Waar komen de Israels vandaan?
&SZ SS i'
Van een vroom Predikant, de Kraton en
een Hollands Dichterpaar
SmSJit .p <™p» <0 m"
Waar kwamen de Israels vandaan en hoe zijn ze
in Indië gekomen? Aldus onze belangstellende
lezer, L. W. te Zw. in zijn uitvoerige brief, n.a.v.
ons 'artikel over de Dimonti's. Deze heer heeft,
als navorser in den dop, in 1932 vele zerken op
het kerkhof achter de Pasar in Jogja opgeschil-
derd, hij woonde daar bij een familie Israël, en
zijn moeder was een Israel, en nu wilde hij er wel
wat meer van weten!
Leken menen altijd, dat de Israëls van joodse
origine zouden zijn, en het is misschien wel aar
dig, dat hier eens recht te zetten. In een wel
uiterst onverdachte bron, nl. het Deutsche Ge-
schlechterbuch, bd. 107, dat midden in de Nazitijd
in 1939 het licht zag, staat een uitvoerig artikel
over de familie, waaruit blijkt, dat omstreeks 1580
een vroom predikant leefde, Amelung genaamd,
wiens zoon Christoph ernstig ziek werd. De Vader
bad vurig om zijn herstel en deed de belofte, dat
hij dien zoon aan God zou wijden, hem de naam
Israel zou laten dragen, en zijn nakomelingen bij
voorkeur bijbelse voornamen zouden voeren. Uit
die zoon stamt een uitgebreid nageslacht, voor
namelijk theologen en geleerden, ook in Neder
land leven nog meerdere predikanten van die
naam. Het familiewapen is een zilveren duif,
met een groen olijftakje in de snavel, op een blauw
Maar nu de Indische tak: Op 28-9-1776 trad
Abraham Israel geboren in Hildburghausen in
1755, in dienst bij de V.O.C. en vertrok als „hoop-
loper" met de .Johanna Margaretha" van de
kamer Enkhuizen naar Java. Na zijn aankomst
ging hij in militaire dienst, van 1778—1781 in gar
nizoen te Soerabaja, waarna hij in 1782 als
dragonder bij de lijfwacht van de Sultan te Jogja
kwam. Hij overleed er 2-7-1807, en ligt op de
oude begraafplaats achter de Pasar aldaar be
graven onder de steen: Rustplaats van Abraham
Of hij ooit gehuwd is geweest, is ons onbekend.
Tijdens zijn verblijf in Soerabaja heeft hij aan twee
kinderen zijn naam gegeven, te weten Willem,
geb. aid. 1778, en Jan geb. 1781, beiden vestigden
zich in juni 1796 te Rembang.
In zijn testament benoemde Abraham zijn 3 met
name genoemde adoptiefkinderen tot universeel
erfgenaam. Het waren Johannes geb. Jogja in
1791, in 1817 vermeld als trompetter bij de sultan,
Hendrika Catharina, overleden te Jogja 5-3-1822
als weduwe van Herrebrugh en ten slotte Barend
Hendrik, later voorkomende als Hendrikus
Bernardus, geb. Jogja 1797, eveneens in 1817 ver
meld als trompetter bij de Sultan. Hij huwde een
dochter van Adrianus Schalk (1787 1844), een
plaatselijke autoriteit. De familie is tè uitgebreid
om een enigszins redelijk verantwoorde genealo
gie te geven" waar we trouwens minstens een héél,
zo niet méér, nummers van Tong-Tong voor nodig
zouden hebben, te meer waar de Rembang'ers
naar Solo en Djokja trokken en omgekeerd, ter
wijl de gelijkheid van voornamen ook verwarrend
werkt, wij zullen ons dus maar beperken tot een
drietal takken, die te Jogja geleefd hebben, en
houden ons ten zeerste aanbevolen, voor mede
delingen onzer lezers omtrent naamdragers.
Uit het echtpaar Israël/Schalk sproten, voor zo
ver ons bekend, drie zoons en twee dochters.
I. Valentyn Leopold Israel, geb. Jogja 1830, er
overleden 1888, landhuurder op Grogolan bij Kla-
ten, een indigo-onderneming. Hij huwde 1851 Anna
Elisabeth Dimonti, die hem tot 1904 overleefde.
Hieruit 3 kinderen:
a. John Louis, beheerder van de Sultanaats-
kas, (Oom John), woonde in het zeer grote
huis op Pakoe Alaman, tegenover het huis
van Prins Pakoe Alam, achter het huis van
Cherry Weynschenk op Bintaran. Hij huwde
te Jogja op 2-3-1880 met Caroline Catha
rina Augustine Martens, die omstr. 1920 aan
suikerziekte overleed. Of hij ooit hertrouwd
is met zijn njai Vrouwe Su, konden we niet
nagaan, wel heeft zij na zijn dood, het gewel
dige huis geërfd. Kinderloos.
b. Jean Henri Israel (oom Hein) geb. Jogja
3-8-1854, overleden ten huize zijner dochter
te Soerabaja 24-1-1925. Adj. Chef 4e Afd.
