X
EEN ORIGINELE
KERSTAVOND
KERSTMIS
„AANGEDOET"
HEIMWEE
10
't Was in Djakarta nog
niet zo'n janboel, niet
tegenstaande dat alles
al van Indonesië was.
Wij konden tenminste
nog wel eens op het
platje in Hotel des Indes
zitten, bij Air Port op
Kemajoran of op de
Jachtclub. Meestal werd
's zondags op een heer
lijke rijsttafel getracteerd
of we gingen 's avonds
in een Chinees restau
rant smullen op Glodok.
Met Kerstmis zag je
toen in sommige huizen
nog een kerstboom pron
ken met electrische lampjes of kaarsjes en dat was
ook in die tijd toch een prettig gezicht!
Op zo'n avond kregen wij eens een invitatie van
de familie H. Mevrouw stelde zich er veel van
voor en hoopte, dat het een prettig onderonsje
zou zijn. Ze zou ons op iets lekkers trakteren, we
mochten echter nog niet weten waarop.
's Middags had ze met de oudgediende, djongos
Marto voor het diner de tafel met het mooiste
damast gedekt, dat ze bij feestelijke gelegenheden
altijd gebruikte en 't zilver en kristal met de rode
anjelieren gaven een rijk en gezellig aanzien.
Uit Amerika had ze eens van een kennis kleine
kristallen vaasjes gekregen om er op een diner siga
retten in te steken. De dames kregen naast haar
bord een met rose en lichblauwe sigaretjes gevuld
en de heren de gewone witte met kurken mondstuk.
De verrassing voor die avond was een speenvarken,
dat ze bij een Chinese kok op Glodok had besteld,
een expert in het maken van babi panggang.
Dit feestbeestje zou op een zilveren schaal geplaatst
worden met hier en daar een bosje peterselie en
heel jonge slakropjes. Marto kreeg de opdracht, om
als ze belde met de schaal binnen te komen. Ze liet
hem een appel glanzend opwrijven om die in de
bek van het varken te doen. De doperwten en de
pikante saus, die bij het gerecht hoorden, zou hij
dan daarna opdienen en mijnheer H. een expert in
't voorsnijden zou het beestje verder behandelen.
Alles was dus geregeld en Marto en kokki wisten
wat ze doen moesten. Aan Marto zei mevrouw nog
eens: „Kalau saja bel, Marto bawah piring sama
babi en itoe appel taroh di moeloet!"
„Saja njonja besar
Om acht uur kwam de visite, vijftien personen. Na
een delicieuse „makanan ketjil" met sherry en de
nodige biertjes, verzocht mevrouw ons aan tafel
te komen.
Wij bewonderden de schitterende Kerstversiering
met de rode anjelieren op spiegel-plateau, het zil
ver en kristal. Het was onder het tafelen zéér ge
animeerd, plagerijen werden heen en weer gekaatst
en men hoorde van tijd tot tijd een plezierige
roddeltong. Mijnheer H. zei: „Lui, in plaats van
champagne drinken wij nu maar Grand vin mous-
seux, want in deze benarde tijden zal de smaak
van de twee wijnen dezelfde zijn, dus een wijntje,
dat een fijn-proevend gehemelte waardig is!"
Na een zalige hors d'oeuvre en verrukkelijke cham
pignonsoep belde mevrouw en wij barstten van
het lachen. De gastvrouw kreeg echter een bene
denwaartse druk in de hartstreek en keek met tele
scoop-ogen naar de vertoning. Marto, tiré a quatre
épingles in een wit pak met mooie hoofddoek trad
de eetkamer met de schaal, waarop het feestvarken
en in Marto's mond, die hij wijd open moest spal
ken, was de glanzende appel. Hij begreep niet
waarom er zo gelachen werd.
De njonja had toch gezegd: „Taroh itoe appel di
moeloet".
Later moest mevrouw er ook om lachen, zodat de
geanimeerde avond nog gezelliger werd.
Er is weken over de vertoning, 't diner en de ver
gissing van Marto en de appel gesproken en ge
lachen!
