Lichtend voorbeeld van de Vlamingen NINI TO WO 2 September was Uw hoofdredacteur (mede in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Indische Kulturele Kring Tong-Tong) gast op een groot wijnfeest in Overijse (Vlaanderen), en wel speciaal op een belangrijk onderdeel van dat feest: het dub bele lustrum van „De Band en Zuiderkruis", een combinatie van twee kringen, die ongeveer hetzelfde nastreven als Tong-Tong. De ontvangst en de kennismaking met deze „zuster vereniging" heeft me volkomen overdonderd. De twee bovenstaande foto s mogen daarvan alvast een impressie geven. Op de linkerfoto ziet U mij naast de laatste Gouverneur-Generaal van Kongo, Z. Exc. Dr. Cornelis en naast deze Maurice Roe- lants, de Nestor der Vlaamse Letterkundige en „branie" woordvoerder op deze avond. Geheel links de dichter Walter Geerts, een der krachtigste dy namo's van „Band en Zuiderkruis." Op de rechter- foto op de voorgrond de heer Spitaels, voormalig Directeur-Generaal van Economische Zaken in Kon go, thans hoofdredacteur van het blad „Band en Zuiderkruis." Iets verder (met baard) Antoon Vloe mans, bibliograaf, die zojuist een volledige biblio grafie heeft voltooid van „Band en Zuiderkruis (Stelt U zich eens voor dat een Nederlands letter kundige dat van Tong-Tong zou doen!). Het was zonder meer een formidabel gezelschap, dat ik daar in Overijse aantrof: hoofdambtenaren en kopstukken uit handels- en bedrijfsleven uit „de verloren Kongo letterkundigen, hoogleraren, journalisten, geestelijken, kortom het beste wat de Vlaamse gemeenschap in Kongo eens voortbracht. Nu eensgezind, goed georganiseerd en spits van verreweg het grootste deel der uit Kongo verdre ven Vlaamse gemeenschap, onwrikbaar gelovend in een nieuwe taak die straks weer in Kongo vervuld zal moeten worden en constant bouwend aan die taak. Het dubbele lustrum dat 2 September alvast in amiabele sfeer werd gevierd, wordt straks in November op academisch niveau plechtig voor de tweede maal herdacht. Met hun veel jongere (en in vergelijking met Nederland veel armere) koloniale verleden, met hun veel versere en vaak gruwelijker „onttroning" zijn de Vlamingen noch tans veel helderder en ruimer van inzicht, veel verdraagzamer van karakter, veel opgewekter van toekomstverwachting, maar vooral: veel moediger en constructiever. Zij durven kalm de naam „oud koloniaal" te dragen, zij treden overal openlijk en zelfbewust voor het voetlicht en zij hebben een veel sterker en collectief besef van verantwoorde lijkheid tegenover de volken, die zij moesten ver laten. Daar komt nog wat bij: het Belgische volk zelf heeft veel meer begrip voor deze „oud-kolonialen dan het Nederlandse volk voor de Indischgasten. Men volgt met belangstelling hun werk, publiceert hun opinies, „Band en Zuiderkruis" heeft con tact met ministers, die luisteren en begrijpen en helpen. In België geen eindeloos gekatjauw over de frictie-punten, geen lamentabel „vergeten maar maar onverdroten constructief werken aan de plus- punten, die nieuwe opbouw van contacten tussen België en Kongo mogelijk MOET maken! Nogmaals: ik ben volkomen overdonderd. En ik ben beschaamd over de wijze, waarop ik als eregast ontvangen werd. Zeker denkt men in Vlaanderen. Wat „Band en Zuiderkruis" in België betekent voor 60.000 Vlamingen, dat betekent in Nederland „Tong-Tong voor 300.000 Indischgasten. En dat is helaas NIET waar. De Vlamingen hebben voorts nauw contact met de geïmigreerde Vlamingen over de hele wereld. Zij smeden een hechte band met al le Nederlands sprekende taalgroepen in de hele we reld (o.a. met de groep van 30.000 Belgen in De troit die een eigen Gazet hebben in de Vlaamse taal!) Het verlangen van Tong-Tong om soortge lijke banden te leggen over de hele wereld wordt echter hier in Nederland met wantrouwen en mis kenning bejegend: wat emigreert is ontrouw; weg met zulke lui! En dan zijn er hier natuurlijk tegenstribbelaars, die zullen mopperen: „Ja maar Tjalie is niet de juiste