Emigratie een Nederlandse zaak JASKI-AUT OMATEN ACCURATE SECRETARESSE ALL-ROUND ELECTRO-MONTEUR Links de Heer Sidney van den Bergh tijdens het gesprek met Tjalie Robinson Hilversum - Utrechtseweg 10 typen: poekoel teroes - Duits en Engels strekt tot aanbeveling voor de TECHNISCHE DIENST: Rijbewijs, toewijding en enthousiasme zijn noodzakelijk. Wij zijn van mening dat er in Nederland met branie, trouw en ondernemingsgeest nog best wat te bereiken valt, mits je af en toe samen met Maleis kunt afreageren. Brieven met pasfoto aan bovenstaand adres. Foto: ROGIER Sidney van den Bergh is één van de grootste anti-emigratie propagandisten. Zijn naam en zijn soms keihard gestelde uitspraken zijn in dit verband ettelijke malen in de bladen vermeld. Waar ook de Indische emigranten enkele malen apart genoemd werden, schreef ik Sidney van den Bergh een brief, waarin ik mijn verwondering over deze belangstelling voor de Indische emigrant uitsprak, omdat immers t.a.v. de spijtoptanten schijnbaar een heel ander standpunt werd ingenomen: waarom de een niet weg en de ander toch ook niet binnen? Zou de heer van den Bergh mij dat in een vraaggesprek willen verklaren? De brief was nogal vrijmoedig en uitdagend ge steld en ik verwachtte eigenlijk geen antwoord, maar per kerende post werd ik vriendelijk uit genodigd om op bezoek te komen. Dus waagde „the mouse that roared" (zoals ik het in mijn brief gesteld had), zich in het hol van de leeuw. En vond in de royale directiekamer van het enor me Unilevergebouw in Rotterdam („Amerikaans" uitzicht over Nieuw-Rotterdam) geen gevaarlijke leeu~", maar een beminnelijk mens, sprekend met b' ,:,arde. haast zachte stem. maar nochtans van een grote zekerheid en solide overtuiging. Daar ik in Nederland vrij vaak te maken heb ge had met zich zeer van hun groot gewicht be wuste personaadjes, kon ik niet nalaten te vragen of de brief niet al te „blunt" gesteld was. „Hele maal niet! Blunte brieven krijg ik anders wel ge noeg! Maar u stelde de feiten zakelijk en direct. Dat mag ik wel." Er ontwikkelde zich nu een merkwaardig ge sprek, waarin Sidney van den Bergh zijn stand punt rustig en zelfverzekerd handhaafde en ik het mijne niet prijs gaf, maar wij elkander toch wel vonden in een ruimer en mooier inzicht in de problemen van de emigratie. Ook Sidney van den Bergh heeft veel met emigranten gesproken: hij kent ze zelfs al van heel vroeger: tijdens de wereld oorlog in Amerika, toen hij in de functie van ge neraal o.m. veel te maken had met de onder de wapenen geroepen Amerikanen van Nederlandse origine. Ook met Australische emigranten had en heeft hij veel contacten. En dan kent hij uiteraard het Nederlandse bedrijfsleven en de kansen ervan in het ruimere Europese bestek als maar weinig anderen dus ook de arbeidsmogelijkheden in de nabije toekomst. Maar Sidney van den Bergh bleek (voor ons) meer dan dat: een Indischgast, die nog steeds met de grootste warmte spreekt van Indonesië („Wat had ik graag gehad dat mijn zoon BB-ambtenaar geworden was. Het heeft niet zo mogen zijn") en blijft hopen op nieuwe mogelijkheden van toe nadering. Hij sprak dan ook uitdrukkelijk tegen dat Unilever de boot van de spijtoptanten zou wil len afhouden en betreurde ten zeerste het beleid in deze. De emigratie van de Indische Nederlanders wilde hij liever niet op zichzelf bezien. „Kijk, wij hebben op de arbeidsmarkt van vandaag 35.000 werklo zen". zei Sidney van den Bergh. „maar er wor den niet minder dan 150.000 krachten gevraagd!" Met zo n