„Varen is fijner dan je denkt" Havenmeester L. J. Goslings c. H. 7 Schout-bij-nacht buiten dienst, nü havenmeester, L. J. Goslings is, wat men noemt, een geboren zee man. De woorden „Varen is fijner dan je denkt" zouden van hèm afkomstig kunnen zijn. Reeds als jong officier bij de Koninklijke Marine trok de zee hem méér dan een walfunktie. De zee had, en heeft nog, zijn grote liefde. De heer Goslings werd in 1905 in Kuala Simpang, op Sumatra, geboren als zoon van een K.N.I.L. officier. Waarschijnlijk beviel hem als kleine jon gen het „militaire leven" goed. In elk geval be sloot deze telg uit een officiers-geslacht de familie traditie voort te zetten, zij het dan bij de Marine. Hij ging na de eerste wereldoorlog naar Neder land, hier liep hij in Den Haag de H.B.S. af. Na drie jaar adelborst te zijn geweest werd hij in 1927 benoemd tot luitenant ter zee en ging voor vier jaren naar Indië. In 1935 keerde hij weer terug naar dit land en werd na enige jaren commandant van een jager. In 1939 zou hij met dit schip en vele „thuisvaar- ders" naar Holland gaan. Door de oorlogsdreiging in Nederland kwam dit schip niet verder dan Ba tavia. Deze schepen waren namelijk nodig voor de bescherming van de Indische wateren. Bij kabar angin vernam de heer Goslings dat hij, zelf thuis- vaarder zijnde, als eerste officier op een groter schip de reis zou moeten maken. Hij wilde echter liever commandant op een schip in „De Oost blijven en vroeg dus een jaar verlenging aan. Dit werd toegestaan, het leverde hem bovendien een extraatje op van duizend gulden Eindelijk kon de heer Goslings een lang-gekoesterde wens in vervulling doen gaan; hij kocht onmiddellijk een koelkast voor zijn vrouw. Mevrouw Goslings heeft vooral in de bezettings jaren heel wat plezier van deze koelkast gehad. Zij begon toen namelijk een vleeswinkeltje! Een toko-houder wilde helpen en leverde haar vlees tegen inkoopsprijs. Zij verkocht de vleeswa ren weer met een kleine winst en gebruikte het geld om onder-officiersvrouwen te helpen, die zon der een sou waren achtergebleven. Zij hield dit vol tot ze het kamp inging (Eerst Surabaia, later Ke- dangan in Semarang). Van 1939 tot 1940 was de heer Goslings commandant van Hr. Ms. „Evert- sen". Op 26 maart 1940 werd hij commandant van de „Kortenaer". Op dit schip was hij slechts enkele maanden, tot 30 september. Toen werd hij be noemd tot commandant van H. Ms. „Banckert" welke funktie hij twee jaar uitoefende. Op dit schip maakte hij heel wat mee. Net vóór de Jappentijd, toen er dus stevig werd gevochten, vond de Ma rine dat er „gevarengeld" moest worden betaald. Om veel tijd en moeite te sparen nam men de oude regeling van het K.N.I.L. over. Zo kon het gulden vijftig!" Het was destijds overigens op Hr. Ms. „Banckert" de gewoonte het gevarengeld bij elkaar in een pot te doen en later te verdelen, de heer Goslings vond dit een eerlijker regeling. Het kenmerkt hem als een man, die oprecht „hart" heeft voor zijn ondergeschikten. Hij is dan ook bekend om zijn gemoedelijke wijze van omgaan met zijn mensen. Hij heeft zich het ge- VERVOLG; MODERNE JACHTWAPENS De 12 wordt in de U.S.A. en Europa in de regel niet naar het veld meegenomen en dus gebruikt van uit schuilhutten en dergelijke. In het vm. Ned. Indië echter wel. De 16 met patronen ter lengte van 2% inch (stand aard) met hagel en loperlading van 1)4 ounce. Aanschaf hagelgeweer Er zitten dus heel wat meer facetten vast aan het probleem t.o.v. de aanschaf van een hagelge weer dan het kopen van een kogelgeweer. Wanneer ik een keuze zou moeten doen voor een geweer, dat universeel