Oud-Indisch geslachten
J
VREEMDE VOGELS
Otto Knaap was trots op zijn zuiver
gestyleerd profiel, dat altijd vele tekenaars
aantrok. Deze tekening werd in 1909 te
Parijs gemaakt door een Russiche tekenaar
10
Vraag 13.
Gezien het weinige resultaat, dat we tot dus
ver met deze vraag mochten bereiken, heeft
de vragensteller deze nogeens opnieuw ge
formuleerd.
De dappere officier majoor Franciscus Xave-
rius Mulder, die 2 decennia vóór van Speijk
de lont in het kruit stak, zou de stamvader
zijn der familie Mulder te Makassar, (allian
ties Weyergang, van Rhee, Baron, Voll, Sap-
tenno en Martherus.) Zij zou landbezit heb
ben gehad op het eiland Saleyer, in het Re
gentschap Tanette, later van de familie Bax.
Nu wilde men graag weten: Hoe heten vrouw
en kinderen van de Majoor? Waren die in
1811 te Batavia of op Celebes?
Gezien het feit, dat onder 's mans troepen
Boeginezen waren, is het niet onmogelijk,
Mulder van Celebes afkomstig was.
In 1824 was G. W. Muller resident te Sa
leyer, is er enige familie betrekking?
Waar is zijn portret uit de Mil-School te Mr.
Cornelis gebleven?
Vraag 14) Moll. Ondanks de medewerking van Mw.
Moll-Lips, bleek de gen. collectie van haar
man onvindbaar. Wel kregen we weer een an
der contact met Moll s uit de krokodillenstad.
Is deze, toch behoorlijk gefortuneerde familie
zonder enig spoor achter te laten uit Soeraba-
ja verdwenen?
Vraag 17; da Gra?a. De toelèn portugès is gevon
den: Luis Joan da Graga geboren in Lissabon
in 1824, gehuwd met Johanna Emmerling,
waaruit 8 kinderen, wier nakomelingschap
tot op heden, keurig uitgewerkt ons is opge
geven door M. B. C. de Lang.
Vraag 19: Payen. Behalve de schilder schijnen er
meer, ook Belgische, naamdragers naar Java
gekomen in de le helft der vorige eeuw. Maar
het heeft weinig nut na te gaan, of zij onge
huwd of kinderloos zijn overleden, dus zoe
ken we contact met de nog levende afstam
melingen, in mannelijke of vrouwelijke lijn.
Vraag 20: Thepass. Het is merkwaardig, dat vreem
den (niet-afstammelingen) wèl reageren, en
naamdragers nooit. Kregen nu weer gege
vens over een postcommies te Balikpapan,
80-er met 4 kinderen, in Nederland, voorts
een leraar in Den Haag (zou er onder diens
leerlingen geen enkele Tong Tong lezer zijn?)
maar noch over de familie nóch over de gif
slangen één woord.
Vraag 21: Wicn. Excuses voor 2 drukfouten, de
moord vond plaats op KalAgan, niet KalO-
gan, en het vermoorde kind was geen zoontje,
maar een dochtertje E m i 1 i e. Wij ho
pen een spoor in het Kol. Arch, gevonden te
hebben, dat wij volgen.
Vraag 22: Rhcmrev.Weer meerdere reacties van
niet-naamdragers.alleen: volkomen tegenstrijdig
De eerste schrijft: nakomelingen van een
Duits officier, die zich schaamde voor zijn
getinte nakomelingschap.
De andere: Anak poengoet van de geliefde
zendeling Vermehr uit Indramajoe. Onder de
kleinkinderen: Emilie gehuwd met van Del
den, Louise gehuwd met Loef, beiden opge
voed door Pa v. d. Steur. Hun oom was de
majoor, die door de Japanners doodgehongerd
Vraag 23: Grafschriften N. Guinea. Geen enkele
reactie, zelfs geen adhaesiebetuigingen. Zul
len we óók hier weer wachten, tot het te laat
is? Maar naarmate die binnenkomen, moe
ten ze óók op kaart gebracht worden.
Nieuwe vragen
Het artikel over Buisson de Saint Rémy heeft
weer een hausse in bijzondere namen veroorzaakt.
24. de Calbo (klinkt Spaans, maar we weten er
niets van)
25 Vitalis. Hiervan weten we tenminste de oor
sprong. Louis Vitalis, geb. te Aix in 1791.
woonde zonder beroep te Cheribon in 1823.
Wij kennen allianties met Hamar de la Bre-
thonière en met Nering Bögel, maar wie weet
meer?
26. Gonsalves. Volgens eerste opgave suikerko
ningen in de 18e eeuw bleek later 19e eeuw
te zijn, voorts antiquairs, en ambtenaren B.
B. Waar kwamen ze vandaan?
27. Ruitenbach. Johanna Carolina Hester Ruiten-
bach, huwde omstr. 1845 de ass. res. Alexan
der Leendert van Blommestein, geb. 1816,
overl 1877, zoon van D. C. Resident van
Cheribon Josephine Sara Marie Christine
Roubaud d'Antelmy.
In de uitvoerige gen. v. BI. vermeldt Vorster-
man van Oyen alleen haar naam, terwijl wij
in onze klappers de naam Ruitenbach nergens
tegenkwamen, zou dit een drukfout zijn, wel
kennen we Ruitenberg en Ruitenburg. Is
verder nog iets over de Indische takken der
fam. van Blommestein gepubliceerd?
NAVORSER
DIE TRAGE LATIJNS-AMERIKANEN!
