AFSCHEID
3
Decemberdrukte te Batavia
„Tempo Doeloe"
SINTERKLAASSURPRISE
RECTIFICATIE
OVER VERHOUDINGEN
Vergeet niet te gireren, wie aan een nieuw jaarabonnemt toe is
Ons nummer: 6685
En wie „naar boven wil afronden", als Kerstcadeau aan een
mooie toekomst van een mooi blad, aarzel niet!
We're going stronger and stronger!
Vooral in deze drukke decembermaand gaan je
gedachten uit naar het land, dat je nog steeds on
uitsprekelijk liefhebt. Niet alleen, omdat je er ge
boren en getogen bent en dat je er met je gezin zo
gelukkig bent geweest, maar ook, omdat er tal
.van herinneringen aan een zorgeloze jeugd aan
verbonden zijn.
Zo kan ik me nog levendig de drukte op Sint
Nicolaasavond herinneren, die op Noordwijk, een
van de drukste winkelstraten van Bavavia, heerste.
Dan ging je met je ouders of met oudere broers en
zusters Sint N.'colaas vieren, niet binnenshuis, zo
als hier in Holland gebruikelijk is, maar buitens
huis en wel hoofdzakelijk op Noordwijk.
Op de avond van de vijfde December was daar
de hele Bataviase samenleving op de been. Een
eindeloze stroom van feestgangers flaneerde dan
langs de trottoirs van deze winkelbuurt.
Daar hoste de jeugd met feestmutsen en -neuzen
op en gewapend met bordpapieren klappers, waar
mee iedereen, die passeerde, uit pure jool en lou
ter baldadigheid een flinke mep kreeg, die geen
pijn deed, omdat deze klappers luchtig gevouwen
waren. Of men bekogelde elkaar met confetti en
serpentines en aan het hoerageroep scheen geen
eind te komen, als men een kennis tegenkwam.
Op straat reden Sinterklazen en knechts in open
calèches, met twee of vier paarden bespannen,
rond, die vanwege de enorme drukte stapvoets
moesten gaan.
Deze Sinterklazen deden hun naam als kinder
vriend alle eer aan, want zij strooiden kwistig
snoepgoed rond, zodat iedereen aan het grabbe
len ging. En of er ook al stof van de straat aan
kleefde, dat deerde je niet, je was nu eenmaal
in een uitgelaten feeststemming en er op uit om te
genieten. En dat deed je volop!
Als je moe van al het drentelen en hossen was,
streek je voor een koele dronk neer bij ..Maison
Versteeg". Maison Versteeg! Wie, die in Batavia
is geweest, kent dit prachtige taartjespaleis niet?
Maison Versteeg hoorde bij Batavia, zoals het
standbeeld van Jan Pieterzoon Coen en de zuil
op het Waterlooplein bij Indië's oude hoofdstad
behoorden. Zij was met de jaren een vertrouwd
détail van het stadsbeeld geworden. Vele groot
ouders van onze flirt- hockey- en danssport be
drijvende spes patriae hebben in hun naar zij
beweren meer deugd- en bedachtzame kinds
heid bij „Versteeg" ijsjes gelepeld en „de heerlijk
ste taartjes-van-hun-leven" gesnoept. Zo is voor
velen de naam „Versteeg" het summum van ge
zellige herinneringen aan zorgeloze uurtjes in een
lang-vervlogen tijd.
Vooral op St. Nicolaasavond was de grote tuin,
waarin tal van gezellige zitjes, tot aan de straat
kant toe, tot uitrusten noodden, met duizenden
lichtjes feeëriek verlicht. Het was er dan zó vol, dat
je soms een hele tijd moest staan wachten, voor
dat er een plaatsje vrij kwam en je dat vliegensvlug
moest zien te bemachtgen, omdat een ander je
dan voor was. Ja, je kon ook wel verderop bij
„Stam en Weyns" of bij „Rikkers" gaan zitten,
maar wij vonden het bij „Versteeg" het gezelligst
en als je 't geluk had, zo dicht mogelijk aan de
straatkant te zitten, kon je, genietend van een
glaasje limonade met een taartje of een zalig ijsje
lepelend, de eindeloze stroom van uitgelaten feest
gangers voorbij zien trekken.