En terwijl wij nog lang op het platje bleven praten,
telde Marto in zijn kamertje de presèn, die hij extra
kreeg van de gasten voor zijn vergissing. We
zeiden hem met een lachvonk in de ogen: „Je bent
een djempolle djongos
C. van BAAK van CATTENBURCH
Het is altijd erg moeilijk om precies de juiste
hoeveelheid copy af te geven voor een
nummer. En wat doe je als op het laatste
moment adverteerders grotere advertenties
willen plaatsen? Dan moet er (helaas)
tekst vervallen. Zo bleven deze twee kerst
stukjes „over". We vinden ze te aardig om
zo maar „weg te gooien". Daarom dus nog
deze verlate kerstsurprise.
„Aangedoet" ben ik door de foto in het T.T.-
nummer van 30 november j.l„ die een waarlijke
kettingreactie van herinneringen aan lief en leed
op de Kawédrie en voetbalvreugd op wijlen het
Viosveld heeft veroorzaakt. En zo schoten bij het
zien van die veertig jaren oude foto mij weer de
namen te binnen van mijn oude voetbalkontjo s.
Hier zijn ze: rechtsback „Puck" Schwab, keeper
„Broer" van Zuylen, linksback Emile Woest-
hoff: rechtshalf „Moh" Benjamins, spil „Broer"
Rakers, linkshalf ondergetekende; rechtsbuiten
Fons de Rozario, rechtsbinnen Paul Altstede, mid-
voor Wakkary, linksbinnen niet opgekomen; links
buiten Joop Tummers.
Wakkary en Tummers heb ik na de schooljaren
nooit meer teruggezien. Van Zuylen sprak ik
nog kort voor de 2de wereldoorlog te Surabaja;
Schwab zat met mij in hetzelfde Japanse krijgs
gevangenenkamp op Java, Sumatra en Singapore;
met Rakers voerde ik nog kort geleden een tele
fonisch gesprek met als grondtoon „Weet je nog
welBenjamins en De Rozario zitten ook hier
in Holland, zo vernam ik uit goede bron. Woest-
hoff en Altstede, jongens uit Meester Cornelis
vonden de dood in de Javazee: Emile verdronk in
het begin der dertiger jaren tijdens het zwemmen
bij Zandvoort (Tjelientjieng) en Paul, die luite
nant ter zee was, kwam om in de slag op de Java
zee tegen de Japse overmacht.
Aan mijn voetbalvrienden een kameraadschappe
lijke groet.
E. SCHORNACK VAN DER WAAG,
Tong-Tong? O ja, dat heimwee-krantje. Zou je
daar werkelijk al je energie aan verspillen?
E. DE V.
Leo Vroman zei: „Heimwee is beter dan Holland!"
zit ik zou haast zeggen: dus in Amerika en
levert met zijn poëzie een onbetwiste bijdrage van
eerste orde aan de Nederlandse cultuur. Een hele
reeks schrijfsters en schrijvers, de Indische, levert
in de laatste jaren een ongekend ruime bijdrage
aan de Nederlandse letterkunde met deze „heim-
wee-literatuur". Te deksel, als heimwee dan wer
kelijk zóveel goeds kan voortbrengen, zouden wij
er dan niet liever dolblij mee zijn i.pl.v. er zo
laatdunkend over te praten? Wijs mij dan eens
cultuurbestendig werk aan van die flinke alles-
vergeters en vooruitkijkers! Overigens zit er iets
stuitend aan die denigrerende opmerkingen van
mensen die alleen over Indië praten wilden toen er
wat te halen viel. En nu niets beters weten dan er
zo hard mogelijk vandaan te lopen!