enorm tekort aan arbeidskrachten aan emigratie meewerken en zelfs geld uit te geven voor propaganda, achtte hij onverantwoord. Het geboorte-overschot achtte hij niet verontrustend. Evenmin vreesde hij rampzalige gevolgen van plot seling recessies. Naarmate de EÉG zijn realisering nadert, zal in heel Europa voldoende arbeidster rein ontstaan ook voor de Nederlander. Emigratie is niet nodig. Nochtans gaf Sidney van den Bergh volmondig toe dat bij een flink percentage Nederlanders een spontaan verlangen om te emigreren aanwezig is. En dat dat altijd zo geweest is. In die gevallen: all right. Maar het forceren van emigratiever langens bij anderen achtte hij uit den boze. Hij vertelde dan apart van een ervaring, die hij in 1950 had, toen hij voor een zakenreis toevallig in Rangoon was, en daar een KLM-vliegtuig land de, waarop ettelijke emigranten zaten. Sidney van den Bergh heeft toen met enkelen een gesprek ge had. „Het waren zulke sympathieke, flinke men sen", zei hij, „ik vond het werkelijk zonde dat Ne derland ze kwijt was! Want weet u Neder landers zijn eigenlijk zulke goede emigranten. Dat heb ik in Amerika ook gemerkt: zij passen zich voor honderd procent in het nieuwe vaderland aan en zijn voor ons volk en onze cultuur voor goed verloren. En wij zijn een klein volk; wij heb ben niet veel te verliezen. Daarom zie ik emigra tie in de eerste plaats als een NEDERLANDSE zaak". Ongeweten was Sidney van den Bergh hiermee op mijn terrein gekomen. Ook ik had in Amerika opgemerkt hoe snel de Nederlander zich in het Amerikaanse volk oplost, vaak na enkele maan den de oude taal al niet meer spreken wil en niet zoals andere immigrantengroepen in Amerika cultuurwaarden uit het land van herkomst in ere houdt. Maar van de Indische emigrant was mij juist op gevallen de trouw aan taal en andere cultuurwaar den, niet alleen van Nederland, maar ook van In donesië. Ook is bij de Indischman de onderlinge gehechtheid groter. Ik vertelde Sidney van den Bergh dus van mijn ervaringen bij de geëmigreer de Indischman. Hier was dus géén Nederlands cul- tuurverlies. Daarna zette ik uiteen, welke plannen ik bezig was uit te werken. „Lacht u niet, mijnheer van den Bergh, ik ben idealist!" „Dat ben ik ook," glim lachte hij op een wijze die mij vertrouwen gaf. Dus sprak ik opgelucht verder (eindelijk iemand, die niet elke idealist voor dwaas verslijt!) en ook al kon Sidney van den Bergh niet meer dan slechts luisteren, hij deed het aandachtig en met begrip. „Als u flink opgeschoten bent, laat dan nog eens wat horen", besloot hij ten slotte het vraaggesprek, „als ik kan, wil ik graag helpen." En dan de onvermijdelijke blik op het horloge bij het eind van elk interview en het afscheid, dat hier althans een „tot ziens" inhield. Een onvruchtbaar gesprek dus? Omdat de een de ander niet van zijn gelijk heeft kunnen overtuigen? Maar waarom moet dat? Het gaat er om dat bei de partijen eerlijk gedachten kunnen uitwisselen om beter begrip te kunnen krijgen voor elkanders standpunt en eerlijke zaak. Als dat gebeurt, moet zeker een twistloos evenwicht bereikt worden dat beider werk leiden móet tot nuttigste oplossing. En dat wij elkander hebben kunnen vinden en be grijpen t.a.v. het belangrijkste punt, dat emigratie een Nederlandse zaak is dus geen zaak van werk krachten verkwanselen), dat is in elk geval voor het streven van Tong-Tong een winstpunt, dat hier bij aan de balk gaat! TJALIE ROBINSON vraagt voor kantoor

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 6