Tot slot ging je dan met je ouders de winkel bin
nen die een boterletter of speculaaspop of andere
heerlijkheden kochten en mocht je Sint-Nicolaas,
die daar in al z'n eerbiedwaardigheid troonde, een
zenuwachtig-klam handje geven. Van Piet kreeg je
dan een zakje snoep mee naar huis!
Als je dan uiteindelijk doodmoe, maar voldaan
ging slapen, droomde je die nacht van ,,'t heerlijk
avondje" dat alweer voorbij was, maar dat nog
lang in je herinnering zou blijven!
H.G.-V.
Beste Tjalie,
Met separate post stuur ik je zeventig gulden. Ik
had eerst gedacht je voor te stellen hiervoor tien
jaarabonnementen op Tong-Tong uit te geven aan
mensen, die daaraan blijkens hun uitlatingen grote
behoefte hebben. Ik denk hierbij in het bijzonder
aan enkele van onze eminente regeringsvertegen
woordigers.
Achteraf leek het mij toch maar beter één en ander
aan jou over te laten. Uit hoofde van je functie
als redacteur van ons tijdschrift zul je ongetwijfeld
met vele mensen in contact komen en de noden
kennen.
Het is maar een klein bedrag, maar 10.000 abon
nees zouden op die manier zeven ton bij elkaar
kunnen brengen.
Zodra ik weer iets kan missen stuur ik je weer
wat.
Tong-Tong kan altijd op mij rekenen.
Met dank voor al het werk, dat jij voor Tong-
Tong en haar doelstellingen doet, verblijf ik met
gevoUens van de meeste hoogachting,
F, H. Groeneveld.
Later, als Tong-Tong vast en breed en hoog als
een waringin in het Nederlandse leven staat, dan
zullen navorsers misschien denken: hoe is dat
blad in hemelsnaam voorbij zijn kritieke moment
gekomen? Men zal er in de redactionale pagina's
zeer zeker niets van te weten komen. Maar lees
er dan onze boekhouding op na, heren, en tel
de talloze „veel te hoge giro'tjes", die binnenge
komen zijn „onhoorbaar, als de padi groeit".
Hoe typisch Tong-Tong!
In ons vorig nummer (pag. 2) schreven wij de naam
Vogelsang foutief, deze moet zijn: Vogelesang.
Weet U nog, lezer(es), de „baroe" in Indië? De
kersverse totok, die in volwassen stadium van
boord sprong? En herinnert U zich nog zijn moei
lijkheden? Hij moest zich aanpassen aan een voor
hem vreemde maatschappij. En de één meer,
de ander minder hij moest omgaan met de In
lander.
Wij, die het Indische leven en zijn verhoudingen
door en door kenden, bezagen hem en zijn pogin
gen welwillend maar critisch, en het viel niet te
ontkennen: hij had er wel eens moeite mee. De éne
baroe was te hooghartig en keek op de „zwartjes"
neer, behandelde ze als gevoelloze wezens, bele
digde ze zonder meer. De ander was te „ethisch
en behandelde ze op zo grote voet van gelijkheid,
dat hij zijn prestige verloor. Na verloop van tijd
werden de scherpe kantjes er wel af geslepen, en
dan was de baroe: baroe-af.
Nu maken wij het omgekeerde mee.
