HOESEIN
RADIO BOLLAND
(Prof. Dr. Pangeran Ario Hoesein Djajadiningrat)
Geb. 8-12-1886, over I. 2-11-1960
ROB VAN KOETSVELD
P. G.
Voor ons: tijdgenoten in Leiden, in de ambtelijke of wetenschappelijke kring in Batavia en op Java, was
hij kortweg „Hoesein", en ieder wist bij het uitspreken van deze naam wie men bedoelde. Hij was
oud-leerling van de bekende K.W. Ill-school te Batavia, deed in Leiden eindexamen gymnasium en
studeerde daar (19051913) Oosterse talen, promoveerde cum laude en ging terug naar Indië.
bezoek aan bepaalde in de reuk van heiligheid
staande graven, toen ik hem voor het eerst als
een gelovig nationalist leerde kennen, 't Was zij-
verhaal over een kort verblijf in Parijs, waar hij
met enkele universitair opgeleide Oost-Aziati
sche kennissen er op uit moest passen te halen.
Zij gingen naar hun gezanten; ik moest naar de
Hollandse consulgeneraal, die mij in t Frans te
woord stond. Wanneer zullen wij daar diplomatiek
vertegenwoordigd zijn?
Heel veel later, okt. 1945, toen ik hem dadelijk
na aankomst in Batavia opzocht en wij de situa
tie na Nippons capitulatie bespraken, zo ook het
„Wat nu?" zei hij in de loop van het vriendelijk
gesprek, dat mij wat terughoudender leek dan ik
vroeger gewend was:Wij houden eigenlijk niet
van de Hollanders
Had hij in de lange jaren van vorming en samen
werking tot in de hoogste ambtelijke regionen ge
huicheld? Geen sprake van! Ik heb hem nooit
Eerst twee jaren naar Atjeh om in opdracht van
het Gouvernement een Atjehsch woordenboek sa
men te stellen, toen naar Batavia, om te werken
op het bureau van de Adviseur (later Regerings
commissaris) voor Inlandse en Arabische Zaken.
Hij bleef er, tot in 1924 de toen opgerichte Rechts
hogeschool hem onder haar docenten opnam.
De Indische Regering onder Van Heutsz had de
(latere professor) dr. C. Snouck Hurgronje, haar
adviseur voor Inlandse en Mohammedaanse Gods
dienstzaken, o.m. belast met het algemeen toezicht
op de in Batavia verblijvende inlandse jongelui,
die de middelbare scholen bezochten. Hoesein
werd een zijner pupillen.
Dat „Snouck" (kortweg gezegd) speciale aandacht
schonk aan deze telg uit een in hoog aanzien
staand, bekend Bantams geslacht, verwant aan de
oude Sultansfamilies, bij welke hij (S) gaarne zijn
licht opstak, is vooral begrijpelijk, als men be
denkt, dat S. toen al het plan had van deze pu
pil iemand te maken, die de domme wat on
gefundeerde bewering, dat „de Inlander" niet voor
hoger of wetenschappelijk onderricht geschikt zou
zijn, zou logenstraffen. Snouck heeft Hoesein eerst
in Batavia, later in Leiden, waar S. in 1907 en
H. in 1906 kwam, danig achter de vodden ge
zeten. Snouck was een zeer ongemakkelijk, veel
eisend, streng en hoogst kritisch voogd-leraar-hoog
leraar en H. heeft dit terdege ondervonden, maar
de uitmuntende leiding zonder luid morren aan
vaard en gevolgd. Het resultaat was een promotie
cum laude op een proefschrift: Kritische beschou
wing van de Sadjarah Banten.
Zijn hoge wetenschappelijke vorming, zijn af
komst, zijn arbeidsveld, zijn bescheiden zeer be
schaafd optreden, zijn onafhankelijk, objectief oor
deel, ook in zaken van binnenlandse politiek,
brachten hem al spoedig naar de algemene waar
dering in Inheemse en Nederlandse kringen.
Hij bleef er koel en nuchter onder. Van recht
streeks en luidruchtig meedoen aan politieke be
wegingen was geen sprake: hij bleef ver van poli
tiek strijdgewoel en heeft zich voor geen enkel ge
markeerd karretje laten spannen. Tegenover la
waaierige Nederlandse als Inlandse politieke kemp
hanen stond hij uitermate kritisch. Geschriften en
redevoeringen van ethici kon hij zo nodig even
scherp en ongenadig onder het ontleedmes nemen
als artikelen in de inheemse pers of speeches voor
de congressen van de Inlandse beweging.
Hij kon even smakelijk lachen om een grap of
qualificatie in de toenmalige z.g. reactionnaire
pers als om een boutade van Schotman of Stok
vis.
Hij leefde op enige afstand met het in die tijd
(ik spreek nu van 19161924) nogal hete ge
beuren in Indië mee.
Maar in zijn hart was hij een overtuigd (Javaans)
nationalist. Ik herinner mij een autotocht (1918)
met hem van Semarang naar Koedoes voor een
(Advertentie)
Stationsweg 143 - Tel. 11.50.86 - DEN HAAG
De nieuwe ELVIS is uit!!
