Jaap Kunst *f* fzACClJt SALUUT VAN EEN STRIJDMAKKER „SYMBOLEN ZIEN" CIGARETTES CIGARETTES 0itt*ts»<O0Mt)w3«ni0vjnwvt OtXJVBOi WVOI«3WV-HSIilHB 8 Op 7 december 1960 overleed Mr. Jaap Kunst na een langdurige en smartelijke ziekte. Zijn naam zal voor altijd verbonden blijven aan de ethno-musico'.ogie (d.i. muzikale volkenkunde), niet alleen omdat zijn laatste werk, dat door iedere beoefenaar van deze wetenschap geraadpleegt wordt, deze titel draagt, maar misschien meer nog door het feit dat hij één van de werkelijk grote figuren was, die deze recente wetenschap, waarvan de naam ook van hem afkomstig is, tot ontwikkeling bracht. Zijn autoriteit in het buitenland is groot. Ten be wijze hiervan laat ik een passage volgen uit „Mu- sikalische Völkerkunde" van Fritz Bose: „Een Nederlandse school is gegroepeerd om Jaap Kunst, wiens arbeidsgebied Indonesië en de eilandenwe reld van de Pacific is, een gebied, waar hij jaren lang als onderzoeker kon werken. Op ideale wijze wist hij praktische „Feldforschung" met archief stukken te combineren. Hij beschouwde zichzelf als een leerling van von Hornbostel, maar men zou afbreuk doen aan zijn betekenis, wanneer men zijn werk niet zou zien als de vrucht van onaf hankelijke en geniale speurzin met een eigen karak ter". De echtgenote van Prof. Dr. Curt Sachs ver trouwde de nagelaten en onvoltooide studies van haar man aan de zorgen van Jaap Kunst toe. Ook uit de vele onderscheidingen en erelidmaat schappen blijkt wel op welke wijze Kunst in ons land en in het buitenland gewaardeerd werd. Hij was o.a. hoofdbestuurslid van het International Folkmusic Council, erepresident van de in Ame rika gevestigde Society for Ethnomusicology en lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Na zijn pensionering als hoofd conservator van het „instituut voor de Tropen" was hij sinds 1956 honorair-wetenschappelijk me dewerker aan dit instituut, dat aan hem haar zeldzame en kostbare collectie exotische muziek instrumenten dankt. De grootste voldoening moet echter voor hem zelf geweest zijn, dat hij door zijn aanstelling als pri- vaa -docent (1942) en zijn latere benoeming tot lector in de ethnomusicologie (1953) aan de ge meentelijke universiteit van Amsterdam deze we tenschap. die hem zo na aan het hart lag, de be tekenis en het aanzien heeft kunnen geven waar zij ook in ons land recht op heeft. Velen hebben in de loop der jaren van zijn colleges kunnen leren, velen ook hebben genoten van zijn altijd boeiende en helder geformuleerde lezingen, waarvan hij in binnen- en buitenland wel meer dan duizend ge geven heeft en nog groter is misschien het aantal van hen, die in zijn boeken en publikaties een schat van wetenswaardigheden vonden en blijven vinden. Ik wil hier slechts zijn bekende standaardwerken memoreren: het tweedelig en rijk geïllustreerde „De Toonkunst van Java" (1934, in 1949 herzien en in het Engels verschenen), „Hindoe-Javaanse Muziek instrumenten" (1927), het tweedelig „De Toon kunst van Bali" (1925, in samenwerking met C. J. A. Kunst-van Wely), „Music in Nias" 1938), „Music in Flores" (1942). Hiernaast moeten ge noemd enkele werken over de muziek en de dans in het westelijk deel van Nieuw-Guinea, de Bui tengewesten en een kleine, maar interessante studie over de muziek en de dans op de Kei-eilanden. Kunst speurde eveneens naar culturele betrekkin gen en verwantschappen tussen Indonesië en de Balkan, tussen Indonesië vermoedelijk Java en Centraal-Afrika en naar sociologische bindingen Hiermede verricht ik de droeve plicht om u op de hoogte te stellen van het overlijden van de heer J. van Holland, die u een poosje geleden nog enkele stukjes toezond voor uw blad. Daar ik veel met hem samengewerkt heb, weet ik dat het hem een groot genoegen zal zijn indien u nog steeds over deze stukjes wilt beschikken, daar hij veel sympathie voor uw streven had. Wilt u een laatste groet van hem richten via uw blad aan al zijn kennissen uit Indonesië, het land waar hij zo van hield en aan alle jongens die hii gedurende zijn vier transporten van hier naar daar gebracht heeft om nog iets te doen voor het land en met wie hij zo intens heeft meegeleefd en die hem als oinroepleider van Radio Semarang zo dik wijls hebben kunnen beluisteren in zijn radiopraat jes. Met u nog te danken voor hetgeen uw blad hem als oud-Indië-gast aan herinneringen heeft gege ven en mijn grote sympathie voor uw streven. POOL MES in de muziek. Zijn „Ethno-musicology" verscheen in haar eerste vorm in 1950 onder de titel „Musi- cologia" en is thans bij de derde druk uitgegroeid tot een lijvig boekdeel, waarin men meer dan 5000 titels vindt van boekwerken en studies op dit terrein. Iedereen zal begrijpen welk een nimmer aflatende studie en speurzin thans nodig is om ook op dit terrein „bij" te blijven. Doch Kunst was „bij" als geen ander, of het nu ging om het ont dekken van een vreemd slaginstrument op pas ont dekte rotstekeningen in Noord-Afrika (hij kon- stateerde verwantschap met de Javaanse kemanak) een nieuwe visie op de oud-Egyptische muziek, of de nieuwste opnamen van de muziek van Austra