Scherpe brieven Emigratie en geboortebeperking (Practisch) DE PARADIJSDROOM r. r. 30 juni 1 en 2 juli HAAGSE DIERENTUIN SOMS NIET „SABAR" „TIEK-TAK-NJA" 3 Sinds Tjalie zich uitslooft voor emigratie, regent het natuurlijk slagen op zijn hoofd van alle kanten. Maar nergens, zegge en herhale nérgens, is een ernstig en redelijk gesprek mogelijk. Er is natuur lijk veel gezwaai met bombastische en lege theo rieën. Bij voorbeeld: „Het enige middel tegen overbe volking is geboortebeperking!" „Mooi zeg ik dan, „wie begint?" Na loh! Daar raken de poppen aan het dansen. Men kijkt mekaar aan: „Jij maar eerst; jij maar eerst!" Niemand blijkt opeens zélf een idee te hebben (en er practisch naar te leven) van geboortebeperking. Dat is iets „wat anderen maar moeten doen En dat is dan een „soesah, waar men zelf niets mee te maken heeft. Het mooist zijn de mensen die maar twee kinderen hebben (of één of geen). Die zeggen statig: „Ik heb mijn plicht gedaan!" Het is om te huilen van het lachen. Of omgekeerd? Goed, de discussie over geboortebeperking loopt natuurlijk vast, want tegen de Christen die zegt: „Kinderen zijn een zegen Gods zegt men liever niets meer uit vrees uitgekreten te worden voor ongelovig. Dus moet over een andere boeg gegooid worden: „Er moet geëmigreerd worden!" Ongemerkt is men dan in Tjalies slootje beland geraakt, maar laat ons daarover niet spreken. Laat ons gewoon „neutraal" door redeneren: „Wie moet er dan emigreren?" En weer kijkt men elkaar beteuterd aan: „Si Tjoh!" „Moh!" brult Tjoh en hij ramt zich op de borst, want hij is vaderlander immers? Dus wijzen Tjoh en Tjalie maar naar Krelis. En Krelis is razend: „Zijn jullie besuikerd? Indische mensen hier lekker binnenkomen en Nederlanders eruit? Nooit!" Zo, daar zitten we weer. Niemand wil geboorte beperking en niemand wil eruit. Dus groeien we lekker voller en voller. Wat moeten we nou zeg gen? We zeggen: „Nederland is nog lang niet over bevolkt. Hoe kom je daarbij! Er kunnen hier wel twintigmillioen mensen wonen! Wel veertig! wel zestig, wel tachtig, wel honderd! En die kant móet het ook wel opgaan zonder geboortebeper king en emigratie. Maar daarover piekeren we dan niet meer, hè? Wie dan leeft dan zorgtOf thea- traal-cultureel: „Après moi le déluge!" En dat be tekent dan: we hebben kinderen en kindskinderen Uit de talloze brieven die ik bij Tong-Tong ont vang krijg ik vaak de indruk dat men van mij ver wacht een wegwijzing naar „Het Beloofde Land Waar myrrhe en honig is en altijd vrede en ouder domspensioen. Zo'n land bestaat niet. Sommige mensen denken dat ik Amerika als zo danig aanprijs. Anderen willen hebben dat ik Ne derland als zodanig voorstel. Deze „paradijsdro mers" willen niet hebben dat ik minder aangena me dingen zeg van hun Paradijs en aan de andere kant wensen ze dat ik andere paradijzen afkraak om zich des te prettiger te koesteren in hun eigen paradijsdroom. (O Tjalie, zeg geen harde dingen, want anders valt onze kristallen paradijsdroom in duizend scherven Nogmaals: er bestaat geen Paradijs op Aarde, dat ons zo maar in de schoot valt en eeuwig duurt. Voor elk gezond en zeker bestaan moet hard ge werkt, hard gevochten worden. En veel offers ge bracht. Wie in Holland denkt ten eeuwigen dage verlofganger te blijven, behaaglijk bij de kachel ge schurkt, zonder activiteit te betonen op sociaal, cultureel, religieus