PARAAT BIJ DAGLICHT „Dierenvrienden" (li) Keren wij nu wederom tot ons verhaal terug. Wat bedoelde men te Menado met de aangekondigde „nadere orders voor de drie schepen Had zulks met de politieke aspecten te maken? Ja, inder daad! Alras kregen de drie schepen opdrachten om voor de Permesta enkele reizen te ondernemen. Uiteraard werd hiertegen door de agent der K.P.M., de heer Israel en de gezagvoerders ge protesteerd. Niettegenstaande deze protesten en van de directie der K.P.M. ontvangen orders om geheel afzijdig te blijven van alle werkzaamheden van óf met betrekking tot de schepen, moesten agent K.P.M. en schepen toch normaal hun werk verrichten en zonodig varen; dit was een order van de militaire junta, waaraan tevens werd toe gevoegd, dat geen enkele order van de K.P.M. el ders mocht worden opgevolgd. De verschillende korte reizen, die daarna door de schepen moesten worden gemaakt, hadden ten doel om voorraden en militairen binnen het gebied van Noord Celebes te verspreiden en copra aan te voeren. Teneinde te voorkomen dat de scheeps officieren en bemanningen de orders tot varen zou den negeren, werden militaire bewakingsgroepen aan boord geplaatst, tot het volledig doen uitvoe ren van de door of namens de Militaire Gouver neur gegeven vaaropdracht. Het sterkste staaltje van durf van de junta tijdens één dezer reizen was wel het onverwachts en in het diepste geheim varen met het ss „Swarten- hondt" naar de havenplaats Makassar in Zuid Celebes, om daar uit het hol van de leeuw enkele bataljons Menadoneze militairen compleet met hun volledige bewapening en transportmiddelen af te halen! En passant ledigden deze militairen tevens het gehele wapendepot, hetgeen voor de Permesta een welkome aanvulling van hun arse naal was! De pro-Java autoriteiten te IVIakassar waren volkomen verrast en durfden met de aanwezi ge Javaanse troepen de embarkatie niet tegen te gaan; zij kregen daar trouwens de gelegenheid niet toe, want de commanderende officieren der Java- troepen waren in z.g. vergadering bijeengeroepen en werden daar onder bewaking vastgehouden zo lang de embarkatie duurde. De voorbereiding had uiteraard in het geheim plaatsgevonden. Na enkele reizen te hebben gemaakt lagen alle drie de schepen toen uiteindelijk tezamen op de re de van Menado. Bewaking bleef gehandhaafd. In de loop der weken werden echter de proviand- en brandstofvoorzieningen der schepen steeds moei lijker. Bij stukjes en beetjes moesten uit allerlei winkels de laatste hoeveelheden conserven in blik worden bijeen gegaard. Alle leveringen van meel, rijst, klapperolie, suiker, zeep, en melk in blik moesten via het militaire distributie kantoor wor den aangevraagd en konden niet ten volle worden verkregen. Aan boord der schepen moest de grootst mogelijke zuinigheid worden betracht. Tevens diende er aan boord voor te worden ge waakt, dat er een geheime 1 O-dagen voorraad brand stof (olie) werd aangehouden, opdat de schepen eens in staat zouden zijn om op eigen kracht deze contreien te verlaten, zo de gelegenheid zich hier toe voordeed! Wat de behandeling van de Nederlanders en de buitenlanders aanging, kon echter gezegd wor den, dat zij volkomen als gasten van de Permesta- regering in het land werden beschouwd en ook als zodanig werden behandeld, mits zij zich aan de wetten en bepalingen hielden. De spanning in het gebied nam met de dag toe. De militairen schenen iets te verwachten; van ver schillende zijden kwamen berichten binnengedrup peld over troepenconcentraties op Makassar en op Ambon. Over het samentrekken van schepen, enz. De situatie werd er niet aangenamer op en vele Nederlanders wendden zich tot de heer Israël (de K.P.M. is in moeilijke tijden dikwijls de vraagbaak