te gebruiken zou zijn, dan zou ik een 12 O/U nemen, geschikt voor de 3 inch patronen, met vaste choke in de vorm van een im proved cylinder barrel, dus met een kwart choke. Het voordeel hiervan is, dat het schietbeeld niet wordt beïnvloed door de proppen, die bij full en half choke de neiging hebben de hagel- of loper lading in te halen en daardoor het schietbeeld in de war te sturen, bij de full choke meer dan bij de half choke. Evt. zou ik dan een verwissel bare loop kunnen nemen met half choke, terwijl ik voorkeur zou geven aan één trekker. In de regel hebben de conventionele dubbellopen links kwart choke en rechts helemaal geen choke of half choke. Bij de O/U, waarbij de onderste loop het eerst wordt afgevuurd, heeft deze de kleinste choke. Men heeft echter in de typen dubbelloop 12 en 16, conventioneel of O/U, nog een andere soort, nl. de dubbelloop met een of beide lopen voorzien van PARADOX-trekken. Hierbij wordt het laatste 1/3 deel van de loop voorzien van trekken. Schiet men nu de speciale Paradoxkogel, dan wordt deze ge dwongen de trekken te volgen, en men krijgt dan een veel grotere trefzekerheid nl. tot op 100125 meter. Verder is de uitwerking van zulk een loden ko gel werkelijk zeer effectief. Nadat ik de resultaten had gezien van een 16, waarvan één loop Para- doxtrekken had, schafte ik mij een 12 O/U aan, waarvan beide lopen van Paradoxtrekken waren voorzien, en ik heb er helemaal geen spijt van ge had. Ik gebruikte dit geweer o.a. bij het te voet sporen van tijgers, man-eaters of gewonde, en voelde mij onder alle omstandigheden safe. Uitge vonden door de Engelse Kolonel Fosberry, werd in 1884 begonnen met de fabricatie door de Fa. Francotte te Luik. Toen - in 1927 waren ze nog niet zo duur. Ook de uitwerking op beren, krokodillen, zwijnen, herten, enz. was voortreffe lijk en liet niets te wensen over. Indien men hagels of lopers gebruikt, zijn de uit komsten ietwat lager dan bij half choke, het geen dus geen overwegend bezwaar vormt. Ook heeft dit geweer het voordeel, dat men het zo wel rechtshandig als linkshandig kan gebruiken, het geen een groot voordeel is wanneer men in een smalle prauw zit. Men hoeft dus niet zijn gewicht te verplaatsen, zodat de prauw minder beftig wie belt. Ik kan dan ook zulk een geweer, al dan niet beide lopen voorzien van deze trekken, beslist aan bevelen voor Indonesië, zowel voor het normale gebruik van hagel- of lopergeweren, als voor de jacht op groter wild, uitgezonderd olifanten, buf fels of karbouwen, bantengs en rhinocerossen. zegde van Michiel Adriaansz. de Ruyter eigen ge maakt, die zei: „Waarom zou ik mijn lieden kwa lijk bejegenen waar ik met één goed woord méér kan bereiken dan met tien kwade." Na de kapitulatie van Indië vertrok de heer Gos lings naar Norwich in Engeland, waar hij de eerste officier werd bij het 320 (Dutch) Squadron. Reeds in 1943 ging hij weer varen, ditmaal als comman dant van de „Friso". Tegen het einde van de oor log, in 1944, werd hij overgeplaatst naar Wales, waar hij een kamp voor oorlogsvrijwilligers op zette. Hier kwamen de jongens uit Brabant voor hun eerste opleiding. Na de oorlog ging de heer Goslings naar Holland, maar in 1950 zat hij weer in Nieuw-Guinea als Chef Staf-commandant van de Koninklijke Marine. Zijn herinneringen aan Indië? „Als je ergens strandde zocht je maar Indische mensen op. Je was altijd zéker van een bed, je kon er altijd slapen. Je werd hartelijk en gastvrij ontvangen, al kenden ze je helemaal niet. Ik zou dat wel eens in Holland willen zien Op 18 juni 1951 werd de heer Goslings marine attaché te Melbourne; tot