'.it} jfctó» v ir 12 f JACtfTDDRADO'S There are times, when a Man craves to get out of the civilized skin, to slip into a new and rougher nature, something altogether different from the old environment, so that like water, the new would close over his head, giving him renewed strengths, brightening ideas and. ,,A Will of tempered Steel!" Er zijn in het schone Insulinde jacht-dorado's, aan wier welluidende namen menig gerepatrieerde Groenrok met weemoed zal terugdenken! „Blambangan" of „Poerbo", bijgenaamd het „Tijger-Schiereiland", is het zuidoostelijkste reser vaat van Java. Wegens de zeer moerassige omge ving is die streek vanuit de landzijde slechts met ervaren gidsen te bereiken. Aangezien deze niet al tijd „op tijd" verkrijgbaar zijn, maakte ik de tocht per zeilprauw vanuit Banjoewangi, via Tandjong Semboelongan aan de Pangpangbaai, van hieruit de oversteek via de Segara Anak naar de Gradie- kanbaai, waar bivak geslagen werd op het kleine schiereiland Marengan, een rijkelijk van mals gras en water voorziene streek, met in het geacciden teerde terrein weelderige bamboe- en bos-vegetatie, welke ideale laveiplaatsen vormen voor de fauna, doch vooral voor het hoornwild. Het schoonkappen en inrichten van het bivakter rein kostte een Python Reticulatus van ruim 8 m. het leven. Dit reptiel viel meer op door zijn grote diameter en formidabele vang, dan door zijn leng te. Spoorzoeker No. I, met name Djoekie, vond de ontmoeting met de reuzenslang matig. „Sebel, sebel, tjilakah" gromde hij enige malen. Het bijgeloof wil, dat een ontmoeting met een slang n'importe van welke grootte een voor bode is voor pech en/of minder prettige gebeurte nissen, in welk geloof vele Indische jagers delen! Djoekie was kennelijk gedeprimeerd en om hem uit die situatie te halen, duwde ik hem een dubbel loops cal. 12 Dianatrek met een dozijn patronen in de hand en zei: „Kom Djoekie, wij gaan de om geving verkennen!" Zelf schouderde ik een Sauer dubbelbuks 9.3.-4.74 A en volgde Djoekie, die de richting der hellingbossen insloeg. Het was vier uur 's middags en één dier stralende middagen, welke de jungle-bezoeker in een jubel stemming brengen. Welk een heerlijke zonbesche nen omgeving! Glashelder silhouetteerden zich de contouren van de Goenoeng Misto en de Goenoeng Ikan. Als een zilveren lint kronkelde de Gragje- kanrivier zich tussen het fijngroene landschap zee waarts. Het rimpelloze oceaanvlak toonde vele witte zeilen van thuisvarende vissersprauwen. Ik genoot volop en Djoekie werd spraakzamer! Toen de hellingbossen nog circa 200 m. verwijderd waren, liet Djoekie zich op de knieën zakken. Hij wenkte mij toe en schoof de grashalmeD van oorsthoogte van elkaar voor een uitzicht. Ik knielde naast hem neer. De gedachte aan het tafereel hetwelk zich toen ontplooide, maakt mij zelfs nu nog koud! Circa 100 m. verwijderd zag ik in een brede en diepe dalzooi, door het geacciden teerde terrein tot dusver aan het oog onttrokken, een rustende kudde van zestig bantengs, een eind hier vandaan een siësta houdende groep roodwild, welke Djoekie op negentig stuks schatte. Mokerslagen van hart en longen! Ongedurig ging de Zeiss van hoorn- naar roodwild en omgekeerd. Ik raakte niet uitgekeken. Alle pracht-exemplaren, moddervet en met glanzende dekken, zoals alleen de ongerepte Natuur kan herbergen en geen die rentuin. Een onvergetelijk beeld, hetwelk nog diep in mij gegrift is! Eén bantengstier viel op door zijn forse omvang en kapitale tooi. Hij scheen verontrust, bewoog onge durig zijn ogen. Zo nu en dan richtte hij zijn vang op, legde de machtige tooi in de nek. Kennelijk zekerde hij. Plots