Kerstliedjes van de
BLUE DIAMONDS
Cowboy-Krontjong-
Toppers
Tevens hét adres voor RADIO en TELEVISIE
horen zeggen dat hij dol op ons was. Hij gaf zich
moeilijk en nooit gauw. Onder de Bataviase élite
had hij veel goede kennissen (en weinig echte
vrienden) met wie hij graag omging, maar zijn eigen
bangsa had hij eveneens gaarne om zich heen.
Hij had goede kennissen onder vooraanstaande en
eenvoudige Indische Nederlanders, 't Was mij dik
wijls of hij hen beter begreep dan wij.
Hoesein heeft weinig gepubliceerd, hoewel overal
en door velen aan hem werd getrokken om bij
dragen, uitspraak of adhaesie.
Voor dat weinige naar buiten treden geldt vooral
een overbezet leven in Batavia, óók door repre
sentatieve verplichtingen. Mensen als hij en zijn
vrouw een dochter van de zeer bekende Pange
ran Adipati Ario Mangkoe Negoro VII, (een zeer
verlicht Javaans vorst) konden in de Metropole
onmogelijk als kluizenaars leven! Dan had hij de
zorg voor een groot gezin, dat geheel „Westers'
werd opgeleid, en een zeer uitgebreide familie,
Op 27 november over
leed onverwachts één
van de trouwste en
hardste werkers voor
Tong-Tong, Rob van
Koetsveld, zoon van on
ze redactie-secretaresse
Ida. Er is in ons blad
nooit over hem gepraat.
Hij was één van die be
daarde onopvallende
werkers, die bergen werk
verzetten en alweer weg
zijn vóór je nog „dank
je" kan zeggen. Jong
student (hij was pas 26
jaar) had hij naast vele diepgaande nevenstudiën
altijd tijd over voor Tong-Tong. Van het lastigste
historische naspeurwerk af tot het doorgewoon
boodschappen doen bij tij en ontij. Een van zijn
hobby's was astronomie. Tekeningen van de ster
renhemel (in Tong-Tong van 31 oktober en die
ook nog zullen komen) zijn van zijn hand. Hij had
een kijker op zijn kamer, 's Nachts rolde de kijker
(door gedreun op straat?) van de divan tegen het
kraantje van de gaskachel. Rob werd nooit meer
wakker. Een trilling van een halve millimeter; een
stootje van een millimeter
Voor zijn ouders is dit plotseling verlies slechts
te dragen omdat met dankbaarheid en trots
teruggedacht kan worden aan een wel kort, maar
rijk en productief leven van een goede zoon. Tong
Tong, vaak vertwijfeld rondkijkend in een maat
schappij van zoveel wanbegrip en onwil, realiseert
zich weer hoe verbazingwekkend veel desondanks
bereikt is kunnen worden dankzij weinige ge
trouwen. Soms zo jong nog als deze Rob en tóch
met een intelligent inzicht en spontane daadkracht
voor het belangrijke werk van Tong-Tong. Dank
ervoor komt zoals zo vaak in de wereld te
laat. Dank voor zoveel uitmuntend werk van In
dische mensen voor Staat en Volk komt vaak te
laat. We zijn blij in dit blad een medium gevon
den te hebben, waarin misschien wel laat bedankt,
maar niet vergeten wordt.
T. R.
die hij gaarne bijstond zonder in ongezonde voor
trekking te vervallen of in verwennerij.
Hoe streng hij was in het oordelen over landge
noten bleek mij eens, toen ik hem vroeg waarom
een bekend Javaans jurist, al hoog op de ambte
lijke ladder, maar niet tot hoogleraar aan de
Rechtshogeschool werd benoemd. „Die vent heeft
nog nooit wat gepubliceerd."
Punt, uit. De Leidse MaatstafGeen transi
geren, geen concessies. Hoesein heeft het in 't
voormalig N.I. heel ver gebracht. Het kort be
stek van dit „In memoriam" belet echter dit na
der te belichten. Ofschoon de R.I. aanvankelijk
niet goed weg wist met de broeder, die in het
hoogste eregestoelte van 't ambtelijk N.I. had ge
zeteld, heeft zij toch wel verstaan dat hij als we
tenschappelijk pionier, kenner van het sociale, po
litieke en religieuze patroon van het land, raads
man in dagen van onrust en nood, niet „zo maar"
was terzijde te schuiven. En men zette hem spoe
dig daar waar hij hoorde, als docent op de Uni
versiteit van Djakarta voor Islam en Mohamme
daans recht en Arabisch.
Overgevoelig, sentimenteel was Hoesein niet, hij
had iets in zijn karakter van het harde van de
oude Snouck. Hard was hij vooral jegens valse
profeten en leurders met blakende liefde voor
(zijn) „land en volk", dikwijls verward met vlei
zucht, eigenliefde en baatzucht. Tegen onrecht
vocht hij „zonder aanziens des persoonsHet
jonge Indonesië kan in hem een voorbeeld zien
van wat volharding, integriteit en trouw in een
mensenleven vermag. Hij was géén knecht, geen
vazal, maar een beheerst medestrijder langs op
waartse wegen, leidende naar het doel, dat ook
Nederland wilde bereiken. Hij heeft het beloofde
land gezien en er vertoefd in de schaduwen
van een rijk verleden.