S.S.O./L. Hij huwde te Semarang 27—11
1876 met Anna Louise Mathilda Nolson,
juist uit Holland met haar ouders aangeko
men. geb. 1859, overleden 's-Gravenhage
1942. Dochter van Pierre Léonce en Maria
Geertruida Baldina Friederika van Tets. Hier
uit één dochter,
c Elisabeth Israel, geb. Jogja, overleden omstr.
1926 op „Dinojo" bij Malang. Zij huwde Pierre
Francois Antoine Reyneke van Stuwe, 1834
Sinjorani 1909. Zoon van Jan Hendrik en
Jacqueline Pierrette Gaberel. Tante „Lies
was zeer gefortuneerd, doch leefde dood-een-
voudig, en toucheerde zelfs haar pensioen
niet, dat automatisch uitgekeerd werd aan haar
nichtje Jeanne, de vrouw van de dichter Wil
lem Kloos, wiens verzen hem wél roem, maar
geen levensonderhoud opbrachten, zodat Tante
Lies' bijdrage meer dan welkom was. Kinder-
loos. t HA
II. Louis Johan Francis Israel, geb. Jogja /-'i-
1840, begr. op Gondomanan, ongehuwd? Over
leden vóór 1888.
III. Abraham Christiaan Thomas Israel, geb. Jog
ja 16-12-1842, begr. Gondomanan 16-5-1888.
Gehuwd met Maria Theresia Dom, geb. 1858, be
gr. te Malang, zuster van de bekende suikerko
ning George Dom, van Tjebongan, kleinzoon van
Pieter Dom en Maria Johanna Weynschenk; en
nicht van de bekende venduhouder Oom Coen-
raad Dom. Hieruit: (wellicht o.m.) Johanna
Louisa Israel, geb. Jogja 20-11-1878, aldaar ge
huwd op 26-9-1902 met Pierre Henri Corneille
Wilier.
IV- Augusta Israel, geb. Jogja 1381833, begr.
bij den Pasar 2-9-1865. Gehuwd met Jacobus
Wardenaar, geb. Soerabaja 12-2-1811, begr. bij
den Passar 5-9-1865. Hun dochter Louise, (tante
Wies) werd ook grootgebracht bij de tantes
Dimonti, huwde te Jogja 10-6-1881 met George
Willem Evert Ludeking, waaruit twee dochters,
Maria Augustina Elisabeth Ludeking, geb. Jogja
1-11-1882, en Marie Louise, geb. Jogja 30-4-1884,
gehuwd met Kits van Heyningen.
V. Johanna Theresia Israel (tante Trees), geb.
Jogja 9-10-1835, ongehuwd, leefde nog hoogbejaard
bij haar neef John.
Naast deze tak, leefde ook nog een bekende Jog-
jase stam Israel, vermoedelijk afstammende van
Johannes Bernardus, gest. Jogja 15-11-1879,
eveneens begr. op den Passar, de Sergeant Passar,
wiens graf nog in 1930 keurig onderhouden werd.
Of Gustavus Bernardus, geb. Jogja 18-5-1840,
zijn zoon was, is ons vooralsnog onbekend, maar
zijn kleinkinderen woonden in 1925 gezamenlijk in
de Apotheekstraat no. 4 te weten:
1. Adolphine Israel, in 1925 wed. D. A. Pereira
(tante Dop) een zeer bekende figuur in Jogja, be
roemd om haar rijsttafel, die zij zelfs op Isla
mitische feestdagen voor de Sultan gereed moest
maken. Ook leverde zij jaarlijks 12 kains en
hoofddoeken, die de Sultan bij galagelegenheden
droeg, en gebatikt waren met zijn wapen en pa
rang-roesak.
2 Haar zuster was „Nonja Kandjeng Sophia Is
rael, geb. 9-8-1879, in 1902 te Demak gehuwd met
Henry Rudolf Pereira, Ass. Resident, broer van
de man van Tante Dop.
De beide dames hadden meerdere kaartmiddagjes
per week, waarbij trouw tjeki gespeeld werd. Er
gaat een verhaal, dat zij op een zaterdag zo in het
spel verdiept waren, dat zij doorspeelden tot zon
dagmorgen over 10, toen onverwacht Meneer Pas
toor verscheen, om eens te onderzoeken, waarom
zijn trouwe schaapjes niet in de mis gekomen wa
ren! Op zijn nadering werden de kaarten in de
oedet verborgen en vloog de ganse schare als een
troep opgeschrikte kippen uiteen.
3. Abraham Israel, bekend als Oom Bram. Of hij
synoniem is met de befaamde Oom Bram, wiens
toetoepje zijn corpulentie niet meer kon omspan-
nen, zodat de jongere generatie hem „Oom Bram
met de bl.buik" noemden, is nog niet zeker. Wel
weten we, dat hij een geweldige smulpaap was, die
ongelooflijke voorraden van Tante Dop s onover
troffen rijsttafel kon verwerken, die hem opge
diend werd op een groot Chinees wandbord. Vol
gens de familielegende was zijn corpulentie ten
slotte van dien aard, dat van de „rijsttafel een
segment werd weggezaagd opdat er plaats voor
zijn buik kwam!
(Lees eerder pag. 14)
eer, cheerio, cheerio.