persoon!" Ogenblikkelijk toegegeven en ook nooit ontkend. Evenmin is in „Band en Zuiderkruis Walter Geerts of Pater Verthé of Odo Spitaels de ware orang, maar ZIJ ALLEN SAMEN maken een werk dat het onze verre overtreft en op het terrein van de internationale nieuwe betrekkingen tussen rassen en volkeren baanbrekend zal zijn. Op deze plaats: driemaal hulde aan de Vlamingen. Zij zul len een nieuw en mooier leven hebben onder het Zuiderkruis! De Nini Towo is een aangeklede siwoer. (Een siwoer is een uitgeholde klapperdop aan een steel bevestigd, waarmee de Javanen water scheppen, als ze zich baden). Om als Nini Towo te kunnen dienstdoen moet de siwoer in de eerste plaats gestolen zijn. Dan wordt ze 40 dagen neergelegd op een graf van iemand, die gestorven is op Djumahat Kliwon (zekere nacht van Donderdagavond op Vrijdag). Na deze 40 dagen wordt de siwoer s nachts met volle maan weer van het graf weggehaald en de daarop vol gende dag wordt ze aangekleed. Aan de steel be vestigt men een dwa.slatje, die de schouders moeten voorstellen verder wordt ze gekleed met een kain. De klapperdop wordt met borèh bestreken. Borèh is een gele zalf gemaakt van fijngeraspte bloeloek loepa (zeer jonge afgevallen klapper), ver mengd met klapperolie en kunir (kurkuma) en geraspte djeruk purut. Voorts tekent men ogen, neus, mond op de klapperdop en klaar is de Nini Towo. Als sieraden krijgt de pop lange snoe ren van aan elkaar geregen kenanga bloemen, melati en pandan. Nu moet de geest, die erin is gekropen tijdens het verblijf op het graf, nog tot le ven geroepen worden. Daartoe komt de Javaanse priester 's avonds met volle maan en terwijl hij ge beden prevelt, houdt hij de pop bij de steel boven een potje met brandende menjan (wierook). De pop blijft eerst doodstil in zijn hand, maar naarmate hij verder prevelt, komt er langzaam beweging in de pop, tot de bewegingen zo sterk worden, dat de siwoer in de hand van de priester gaat dansen, steeds op, neer, op, neer. Nu is het ogenblik ge komen. Men bindt de pop nu met 4 slendangs, en 4 personen houden elk een einde van de slen dang vast. Deze 4 mensen staan 2 aan 2 recht tegenover elkaar, zodat de slendangs een kruis vermen; in het midden hangt dus de nini towo, die doordat de 4 personen met gelijke kracht aan de slendangs trekken, 1J^ m boven de grond blijft hangen. Nu kan men aan het experiment beginnen. Alle verdachten waaronder dus de dief, moeten in een kring om de 4 personen staan. De priester ver telt dan met eerbiedige stem aan de nini towo, dat er een diefstal heeft plaats gehad, daar en daar, wat er gestolen is etc. etc. en of ze zo goed wil zijn.de dader(es) aan te wijzen.Dit verhaal over de diefstal wordt de nini towo in zeer plechtige bewoordingen gedaan, alsof men werkelijk met een zeer achtenswaardig mens te doen heeft. Na een poos begint de pop zich te bewegen, eerst langzaam, dan als maar sneller, op neer, op neer, en als de priester aandringt: „siopo malingnih, siopo malingnih" (wie is de dief, wie is de dief?) heft de pop zich plotseling zo hoog op, dat de slendang een of twee der houders ervan uit de hand wordt gerukt. De pop stoot met haar hoofd (de klapperdop dus) het hoofd van de in de kring staande dief en dat gebeurt met zo'n kracht, dat er een doffe slag gehoord wordt. Meestal is het dan zo, dat de dief de benen neemt, als hij niet al direct gegrepen wordt. Is de dief nu niet in de kring aanwezig, dan blijft de pop heen en weer dansen zonder dat ze iemand aanwijst. Zoals ik al zei, ik had van de nini towo eerst van de bedienden en kennissen gehoord en heb later zelf enige keren dit mysterie aanschouwd, met en zon der resultaat. Maar vreemd is deze kunst toch. Welke uitleg zou de westerse wereld hieraan geven? En het zijn toch doodgewone Javanen altijd, die deze kunst bedrijven. Ik zei al, dat de Oosterse we reld de Westerse op dat gebied verre vooruit is. F. Retel Helmrich

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 5