Kerstmis thuis was lief; de hele dag hing er een
vreugdevolle spanning in de lucht, tegen de avond
werd de boom opgetuigd met sterren en kleurige
ballen, sneeuw en engelenhaar en bonte kaarsen,
cadeautjes werden er onder gelegd en daarna liep
de hele familie doelloos wat te dwalen door het
huis. Uit de dapoer stegen heerlijke braadgeuren
op, in de eetkamer stond de tafel wit gedekt, ver
sierd met groen en overladen met gebak. Bij het
invallen van de duisternis schaarden wij ons om de
kerstboom en zongen de oude liederen, mijn
ouders vol herinneringen van toen zij nog klein wa
ren, mijn twee kleine broertjes vol blijdschap en
verwachting om de geweldige, geheimzinnige
pakjes en het aroma van een oud verhaal dat ver-
weefd met oude sagen in de lucht hing, en ik
leeg, leeg, ellendig leeg.
Meestal regende het buiten, wij zaten binnen, aten
kerstkrans en gans, gingen meestal niet eens aan
tafel omdat het zo gezellig was zo te zitten en je
pakjes te bekijken, de bedienden kwamen de boom
stil bewonderen en kregen ook een kleinigheid,
dan werden de kaarsen uitgeblazen; wie het hard
ste blazen kon.Wij kinderen bliezen tegen mijn
vader op die altijd won. De grote lichten werden
aangeknipt, het stak je in de ogen, de kleintjes wer
den naar bed gestuurd en de groten zaten nog wat
bij elkaar te praten of te lezen. Kerstmis.
Werkelijk kerstmis heb ik slechts twee maal ge
vierd, alléén en zonder kerstboom. In een oud huisje
dat even buiten een dessa bij Soerabaja stond met
een gehavend dak en een verwilderde tuin waar
kembang merak en de kembang sepatoe welig
tierden. Feestmaal was er niet alleen een bordje
nassi met ikan terie, electrische verlichting en
kaarsen waren er niet, alleen een lampoe templek
straalde zijn warme licht uit vanaf de ouderwetse
marmeren wastafel die ik als buffet gebruikte. Ik
zat op de houten balustrade die langs de voorga
lerij liep, in het oneindige blauwe niets dat hemel
heet stonden ontelbare sterren te stralen om te
vertellen dat er tóch wel iets moest zijn Als fijne
kanttekeningen - het gemanifesteerde verlangen
van de grond naar ruimtelijkheid - streefden de
bomen naar boven. Het was stil om mij heen,
doodstil, verre stemmen, het klikklakken van voor
bijgaande klétéks, een gamelan die ergens speelt
verbreken de stilte niet, zij horen erbij als het
ritselen van blaadjes in de wind, als de knap
van het dorre takje op de grond waar een of
ander nachtdier op trapt.
Eerst genoot ik intens, een heftig emotioneel genie
ten, het willen horen welke stemmen de stilte
heeft, het opzoeken welke sterrenbeelden dan wel
aan de hemel staan, de trots van hier ben ik ik
alleen en ik kan alleen zijn ik ben zelfstandig. En
dan, na verloop van nog niet eens een uur zachtjes
een onrust voelen kriebelen die al heftiger en
heftiger zijn kop opsteekt in je binnenste, treddier,
idioot de enige avond dat je kunt doen wat je
wilt verlang je nóg naar je tredmolen en de ver
trouwde mensen, hoeveel zogenaamde vriendschap
pen zouden wel uit geestelijke armoede ontstaan?
Een avond voor mijzelf, een avond waarop ik
mijzelf sprak en geestelijk vocht met een man zo
als Jakob dat deed toen hij bij de rivier Jabbok
waakte. En toen ik mij niet had laten overwin
nen en niét de radio had aangezet (hij liep op
batterijen) die ongetwijfeld kerstliedjes en preken
zou hebben uitgeblérd en niét had geprobeerd te
lezen bij het slechte licht en óók niet naar Pak
Die gegaan was (die ik erg graag mocht); be
greep ik wat vrede was, begreep ik iéts van wat
zoveel eeuwen geleden in Bethlehem was gebeurd,
begreep ik iets van werkelijke waarden die vér bo
ven alle vastgestelde normen der mensen staan.
Zulke kerstnachten geven je de moed om ze zo
nodig in familiekring te vieren; je kunt er niet met
ze over praten, ze begrijpen het niet, ze leven in
een andere wereld en hebben daar blijkbaar ge
noeg aan. T.