Behalve die van Batavia; die heet KW III
KW III
Indische jongens uit de eerste jaren
van de
Alle HBS-en heten HBS
II
Gymnasiast - le jaar - 1876
Dit is de KW III, zoals ook tien
duizenden niet-KWIII-ecs het
kennen: een diep inliggend rustiek
oud-Indisch woonhuis aan de
grote Matramanweg naar Meester
Cornells. Misschien juist daarom
zo vertrouwd en dierbaar, omdat
je je er echt „thuis" kon voelen
met z'n open galerijen en gangen,
spiegelend schoon geboend door
de „sekolah", altijd lekker koel,
net als de achtergalerij van je
eigen huis. Ontegenzeggelijk was
deze HBS de origineelste van alle
HBS-en. En het is begrijpelijk dat
zijn leerlingen halsstarrig volhou
den dat ze „niet op de HBS maar
op de KWIII" geweest zijn!
■47M.
En daatom zeggen wij tegen al die luitjes die nu in
het Kurhaus het 100-jarig bestaan van hun school
vieren: dubbel slamat! Nummer één met het feest,
en nummer twee dat je het voorrecht hebt gehad
van niet op „zo maar een HBS'' te zijn geweest,
maar op de origineelste school van de gehele we
reld, de KWIII!
Nou moet je niet denken dat ik jaloers ben. Want
ik kom van de PHS (en er is maar één PHS!) .Naast
de gevangenis „de hoofdwacht" weetjenogwel, te
genover het belastingkantoor, naast de KWS en
daar weer naast de Ambachtsschool en de Loge
Ster van het Oosten (met z'n kloppartij-voorerf!)
en daar tegenover was de beroemde Gedong Poe-
tih met het standbeeld van „Si Koen" ervoor, wij
zend naar de grond voor zich als om te zeggen:
„Hier uitmaken als je durft!" Wat een omgeving,
wat een school!
Als je van zo n school komt, kan je des te meer
begrijpen en waarderen de trots van de KWIII-
ers op hun school. Die van buiten helemaal niet
op een school leek, maar op een grote ouwe ad
ministrateurswoning of „residénan", echt gezellig
huiselijk nochtans met een groot grasveld voor
en veel bomen rondom. Er is geen één oud Bata-
viaan, die de KWIII niet kent. Omdat je er min
stens één vriend, één vijand of een aangebedene
op had zitten. Ik kende de KWIII zelfs al van ach
ter vóór ik die school van voren kende. Toen ik er
als een Tjiliwoeng-piraat op een kêtabok-pisang
achterlangs voer (zie Piekerans I).
En later had ik er kontjo's op zitten zoals Wim
Pleyte en Bob Mesman Schultz en Eddie Dias
en Jacques Schotte. adoeh, banjak veel! En (ik
geloof) géén aangebedene. Natuurlijk ben ik vaak
bij de KWIII op bezoek geweest. Om fuifjes bij
te wonen of om 's middags met vriendjes te trai
nen. Daarom ken ik die glimmende, wijde galerijen
tóch wel; die lekkere lommerrijke gemoedelijkheid.
Gek eigenlijk dat je als niet KWIII-er die school
tóch zo goed kent en je echt méé vreugde hebt met
het eeuwfeest van z'n ex-leerlingen. Het lijkt of die
KWIII een plaatsje veroverd heeft in het hart
van alle Batavianen.
Als je dat beseft, weet je ook hoe uniek deze
KWIII geweest is als typisch Indische school,
uitdragend immers die hoge waarden van: gast
vrijheid, sobat besarschap en Hogere Burgerschap.
Laat ons over het succes van deze school als
onderwijsinstelling niet spreken. Dan zijn we met
twee Tong-Tongs nóg niet klaar. De school heeft
letterlijk kandjeng besars van alle soort en geaard
heid gespoten: hoogleraren en hoofdofficieren, let
terkundigen en hoofdingenieurs, superintendenten,
journalisten, sportfenomenen .ze zitten nu van
Canada tot Nw. Zealand en van Pakistan tot Ar
gentinië dan neem je gewoonweg ontdaan je
PHS-pet af. Maar als je ook denkt aan de duizen
den ex-KWIIIers, die „gewoon maar" eenvoudig
ambtenaar zijn gebleven of „gewoon maar" huis
vrouw en je realiseert dat ze ondanks alle geschet
ter van „Vooruit en zie niet om" tóch trots en
gelukkig terug willen kijken naar hun jeugdpara-
dijs, Indië, en naar het middelpunt van dat para
dijs, de KWIII, dan besef je dat die school ook
karakters heeft gevormd. En deugden als trouw,
branie en trots.
