tot na tweeën „sekoteng" te slurpen op het Kramatplein om dan weer eindeloos de nacht in te lopen, pratend, zwervend, zoekend. Neen, hij was toch geen dweper of idealist alleen, Chairil. Hij zocht naar tastbare, eerlijke grond waarden, soms met een prozaische nuchterheid, die toch zo weergaloos mensenlijk aandeed. Als hij b.v. dacht aan de duizend engelen die hem (vol gens Moehammadijah) aan de hemelpoort zouden wachten, dan zocht hij onder die duizend engelen naar die ene „met een grogstem als Nina en trillen de wimpers als Jati". Levend op de drempel van eeuwige menselijke waarden hoe konden ko gels of vaderlandsliefde ons deren? Midden in die rommelende melée van Sabang tot Merauke, in die storm van emoties, stierf Chairil Anwar onverwachts. Ik ben hem nooit vergeten. Wie kan hem ooit vergeten? Ergens heeft die jonge Indonesiër het hart van ons allemaal getroffen en zijn diepste gevoelens over alle tijden vorming gegeven. Naarmate de jaren voortschrijden, raken meer en meer van ons alleen. „Tiada lagiAkoe sendi rien lopen wij ons laatste aangevreten strand langs en vaarwel dan. Zou alles wérkelijk voorbij zijn? Of kunnen wij nog voor het laatst vastleggen de diepste gedachte die ons samen bond? Zou het mogelijk zijn een bundel het licht te doen zien van het beste vertaalde werk van Indonesië's dichters en schrijvers? Het zal een kleine garde zijn, die deze woorden verstaat. Die weet, dat het beste wat in Indonesë was (en is en zal zijn) het beste is, wat ook in onszelf was (en is en zal zijn). Maar ik hoop dat die kleine garde klaar zal zijn als zij opgeroepen wordt. TfALIE ROBINSON Ik geef deze herinnering maar, zoals ik haar in dertijd neerschreef, hetgeen toen tegenwoordige tijd was, is nu nog oudere herinnering. „Omwer ken" zou het geheel niet ten goede komen. Er staat daar in Bandoeng, behalve het stand beeld van Pastoor Verbraak, nog een ander mo nument, een eenvoudig borstbeeld. Ook het passe ren daarvan, wekt een mooie, doch tevens droevi ge herinnering op. Droevig, omdat dit leven zo plotseling en afschuwelijk, zo jong en nog zo veel belovend werd afgesneden; mooi, als een herinne ring aan een hoogstaand, door een ieder geacht en geëerd medemens. Op de sprong van de Engelbert van Bevervoorde en de van Houtenweg, dicht bij de brede brug over de Tji Kapoendoeng, waar men een ruim en vrij ge zicht heeft op het in de verte liggend bergland, op een plaats, waar men zich „onbeklemd" voelt, staat het eenvoudige bronzen borstbeeld van de kapitein-vliegenier ENGELBERT VAN BEVER VOORDE. Het staat daar gewijd aan hem per soonlijk, doch als men de straatbordjes in deze omgeving leest, dan ontdekt men vele namen van officieren-vliegenier, die als pioniers der Indische militaire luchtvaart het leven lieten. VAN HOU TEN, SIM DE RUITER, GIEL, BRUNO GROE- NEVELD zijn namen, welke het Indische Leger en speciaal de Indische Luchtvaart niet spoedig zullen vergeten. En het monument voor één nun- ner opgericht, doet in deze omgeving, aan hen al len denken. Ik heb geen bepaalde studie gemaakt van de ont wikkeling van de Indische luchtvaart, maar leefde er intens mede, bewonderde hetgeen door „nieti ge" aardse wezens op de hogere luchtlagen werd veroverd en deed me met respekt opzien naar nen, die door dagelijks proberen, de vervolmaking en veiligheid voor de gehele mensheid trachten te brengen. Op nog verre van volmaakte toestellen gingen zij het luchtruim in. Van „verbindingen" was nog geen sprake, het waren rondvluchten zon der meer. Staande op de weg langs het Vlieg veld ANDIR, kon ik staan kijken naar de mens vogel, die daar zo vrij in de lucht zweefde, de arend evenarend.En als ik ze dan zie passeren in V-formatie, moest ik onwillekeurig denken aan de wilde eenden daar in Europa op hun trek naar het warme zuiden. Het borstbeeld van Jop Engelbert van Be vervoorde, dat eerst in Bandoeng stond, is gespaard gebleven voor vernietiging en vond een plaats in Bronbeek, waar het op 21 juni 1957 door de Gen. Maj. G. R. War- tena werd overgedragen aan de Comman dant van Bronbeek. De Kapt. Vliegenier J. Engelbert van Be vervoorde was drager van een eervolle vermelding en van de M.W.O. 4e klasse, beide verleend vanwege krijgsverrichtingen in Celebes in het eerste halfjaar 1907. In 1909 werd hem de eresabel toegekend met de gebruikelijke inscriptie wegens krijgsverrichtingen in Celebes in 1908. Elke morgen staat daar nu op datzelfde ANDIR de KNILM-FOKKER gereed voor zijn vast drie kwartiers-wipje over de bergen naar het vliegveld Tjililitan van Meester Cornelis. Wie denkt er daarbij nog aan een prestatie? Het borstbeeld van JOP, de naam, waaronder hij als bemind cadet bekend stond op de K.M.A., en het later als uitblinkend officier, Ridder Militaire Willemsorde en Drager van de Eresabel zo teke nend bleef, spreekt, bij het in gedachten teruggaan naar ZIJN tijd, een andere taal. Toen was het een gebeurtenis, a een historisch eve nement. Evenmin als op Celebes de sterke rots vestingen Jop de weg konden versperren, evenmin was Java's hooggebergte in staat de Vliegenier van Bevervoorde de doortocht van de warme kusten naar het koele binnenland te beletten. Want het was onze Jop, wie de eer toekomt het allereerste overlandtraject over de bergen heen te hebben geopend. Een JOP, een VAN HOUTEN, een GIEL waren geen waaghalzen, noch waren zij tuk op populari teit. En toch vielen ook zij. Het moest zo gebeuren was men nog pas aan het pionieren met alle risico daaraan verbonden. Dat wisten zij, maar ze versaagden niet. Laten wij, Hollanders, onze pioniers in Indië niet vergeten, wij hebben veel aan hen te danken. En wanneer dan zulk een herinnering, zoals in het ge val JOP, behalve de gedachte aan flinkheid tevens oproept, die aan ridderlijkheid en eenvoud, dan doet ze weldadig en verheffend aan. C. H. C. HORSTING Zie TONG TONG d.d. 15 juni, bladz. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 3