geweest) met het dringend verzoek of zij niet geëvacueerd konden worden. Onder hen bevonden zich ook vele spijtoptanten. In dit sta dium ontstond even een nauwe samenwerking met de heer Telman van de Ogem (Overzeese Gas en Electriciteits Maatschappij), die tevens corres pondent van de Nederlandse Diplomatieke Ver tegenwoordiging te Djakarta was. Er werd con tact gezocht met deze Vertegenwoordiging en met de Consul Generaal der Nederlanden te Singapore, doch men kon nog geen evacuatieschip in uitzicht stellen. Men adviseerde om met bepaalde scheep- vaartmijen in Makassar in verbinding te treden. De genoemde maatschappijen voeren echter géén van alle via Menado. Inmiddels werd via de radio ver nomen, dat de evacuatie van Nederlanders uit op standig gebied, nl. dat op West Sumatra, met na me rondom Padang, vanuit Singapore door de Consul Generaal geregeld was en op gang gebracht. Te Menado deden zich overigens geen speciale bijzonderheden met betrekking tot de K.P.M. voor. Men had in navolging van Java en elders de K.P.M. en verschillende andere Nederlandse in stellingen onder een commissie van Toezicht en Beheer geplaatst, m.d.v. dat de commissie zich niet bemoeide met de directe leiding, doch bedoeld was om juist het economische leven op gang te houden; dit laatste dus in volkomen tegenstelling met hetgeen elders gebeurde. Toen deed zich op 8 februari onverwachts een vlaggenincident voor. De schepen mochten volgens de havencommandant geen vlaggen meer voeren. Een militair kampement, zonder de nodige honden en apen kun je je haast niet indenken en al was, wat daar als hond rondliep dan ook veelal je reinste kampong gladdakker, de liefde van de jongens voor hun hond was er niet minder om, hadden ze alles voor over. In 1946 zou een bataljon Jagers worden overge plaatst naar Padang en in de haven van Tandjong Priok lag de „Ruys" van de K.P.M. klaar om de jongens op te nemen. Het bataljon is gearriveerd op de kade en heeft het zich, in afwachting van het commando zich aan boord te begeven, gemakkelijk gemaakt. Lig gend en zittend op of naast hun plunjezakken kijk ik op de troep neer, staande op een der bovenste dekken van de Ruys. Ik sta daar niet alleen, want ik ben- geroepen door de 1ste stuurman, die tegen me zegt; „Majoor, zie je die honden en die apen, die ze bij zich hebben. Ik wil die beesten niet aan boord hebben. Als sergeant-majoor van de vaste staf, belast met de inwendige dienst aan boord, kan je dan niet veel anders doen, dan zeggen: „Ik zal eens kijken, wat ik daar aan doen kan. stuurman. Het wordt moeilijk, vooral als je weet hoe gek of de jongens met hun beesten zijn. Ik wandel de kade op en zeg tegen een jongen, die met een hond zit te spelen: „Is die hond van jou?" het antwoord is, zoals ik het verwacht had: „Ja, ma- joor." „Nou, jo, dan heb je pech gehad, want de 1ste stuurman heeft me juist verteld, dat hij geen hon den of apen aan boord wil zien. Nadat ik dit gezegd had, ben ik rustig weer aan boord gegaan. Toen even later het commando, in schepen, kwam, heb ik zelf, met de 1ste stuurman, bij de gangway gestaan en ik kan met de hand op mijn hart verzekeren dat ik geen beest gezien heb. Toen de Ruys de haven van Priok uitvoer leek het schip, tot grote woede van de 1ste wel een kennel. J AN VAN HOLLAND Door tijdig ingrijpen van de heer Israel werd deze order door de garnizoenscommandant weer teniet gedaan, en werden de scheepsofficieren op een of ficiële bijeenkomst met deze commandant excuses aangeboden. Inmiddels waren de Indonesische opvarenden wei steeds lastiger geworden, aangezien zij nu reeds maanden van huis waren. De agent wist te bewerk stelligen dat vele van hen, o.a. de losse meevaren de bootwerkers met een Indonesisch schip naar hun woonsteden konden terugkeren. De voedselvoorzieningen werden steeds moeilijker, ook het onderhoud der schepen. De directie der K.P.M. scheen ook haar besluit genomen te heb ben, want alle K.P.M.