mei 1953 bleef hij in Australië, waarheen zijn gezin hem inmiddels was gevolgd. In 1954 werd hij benoemd tot comman dant van de „Karei Doorman", waarvan hij 1 juli 1955 weer afstapte, omdat het schip toen voor lange tijd in reparatie ging. Hij werd commandant van het smaldeel vijf, waarmee hij onder andere een reis naar Rusland maakte. Tijdens deze reis heeft hij éénmaal zijn spreekwoordelijke kalmte verloren. Dit gebeurde in Leningrad. Er werd daar juist een tentoonstelling gehouden van de werken van Rembrandt. Een delegatie van het smaldeel, met de heer Goslings aan het hoofd, bracht een officieel bezoek aan de tentoonstelling. De Ne derlandse schrijver Theun de Vries, medewerker van „De Waarheid", was eveneens aanwezig en deze man trachtte in een toespraak communistische propaganda te trekken uit de figuur van Rem brandt. Hij beweerde dat Rembrandt de éérste, beroemde Nederlandse communist was geweest en dat dit onder andere in zijn schilderijen tot uiting kwam. De heer Goslings liep langzaam rood aan, maar bepaald niet uit sympathie met Theun de Vries. Nog vóór de schrijver goed en wel was uitgesproken stond de heer Goslings al op het podium en hield in het Nederlands een toespraak. Naast hem stond een Marinetolk, een man die vloeiend Russisch sprak en niet alleen de rede van de commandant volmaakt zuiver vertaalde, maar bovendien in staat was élke intonatie van de heer Goslings in het Russisch over te brengen. Schout-bij-nacht Goslings vertelde de Russen dat hij niet was gekomen om propaganda te maken, maar dat hij het niet eens was met de vorige spre ker. Rembrandt probeerde alleen maar vast te leggen in zijn schilderijen wat mooi was in het leven en in de natuur en dat hij dit had gedaan zonder ook maar voor énige richting voorkeur te laten blijken. De toespraak maakte diepe indruk op de Russen. Zij waardeerden de openhartige, duidelij ke wijze waarop de heer Goslings deze zaak recht zette! Aan het eind van 1956 verliet hij, op zijn verzoek, de Koninklijke Marine. Na een half jaar werd hij havenmeester in Rotter dam, wat zoveel wil zeggen als „vader en moeder van de haven". De heer Goslings heeft het opper toezicht over de havenloodsen, over alle bootjes en bruggen; bovendien moet hij er met zijn personeel voor zorgen dat het goed gaat in de haven. „Wat dat betreft is het net als bij de Marine," vindt de heer Goslings. „De goede dingen hoor je nooit, alleen de slechte." Een uitzondering maakte onlangs een Engelse captain, die de heer Goslings een brief schreef met veel lof voor de Rotterdamse havenloodsen. De humor, een wézenlijk kenmerk van de Marine („Bij de Marine is alles heerlijk, plezierig gek") ontbreekt gelukkig ook niet in de Rotterdamse ha vens. Zo is daar het verhaal van de brugwachter. Enige tijd geleden stortte één van de Rotterdamse brug gen in, de brugwachter ontsnapte op het nippertje aan de dood. Zijn rapport over deze gebeurtenis? „Een hele bladzij vol," vertelt Rotterdam's haven meester lachend. „Hoe mooi het weer was, hoe veel scheepjes er waren. Enfin, een poëtische ont boezeming, je zag de omgeving vóór je. Onderaan de bladzij kwam één zin en toen drukte ik op de knop en toen viel hij om!" Dat is nu Rotterdamse humor, die door de heer Goslings bijzonder wordt gewaardeerd. HANNY LIM Foto KON. MARINE gebeuren dat, terwijl commandant Goslings en een matroos aan dek stonden, een bom vlak bij hen insloeg; waarop de matroos droogjes opmerkte: „Zó, ik heb weer vijfenzeventig cent verdiend." en de commandant dan repliceerde: „En ik zeven

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 7