of politiek terrein, alleen luis terend naar schone zangen, is een dwaas. Vroeger of later komt een bittere ontgoocheling. Vergeet Indië niet! Ik zit nu zeven jaar in Nederland en heb met vele kwalijke kanten van dit leven kennis gemaakt. Het is mijn plicht daarvoor te waarschuwen. De voordelen bezingen? Kom nou. Die doen u straks geen pijn! Ik zat maar drie maanden in Amerika en kên dus alle kwalijke kanten van het leven daar niet opsommen. Ik wéét dat ze er zijn; ik ben geen fantast! Maar voor mij is t.a.v. de emigranten daar één ding duidelijk geworden: wie er zit, wil niet meer terug. Dus moeten daar levensvreugden gevonden zijn, die de moeite waard zijn. You just find out yourself! verwekt. We hebben ze torenhoog op elkaar ge stapeld. En dan verder: to hell with them all! In feite praten de meesten van ons zó dom, dat we ons eigenlijk schamen moeten voor ons „be schaafd Nederlanderschap". We leven als kippen in een kandang die zó vol wordt, dat we a.h.w. de dieven inviteren om eens een slachting te komen houden. En we denken dan aan een variant van Vestdijks: En we substitueren zwanen met kippen, en knup pels en koorden met hamers en sikkels. Ah, dat klinkt veel minder mooi. En het rijmt niet maar het kon wel eens eens afschuwelijk waar zijn! T. R. Noot: wijzen naar gevaren in de toekomst noemt men vaak bangmakerij. Hoe kan dat nou! Wie al les zo zeker weet, hoeft toch niet bang te zijn? Maar als men veel dingen zeker weet, dan moet men ze durven publiceren in Tong-Tong bij voor beeld. Of in een mooiere krant. Maar we kunnen toch onmogelijk onze onwetende kinderen alsmaar naar school en kerk sturen om t.a.v. het „daarna de schouders op te halen? Dat is slecht ouder schap. Slecht burgerschap. De Open Brief van Braasem heeft een ontstellen de stroom veroorzaakt van ongemeen scherpe brieven (practisch alle gestaafd met bewijzen van persoonlijke ervaringen) over ondervonden discri minatie, over „gebrek aan gastvrijheid'", „kruide- nierigheid", botte negering van belangen, enz. enz. Men beroept zich nu op het „recht" van Wim Braasem om óók open brieven in Tong Tong te plaatsen. Misschien begrijpt u nu, waarom ik de invitatie voor een lange discussie heb afgeslagen: Tong Tong zou er de komende zes maanden door lopend mee gevuld worden en op een onbehaag lijke manier. Hierover géén discussie: ik zal een klein percentage „door laten in het belang van de noodzakelijke objectiviteit in de algemene in passing. Maar ik zou de „anti-Tong Tong-denkers toch wil len vragen én dit blad én erbuiten minder scherp te willen oordelen over „slechte kanten van de In dischman" (die immers wérkelijk niet slecht zijn) omdat men daarmee gevaarlijk veel haat zaait. De breeddenkende Nederlanders zou ik willen vragen om ook breedhandelende Nederlanders te worden en af en toe een lans te breken voor een bruine me deburger in nood. Maar nu nog dit: veel toorn heeft zich rechtstreeks ontlast over het hoofd van Wim Braasem en dat is onbillijk. Op de eerste plaats heeft Wim Braa sem door zijn medewerking op vele wijzen aan de Tong Tong-gedachte getoond hart voor onze zaak te hebben. Ik persoonlijk geloof dat hij dat zal blijven hebben. Op de tweede plaats heeft Wim zich met zijn Open Brief bij wijze van spreken ge waagd „in het hol van de leeuw". En Branie kunnen wij altijd appreciëren. Wat