-ers-Nederlanders, kregen de opdracht voor zichzelf en het eventuele nog aan wezige gezin exitpermits aan te vragen. Toen werd het 22 februari. 's Morgens om half zes werd Menado opge schrikt door het geronk van vliegtuigen en hevige explosies. De Regering begon zijn aanval. Menado werd bestookt, het radio-zendstation werd vernield en nog vele andere doelen. Een aanval op het munitie depot mislukte gelukkig. Enorm veel burgers begonnen na afloop de stad te verlaten, firma's sloten, het werd een ware uit tocht naar het gebergte. Thans besloten de heren Telman en Israel officiële stappen te onderne men ten behoeve van de Nederlandse Gemeenschap en de Nederlandse (K.P.M.) schepen. Zij bezoch ten het stafkwartier van de Militaire Gouverneur en legden deze de volgende vragen voor: 1. Is u bereid de 3 K.P.M.-schepen vrij te geven en de Nederlanders hiermee te laten vertrekken? 3. Indien u de 3 schepen niet wilt vrijgeven, kan dan één schip ten behoeve van de evacuatie worden vrijgegeven? 2. Mogen Nederlandse gezinnen zogewenst hun toevlucht aan boord der K.P.M.-schepen zoeken, indien de onveiligheid daartoe noopt? 4. Is u bereid toe te staan, dat een door onze Nederlandse Regering aan te wijzen schip de Nederlanders alhier komt evacueren? Op deze vragen werd geantwoord, dat men de schepen niet kon los laten en dat evacuatie nog niet urgent was, doch in de loop van het onderhoud zei men later de kwestie van punt 2 te zullen be zien. Na deze bijeenkomst wendden beide heren zich tot het Hoofd van het Rode Kruis, met het verzoek een evacuatie mogelijk te maken. Toen rijpte het ontsnappingsplan. Beide heren besloten tevens over te gaan tot het registreren van alle Nederlanders en buitenlanders die geëvacueerd wensten te worden. Uiteraard konden nog geen mededelingen worden gedaan inzake de afvoergelegenheid, er werd slechts ge zinspeeld op de mogelijkheid van de komst van een regeringsschip. Teneinde zeer vele Nederlan ders te kunnen helpen met het afdoen van hun verschillende financiële beslommeringen, omdat ze van Regeringszijde de laatste twee maanden geen pensioenen en dergelijke meer hadden ontvangen, werd een noodfonds opgericht. De heren Telman en Israel handelden hierbij geheel op eigen initiatief, aangezien zij generlei instructies konden ontvangen, daar de 25ste februari alle verbindingen met de rest van Indonesië werden verbroken. Op 2 maart onderging het vliegveld van Menado een luchtaanval; de evacuatie der stad ging door; de meeste Menadoneze families hadden familie in het gebergte en in de kleinere plaatsen wonen of waren in het bezit van eigen woningen in het gebergte en trokken daarheen. Maar waar moesten de Nederlanders naar toe? Zij drongen steeds meer op spoedige evacuatie aan. De toestand werd inderdaad dringend, men maak te zich zeer ongerust over een mogelijke aanval met troepen. Vrij onverwachts werd twee dagen later door het Hoofd van het Rode Kruis gevraagd of de even tueel te evacueren Nederlanders en anderen tijde lijk aan boord van de drie K.P.M.-schepen kon den worden opgevangen, vóórdat een evacuatie schip zou arriveren! Merkwaardig! De agent der K.P.M. antwoordde hierop bevesti gend, onder voorwaarde dat extra rijst, suiker, meel, blikken melk, enz. via de distributie ver strekt zouden worden. Hij deed tegelijkertijd de ge zagvoerders een schrijven toekomen waarin hij het vertrouwen uitsprak, dat zij naar best vermogen de helpende hand zouden bieden.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1960 | | pagina 8