lische inboorlingen, steeds was hij op de hoogte en wist hij de kern van de zaak te doorgronden. Twee musicologen, beiden leerlingen van hem, hebben zich door het voorbeeld van hun leermeester laten leiden en zich speciaal gewijd aan de studie der Indonesische muziek. Het zijn Bernard IJzerdraat, die sinds enkele jaren in de tropen werkt en van wiens hand ook een studie over de Javaanse mu ziek in het Maleis verschenen is, en Mantle Hood, die in 1954 te Amsterdam promoveerde op een proefschrift „The nuclear theme as a determinant of patet in Javanes music" en die thans professor is aan de universiteit van Californië, waar hij een studiegroep leidt in de Balinese Gender Wajang. Hood heeft in mei van dit jaar een werkzaam aan deel gehad aan de organisatiet van een „Festival of Oriental Music and the Related Arts". Hieruit blijkt wel dat het werk van Kunst ook in Amerika vruchten heeft gedragen. Trouwens niet alleen in Amerika, want bekent Gustaaf Walgraeve (schrij ver van een artikel „Etno-musicologie" in „De Vlaamse Gids") zelf niet: „Sinds ik in 1953 kennis maakte met de eminente Nederlandse musicoloog Jaap Kunst, heb ik mijn hart verpand aan de ethno-musicologie. Ik wil dit artikel besluiten met de vermelding van enkele personalia. Jaap Kunst werd in 1891 te Groningen geboren, waar hij, na het gymnasium doorlopen te hebben de studie der rechtswetenschappen voltooide. Reeds jong gevoelde hij zich tot de muziekstudie aange trokken, maar zijn ouders (beiden pianisten!) zagen daar geen heil in. Als student begon hij zich voor het volkslied te interesseren. Hij bestudeerde het daar, waar het nog een levend begrip was en de oude tradities, zij het enigszins verwaterd, in ere werden gehouden. Zo verscheen in 1915 zijn eerste musicologisch en folkloristisch werk „Terschellin- ger Volksleven". Na een poosje „op kantoor werk zaam te zijn geweest, besloot hij tóch muziek te gaan studeren. Hij werd een verdienstelijke violist en stortte zich een jaar na het einde van de eerste wereldoorlog min of meer in het avondtuur. Hij vertrok met Kitty de Vogel naar Indië om er een uitgebreid tournee te gaan maken. Men bracht „vielles chansons de France en costume de 1 époque benevens „levende liederen van Nederland" door hem zelf opgetekend. Misschien zullen enkelen le zers zich dit optreden nog herinneren, vooral als ik erbij vermeld dat hij tevens optrad als imitator van dierengeluiden! Van 1920 tot 1929 werkte Kunst als referendaris van het Gouvernement te Bandoeng en daar als gouvernementsmusicoloog (een unieke functie!) eerst te Bandoeng en daarna te Batavia. Hij maak te intussen vele reizen en verzamelde met zijn echt genote tal van inheemse muziekinstrumenten, die het grootste bestanddeel vormden van de collectie van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap, waar van Kunst tevens enkele jaren conservator is ge weest. De Indische jaren zijn voor hem onvergete lijk geweest en zij hebben tevens de grondslag ge legd voor zijn latere carrière, die te danken was aan zijn nauwgezetheid, energie en werkkracht. Zijn werkkracht en zijn belangstelling voor de we tenschap heeft hij tot het laatste toe behouden, ook als wist hij, dat het enide spoedig zou komen. Doch hij werkte door alsof hij dit einde niet wilde zien. Zijn laatste levensdagen was hij nog onver moeid bezig met het corrigeren van drukproeven voor de herdruk van zijn boek, dat handelt over de culturele betrekkingen tussen de Balkan en In donesië, een onderwerp dat zijn speciale belang- Wij hebben in Tong-Tong al eens meer geschreven over het vermogen van de Javaan om in dingen, namen, uitspraken, etc. voorspellingen te zien. Sa muels (Tilburg) vertelt hierover nog iets typisch: Vlak na de oorlog deed een nieuwe sigaret in Indonesië zijn intrede, onze goeie ouwe „Escort". We hebben het pakje zelf nooit met aandacht be keken, laat staan „iets gezocht" of een „symbool gezien in de tekeningen erop. De Javaan wel. En hij „steunde" daarbij alweer op een Djojobojo- voorspelling, die gezegd zou hebben: na de ver dwijning van de Orang Tjebol (de Japanner) zou de Europeaan terugkomen met veel lawaai (ramé mléboené" de politionele acties de grote slagschepen op de voorkant van het sigaretten pakje), maar „sépi mangkaté" (met stille trom verdwijnen de kleine scheepjes in het rondje op de achterkant van het pakje). Samuels vond het pakje op een verlaten perron in Tilburg, raapte het op met een blijde schok van herkenning, maar nu opeens het pakje weer met aandacht beschouwend schoot hem de „voorspelling" van de Javaan weer te binnen. Allemaal lariekoek? Wie zal ooit de geheimen van het Oosten doorgronden? stelling had en waaruit niet alleen zijn musicolo gische, maar ook zijn historische en folkloristi sche kennis spreekt. Het zal moeilijk zijn om voor Kunst een waardige opvolger te vinden, doch nog moeilijker om zijn levenswerk talloze verspreide artikelen, mappen vol aantekeningen, zijn foto archief en zijn talrijke geluidsopnamen voor ande ren toegankelijk te maken. M. PRICK VAN WELY

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 8