Dan gaat die pet, die je tóch al afgenomen hebt,
de lucht in met een ouwerwets vervaarlijk gebrul:
„Ka-wee-drie gaat nooit verloren! Falderalderiere!
enz."
Selamat banjak, ouwe garde! En prik die onver
geeflijke school diep vast in de Historie van Neder
land in de Tropen! Saluut!
TJALIE ROBINSON
Zijn eerste illusie (van een jongen van de lagere
school) is gymnasiast te worden. Hetzij hij te Ba
tavia, hetzij hij in de binnenlanden woont, nu en
dan heeft hij de uniformjas gezien der leerlingen
van het gymnasium Willem III. - zoals de inrich
ting spijt de herschepping in een hogere burger
school, voortgaat te heten en de pet met de ster
en het gouden storinbandje. Hoe heerlijk daar zon
dags mee te pronken!
O, die eerste keer waarop ge het recht hebt dat
alles te dragen! Allen komen kijken, papa, mama,
uw zusters, de baboe van uw jongste broertje, Si-
din, Ali en de naaister, allen vinden u even mooi.
hoe zwelt dan uw klein hart! Wat duurt het lang
eer het rijtuig vóórkomt. Eindelijk stappen uw
ouders in en gij praalt op de bok, naast de koet
sier, in de volle glans van uw fonkelnieuw pak.
Ge voelt het, niet waar beste jongen, dat een ieder
naar u moet kijken en uw verontwaardiging jegens
de koetsier kent dan ook geen grenzen, wanneer
diens onverschillige ogen op de paarden blijven sta
ren zonder één enkele blik links- te slaan. Houdt
dat pak in ere, gij die thans aan het gymnasium
Willem III zijt; het heeft u zoveel weelde bezorgd
en aan zo menigeen vóór U!
O, Bataviaas gymnasium, gij zijt mij lief, al wordt
ge mij met de dag vreemder; zo velt en plant en
verbouwt men op uw erf. Ik sleet tussen uw hek
aan de grote weg en de Tjiliwoeng achter u, mijn
blijde, onbezorgde jongensjaren. Ik dank aan u al
de poëzie van die dagen. Geen enkele dergenen met
wie ik daar was, of ze herinneren zich uwer nog
met vreugde. Waarheen lotwisselingen ons ook
voeren, voor ons allen die enige jaren vertoefd
hebben op uw bodem welks eens klassiek zal
wezen in Insulinde! voor ons blijft ge een oord
vol vrolijke heugenissen zonder dieper smarten
dan „druipen" voor een overgangsexamen, straf-
klasse of de „pot". En de pot, mag die wel onder
het leed meegeteld worden? De meesten onzer heb
ben in de politiekamers (officieel voor „pot") meer
aangename dan droevige uurtjes gesleten. Tegen
woordig bestaat de pot niet meer. Zulk een mid
deleeuwse instelling, voegde niet langer bij een in
richting voor middelbaar onderwijs met fysische,
mineralogische en geologische kabinetten, chemi
sche laboratoria en een hortus.
De pot was ongelooflijk plezierig. Op water en rijst
heette het. Maar een omgekochte kettingganger on
der de zeer omkoopbare gestraften die het erf
schoon moesten houden, smokkelde strootjes, lu
cifers en snoeperij naar binnen, die dan door een
voor de oningewijden niet te ontdekken gat in de
muur, broederlijk met de buren gedeeld werd. Geen
lessen bij te wonen, de ganse dag vrij om te lezen
en te roken! En 's avonds, nadat de suppoost van
de wacht zijn ronde gedaan had, de sloten met
een spijker opengedraaid, de deur zachtjes toege
trokken, in de middelste pot bijelkander gekropen
en gebankt of het om goudstukken ging. Arme
pot! Wij die u nog gekend hebben in uw bloeitijd,
oord der gezellige eenzaamheid, wij hebben later
met weemoed van uw opheffing gehoord.
Gegroet nog eens, Bataviaas gymnasium, verza
melplaats der Indische spes patriae! Gij hebt de
jeugd van bijna alle Indische jongens gezien. Op
uw eindeloze grasperken, onder uw reusachtige
waringins, tussen uw stenen muren hebben nage
noeg allen enige jaren rondgedwaald. Zend er
nog velen met ere de maatschappij in!
Uit: G VALETTE, BAREN EN OUDGASTEN,
Indische Schetsen, 's-Gravenhage 1880