De „daar-geboren" Europeaan, planter in dit ge
val, die, omdat hij in Indië geboren en getogen was
de Inlander aanvoelde en door zijn personeel altijd
gewaardeerd werd, repatrieert switcht over.
en heeft thans de leiding over ongeveer twin
tig man „Inlandse" (Hollandse) arbeiders. Hoe
moet hij zich gedragen? Ze bekijken hem bij voor
baat argwanend: die slavendrijver uit de rimboe. Is
hij veeleisend, dan wordt er gemokt en gesaboteerd
en hij krijgt verontwaardigd te horen: „Je zit hier
niet op Java!" Is hij toegevender, dan wordt daar
onmiddellijk van geprofiteerd: men trekt de lijn, en
zijn prestige neemt af. Waar is de middenweg, de
gulden middenweg, die zo doodgemoedereerd be
wandeld wordt door zijn collega, de „jofele, toffe"
Amsterdammer, die, hier geboren en getogen, in
stinctief aanvoelt, hóé hij zijn mensen moet aan
pakken zoals wij in Indië instinctief de juiste
verhouding tot de Inlander aanvoelden?
Ah! Moeilijk, deze! Thans dragen wij het stigma
van de „baroe" en is „L'ame occidentale" ons net
zo vreemd, als „l'ame oriëntale" het de baroe in
Indië was in het begin.
Vallen en struikelen, mensen, maar tenslotte ook:
opstaan, en blijven staan!
ELS
U zult zonder twijfel mét ons getroffen of zelfs
geroerd zijn door die uitstekende schets van „Muis
je" in ons vorige nummer (No. 9) over haar AF
SCHEID van Indonesië.
Bij de herlezing van die schets schoot ons onwille
keurig een lezing te binnen, door de schrijfster
Margaretha Ferguson voor de Indische Kunst
kring Tong-Tong gehouden over dit curieuze on
derwerp: „Hoe in de literatuur verscheidene ge
tuigenissen bestaan van het weerzien of voor
het eerst zien van Indië. Getuigenissen van o.a.
Bas Veth, du Perron, Augusta de Wit, Couperus,
Szekely-Lulofs een breed scala van meningen
dus.
Menigeen bij die lezing dacht toen (en sprak er
ook over) of in onze literatuur ook meningen van
prominente schrijvers (sters) bestaan over het af
scheid van Indië, maar we konden ze niet zo spoe
dig vinden. We zouden er in elk geval naar zoeken.
Dit stuk van „Muisje" brengt ons nu echter tot
een directe daad:
Wie wil ons van zijn (of haar) afscheid van Indië
(het oude) of Indonesië vertellen in niet meer
dan 700 woorden?
Welke laatste indrukken hebben U op een bepaal
de wijze het diepst onvergetelijkst getroffen.
De beste tien zullen worden geplaatst.
Denk erom, liever geen in al te schone woorden
neergeschreven clichés over palmen en zondoor-
gloeide stranden; liever ook geen „trap tegen de
ka" zoals van Bas Veth ach nee, toch wel, als
het maar eerlijk is en recht uit het hart geschreven,
DUS gebaseerd op navrante feiten.
Ik moet zelf eerlijk bekennen dat ik geen afscheid
van Indonesië genomen (of zelfs maar gevoeld)
heb om een heel eenvoudige reden: mijn re-enrty
permit was „in behandeling en door een ongelukkig
toeval in ongerede geraakt". Ik zou het gauw
krijgen. Mijn afscheid van Indonesië was dus een
luchtig „tot ziens" tot de asembomen aan de
Priokweg, de coasterhaven, de waroeng bij de
brandweerkazerne, waar ik langs reed. En later
op de boot: „tot ziens" aan de stukken zee die
ik zo goed kende boven water (Onrust) en onder
water (Karang Tjompreng), waar ik zo vaak ge
vist had. Al mijn vrienden had ik gegroet met een
„sampai ketemu lagi" of „tjai hoey" (tot ziens).
Ik zou immers na pakweg een maand of drie te
rug zijn? Zo zie je: de mens wikt, God beschikt.
Ik heb mijn permit nooit gekregen. Goed? Niet
goed? In elk geval: geen bewust afscheid voor mij.
Voor U wel? Schrijf erover.
T.R.