wij ons goed moeten realiseren is, dat er méér zijn, die er zo over denken als Wim Braasem, hun mening niet openbaar durven maken, maar zich nochtans zonder meer distanciëren. Stuurt dit aan op een scherper isolementEN VERDIENEN WI] DATLaat ons even uitdrukkelijk stipuleren dat de distanciëring niet EN NOOIT van onze kant komt. Dat onze vaak felle critische stem een RECHTS-stem is, die spreekt in het belang van NEDERLAND. Wij menen die stem te móéten laten horen omdat wij veel wat misgegaan is in het oude Indië en het nieuwe Nederland wijten aan zwakke en gevaarlijke kantjes van het Nederlandse volkskarakter, die IN HET BELANG VAN DE GOEDE KANTEN scherper gecorrigeerd dienen te worden. Té vaak hebben wij op de dreiging van „distanciëring" en zelfs „verstoting" water in de wijn gedaan. En eerlijke en mooie zaken zijn daar door verwaterd en vernield. Dat gebeurt niet meer. Tong Tong blijft op zijn stuk staan. Men vergeet daarnaast te vaak dat Tong Tong niet alleen scherp attaqueren kan, maar ook heel goed OPBOUWEN. Dat dus in onze defiante hou ding een nuttig en creatief element zit, dat niet verloren mag gaan. Men wil te veel „gelijkschake len". Men wil geen smaragd tussen de paarlen van de Nederlandse Kroon. Maar mijn waarden, hij ZIT erin. Al eeuwen. Hij SIERT de Kroon en geeft er méér waarde aan. Deze smaragd zal dus NIET verdwijnen of paarlkleurig gemaakt worden. Laatst in Groningen zij een vriend me: „Tjalie, ik dacht dat alleen Grunningers stiefkoppen wa ren, maar jij mag er ook wel wezen!" Ik zei: „Je vergist je, mijn beste, er zitten minstens tiendui zend stiefkoppen achter Tong Tong. In feite is koppigheid een typische deugd van de Indisch man. Hoe zou anders met zoveel „odds" tegen en met een voortdurend pingelend Vaderland zó verbazend veel goeds en groots verricht kunnen worden in Indië?" Kijk, maar dat wist hij niet. Dat wij zoveel goeds hebben gedaan in Indië. Maar hij zal het weten. Als wij maar doorzetten. En over tuigd van onze integriteit en de grote waarde van ons werk. Poekoel teroes! TfALIE ROBINSON Tong-Tong heeft soms een nerveus en opgejaagd karakter. Wij werken dan onder pressie van te veel onaangename en dwingende contacten. We zijn ons er wel van bewust, maar menen toch dit niet te mogen verbergen om voor later jaren te registreren hoe klem we soms konden zitten. Ons „sabar" komt zeker terug! U kent deze term wel van het oude Indië: „tiek- tak-nja" betekent gewoon: „een aparte tactiek". Bij onze goeie ouwe kloppartijen achter de Gedong Setan was dat b.v. „de linkerwang toekeren om met de rechtervuist te „fileren". Of ook wel: „ta- boeka rehter en dan ta-linker". In het boksen heet dat „faking", in het bridgen „invite". De methode: geef je schijnbaar bloot en inviteer daarmee een uitval, die je ontwijkt of blokkeert om des te raker terug te komen. In de strategie speelt de schijnmanoeuvre een belangrijke rol. Deze methode pas ik in Tong-ToOng herhaaldelijk toe: maak fouten of misstappen en als de tegen stander denkt: Nou heb ik je tuk mannetje, „and now for the kill", dan komt de counter-attack. Natuurlijk win ik niet altijd, but it is fun anyway. En ik win meer aandacht voor meer ideeën op deze manier. Maar het best van alles: Tong-Tong krijgt er een geanimeerd en gevarieerd karakter door. Hidoep!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 3