Op een zondagavond deed ik een brief op de post,
bestemd voor de Ambassade van Mexico in Den
Haag. In deze brief vroeg ik, of men mij kon zeg
gen waar ik een boek kon lenen van de Mexicaan
se schrijver José Vasconcelos, dat in geen enkele
Nederlandse bibliotheek te krijgen is. Daar ik aan
nam, dat het personeel van de ambassade wel
andere zaken aan het hoofd heeft dan die waar
voor ik hen lastig viel en indachtig de „manana-
mentaliteit", die aan Latijnse volken wordt toe
geschreven, rekende ik er op een paar weken op
antwoord te moeten wachten.
Mijn verbazing was dan ook groot toen ik al de
volgende dag, maandag, een brief ontving met de
gevraagde inlichtingen. Ze was niet namens, maar
door de ambassadeur zélf geschreven en door hem
persoonlijk ondertekend! Moraal van dit stuk: wees
voorzichtig met snelle oordelen over andere volken
en bevolkingsgroepen. Generalisaties moet men
nemen voor wat ze waard zijn: als generalisaties.
Vervolg van pag 5
wereld" alleen had hij, inplaats van een aapje
op zijn schouder, twee witte geiten aan een touw.
Hij haalde uit de zak van zijn met een koord om
het middel vastgesnoerde overjas een sleutel te
voorschijn, ontsloot daarmee het hek en bracht zijn
geiten naar het langwerpige schiereilandje, om ze
tegen donker weer af te halen; de buik nu gerond
van gras en brandnetels, huppelden ze lustig achter
hem aan. 's Nachts hield hij ze op zijn kamer,
hoorden wij. Ze waren dus ook min of meer zijn
kinderen, niet slechts zijn (melkgevende) bron van
inkomsten.
Over het water moest ik vaak naar die geiten
kijken: twee enorme dieren met glazige, wezenloze
gele ogen en een lange sik. Dieren die vreemd
bleven in mijn voorstellingswereld; ze hoorden er
zo weinig in thuis als stamden van een andere
planeet.
Toen ik op een middag van school kwam. stond
er een hele drom jongens bij het hek. Daar hadden
de geiten zich heengesleept, in de hoop op hulp,
op redding door hun meester. Want ze voelden
zich niet zoals het zijn moest. Ze stonden geluid
loos te kokhalzen, de tong naar buiten, het lijf
onwaarschijnlijk gezwollen.
Ten overstaan van dit lijden had het bordje „Ver
boden Toegang" zijn zin verloren, voelden wij; we
klauterden dus over het hek of er omheen, boven
het water van de gracht balancerend, en stonden
meewarig, diep geschokt, maar zonder iets te kun
nen uitrichten, rondom de geiten. Die tenslotte in
de knieën neerzonken, raar met hun ogen begon
nen te doen en zijdelings omtuimelden, als vielen
ze in slaap.
Iemand die wist waar de oude man woonde, was
hem gaan waarschuwen, en daar kwam hij aan,
met van angst starre blik, de lange grijze baard
naar voren gestrekt; wij hoorden hem zwaar hijgen
van het ongewoon snelle gaan. Eén der geiten
was toen al dood; de andere smaakte nog het soe
laas, tenminste in de armen van zijn baas te mo
gen sterven, de blik ten hemel geheven.
In de ontspanning die dit einde bracht, werden er
nu allerlei veronderstellingen geopperd. Dat de
dieren iets verkeerds hadden gegeten dat hun nood
lottig was geworden leed geen twijfel. Wat kon
het geweest zijn? Groeide er dolle kervel op het
eilandje? Nachtschade, of een ander dodelijk kruid?
Of het scheen ondenkbaar had een vijand
van de in diepste armoede levende oude man...?
Men stelde hem vragen, maar hij antwoordde niet.
Hij zat daar bij zijn geiten op de grond, en zijn
magere, geaderde hand streek als verdwaasd over
het ruige vel van zijn beide langzaam verkillende
en verstijvende kinderen en kostwinners. Onder de
volwassen omstanders waren er een paar die hem
wat probeerden te troosten: de politie moest ge
waarschuwd worden en de eventuele dader (want
hier leek opzet in het spel) opgespoord en dan
gedwongen de schade te vergoeden...
Het drong niet tot de oude man door. Geen vraag,
twee, drie maal herhaald. Geen troostend woord.
Eindelijk borg hij het hoofd in de arm en begon
te schreien. Schokkend met zijn schouders en tus
sen twee snikken door zijn tranen opsnuivend.
Tranen kropten onweerstaanbaar ook in mijn keel
op, en ik holde naar huis en naar boven, naar
de zolder.
Iedereen kende de geiten; de hele buurt was met
het lot van de Tolstoïaanse grijsaard begaan.
(Tjaade heette hij, hoorde ik later.) Er zal mis
schien wel een inzameling gehouden zijn, ik weet
het niet. Het zachte en wanhopige snikken van die
oude man heeft mij lang vervolgd; ik had nog
nooit een volwassene zien schreien. Die schokken
de schouders en dat naar voren gebogen hoofd
onder de gescheurde hoed. Die magere groezelige
hand, die over betraande ogen streek. Voor het
eerst had ik ondervonden, welk onrecht dit door
een goede God bestierde leven een arm oud mens
kan aandoen.
wordt vervolgd)
JOHAN FABRICIUS
Mijn huis staat achter de kim
Een wereld in beroering
Twee delen memoires met herinneringen aan
Indië, vele landen van Europa, Londen
gedurende de oorlog, enz. Per deel f 2.90
Afz. verkrijgbaar. Omvang ca. 240 bladz.
Bij elke boekhandel
LEOPOLD - DEN HAAG