richtte hij zich op, cirkelde met korte pas rondom de kudde, vang en staart opgericht, de blik wendend naar het omringende heuvelterrein. Eerst toen kwam zijn omvang goed tot uiting. Een ware reus waar mede niet viel te spotten! Op zijn lin ker achterhand vertoonde hij een groot lidteken, hetgeen Djoekie de naam „Si Boerik" (de Gelid- tekende) ontlokte. Een korte en krachtige loei en in galop verdween de stier met aanhang in het oerwoud. Bij de herten geen spoor van onrust. Zij continu eerden hun siësta. Enige beweging ontstond toen uit het woud een langgerekt „breu, breu, breu," klonk. De roep van een verliefde bok, welke na herhaling door enige hinden uit de groep werd beantwoord. Een donkere gedaante brak uit de ijle bosrand. De Zeiss indiceerde een kapitale achtender, bijkans zwart van dek, een oude knar dus. Hij begaf zich regelrecht naar de groep, van waaruit een fraaie zesender hem tegemoet trad. Lachwekkend was beider houding. Met afgemeten en stijve passen, welke de indruk vestigden dat beide zware spit hadden, uitgerekte hals en hooghartige blik gingen zij elkaar tegemoet, en streken hun geweien. Van een duel kwam echter niets, want de kuddebok maakte een sierlijke pirouette, om vervolgens dood gemoedereerd met de „Zwarte" groepwaarts te gaan. Mijn besluit was genomen. Ik wilde die „Zwarte" afschieten, verzocht Djoekie op zijn plaats te blijven en eclipseerde in het heuvelachtige terrein. Ik moest mij haasten, want de zon was reeds ondergegaan, hetgeen snel-verdwijnend buks- licht betekende. In een grote boog berst ik aan, en aan het begin van de dalzool gekomen, gluurde ik boven de grashalmen naar de Zwarte, die in een gunstige flankpositie was. Vlug opgestaan, de safety-pal verschoven, de buks aan de wang en gericht. Verder kwam ik niet! In mijn onmiddellijke nabijheid klonk een rauwe en adembenemende „haoerrr, haoerr. Nog net zag ik de rug van de „Gestreepte", die zich tussen het hoge gras wegspoedde! De reacties op die hevige schrik bleven niet uit! Uit het diepste van de maagholte steeg een wee gevoel op. Ik werd steenkoud, kreeg de slikziek- te. De buks rolde uit mijn handen, mijn knieën knikten erbarmelijk. Ik wilde zitten, doch tuimelde in het gras. Impulsief greep ik naar het pakje „Van Nelle", rolde zo goed en zo kwaad mogelijk Verder kwam ik niet! In mijn on- middellijke nabijheid klonk een rauwe, adembenemende „haoerrr, haoerrrFoto J C H- De jonge bok die voor de „zwarte" op zij ging en hem vrij spel liet. Foto J. C. H. een „Oude Weduwe". De eerste trekken kalmeer den mij, de hartslag werd rustiger en ik transpireer de hevig! Ik barstte toen in een daverende lach uit om het mallotig gebeuren, mallotig omdat twee jagers elkander de stuip hadden bezorgd! Van de herten geen spoor te bekennen. Zij waren foetsie en het kostte mij moeite mijn teleurstelling in te tomen, dat de „Zwarte" mij was ontglipt. De schemering viel langzaam en daarmee kwam die typische rust over het jungle-landschap, welke, naast stichtelijke gevoelens, ook gevoelens van be wondering opwekt, voor het vele schoon, hetwelk in zo n rijk gevarieerde vorm opgestapeld ligt in de ongerepte Natuur. Een verlaten en gelaten gevoel maakte zich van mij meester, langzaam drentelde ik terug naar Djoekie, onderweg stom aangestaard door een la- veiende grote ever met venijnige houwers. „Duvel op" siste ik. Verachtelijk loensend en kwispelend met de krulstaart verdween hij in de dekking. Djoekie bracht ik verslag uit van de onverwach te ontmoeting met de gestreepte. „Oelar betooi taboe", commentarieerde hij! H. wordt vervolgd)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 12