In memoriam Dr* 't Hoen 7 NASI GORENG Ik zat laatst in een goed Indisch restaurant, toen aan het tafeltje naast me twee Nederlanders plaats namen, één die kennelijk zijn leven lang in de Oost gezeten had, de ander een man die altijd „thuis" gebleven was. Ze bestelden allebei nasi goreng. De porties werden opgediend en de Indischman begon direct met grote gusto te eten. De ander echter begon ijverig en pietepeuterig alle „ongerechtighe den" uit zijn rijst te verwijderen, zodat zich langza merhand een muurtje vormde op de rand van zijn bord. Hij deed dat met een gezicht alsof hij zeggen wou: „Wat ik niet ken, dat eet ik niet!" of „Eerst alle rommel eruit" of „Dat zou wel es slecht voor m'n maag kunnen zijn." Pas toen er een soort blote portie rijst was overgebleven, begon hij te eten. De ander keek geamuseerd toe. Zon der commentaar. Hij had dit toneel zeker vaker aanschouwd. Hij dacht misschien: „Die beste kerel leert het tóch nooit!" of „Die arme kerel weet niet wat hij weggooit!" De manier waarop die nasi goreng „behandeld" wordt, doet denken aan de wijze waarop Indi sche copy voor Nederlandse bladen (ook ingezon den stukken) „persklaar gemaakt wordt. Waarop interviews worden afgenomen, waarop Indische schrijvers gerecenseerd worden, waarop de groep spijtoptanten door Justitie „gefilterd" wordt, en waarop veel nieuws uit Indonesië wordt „ge schift". Het resultaat is kortweg: leugen. Die meneer eet geen nasi-goreng. Hij eet een overschot. Als die meneer beweert over nasi goreng te kunnen mee praten, omdat hij het zelf eet, liegt hij (misschien wel ongewild en in alle onschuld maar onwaar blijft het!). Zo bestaan veel foutieve opinies over de Indisch man en het Oosten in het algemeen (het vroegrijpe Oosterse meisje, het zwoele Oosten O, mijn hemel, de blatende nonsens!). Zo worden waarde volle en onmisbare essenties gemist: zo worden de gevaarlijkste fouten gemaakt in internationaal verkeer. Hoeveel zal Nederland, zal Europa nog moeten verliezen, voordat er eindelijk iets duidelijker wordt? T. R. TWEE DJAGO'S Sinds geruime tijd weren twee Indische Neder landers (lezers van Tong-Tong), W. Ch. J. Basti- aans en F. J. A. Simons, zich geducht als in de pers onjuiste of discriminerende berichten of opi nies over Indische Nederlanders, Indonesiërs of uit het oosten afkomstige waarden worden ge publiceerd. De attaques gebeuren altijd direct, mei veel verve en met grote koppigheid als de eerste aanval „af geslagen wordt. Niet alleen redacties, maar ook instanties of politieke opinies daarachter worden op de korrel genomen. Een enkele keer vinden de ze heren wel een stem mee, maar ze laten zich door koude onverschilligheid nooit afschrikken. „Poekoel teroes" is hun devies. Het is jammer dat er niet meer zulke kampioenen zijn. Of liever gezegd: dat bij vele anderen de attaques mislukken en men dan ophoudt. Tong- Tong heeft altijd gezegd: ook al plaatsen ze Uw ingezonden stuk niet, schrijf tóch. Op zijn minst op de redactie wordt men dan op den duur zo niet wijzer, dan toch voorzichtiger. Bastiaans en Simons zijn niet zo maar twee indi viduen, die op hun eigen houtje en voor eigen genoegdoening ten strijde trekken, zij vertegen woordigen de stem in de groep. En een groep van een kwart millioen heeft recht op een stem. Dat die stem vaak gehoord moge worden! Redactie JAVAANSE SISDIRAN Doekoe Depok akoe sing doewè Rokok klobot mbako Scmarang Akoe kapok mèloe kowé Gawéné abot, mangané koerang klobot maisblad kapok er genoeg van hebben gawé arbeid abot zwaar mangan eten Op 14 december 1960 overleed zacht en kalm, na een langdurig lijden Dr. Hermanus 't Hoen, oud inspecteur der Burgerlijke Veeartsenijkundige Dienst in Nederlands Oost Indië, Officier van de Orde van Oranje Nassau, weduwnaar van Hendrina Ja- comina van der Pol, in de ouderdom van 92 jaar. Hermanus 't Hoen werd geboren op 21 april 1868 te Haaften (G) en vertrok in maart 1891 als Gou vernementsveearts naar N.O.I., wat zijn tweede vaderland zou worden. In 1892 huwde hij met de handschoen Hendrina Jacomina van der Pol, doch ter van de Gemeente Secretaris van Asperen. Hij werd tijdelijk werkzaam gesteld in Batavia (bij wijze van Tropische Cursus), daarna in Midden Java, standplaatsen Poerworedjo, Semarang en Tegal. Uit gedurende zijn laatste levensperiode samenge stelde Autobiografie en uit mondelinge medede lingen van oude Nederlandse en Indonesische vrien den van Toean 't Hoen blijkt nogmaals hetgeen mij reeds duidelijk was, hoe de jonge Gouverne- ments veearts met hart en ziel het welzijn van de Inheemse bevolking aan het hart ging, het geen hij uitte in een zeer menselijk vertrouwde omgang met de regenten, bevolking, hoofden van de bevolking en het plaatsen van Zebu runderen. Een vriend van t Hoen was wijlen de Regent van Karanganar, Raden Adipati Tirto Koesomo, een der beste leerlingen van de in Buitenzorg door Professor Melchior Treub opgerichte landbouw school. Eerlijk en rechtuit van leven en werken wist 't Hoen zich snel te orienteren in dit territorium. Hij maakte zich gemakkelijk vrienden die dan ook vrienden werden voor het leven. In 1898 volgde overplaatsing naar Pajakoemboeh (Padangse Bovenlanden) residentie Sumatra's West kust. Hij stelde hier onderzoek in naar het voorkomen van besmettelijke ziekten. Het onderzoek leerde, dat onder het Inheemse vee geen tuberculose voor kwam, slechts een enkele maal, door contact met melkvee, geïmporteerd uit Nederland of Australië. Een noodzakelijke omwerking veewet op het ge bied van tuberculose, malleus, rabiës, surra, sep- tichaemi, Haemorrhagica, Anthrax, toen reeds aan gegeven, werd later door collega wijlen Dr. Bakker voltooid. Na 10 jaar dienst met verlof in Nederland volgde hij in Amsterdam bij Dr. F. Basenau een cursus in de bacteriologie en promoveerde op 7 maart 1902 aan de Hogeschool te Bern tot doctor in de Veeartsenijkunde op Proefschrift „Pseudotubercu- lose bei der Katze." In mei 1902 keerde Dr. H. 't Hoen terug naar Indië, werd tot 1909 geplaatst in Magelang, gaf daar o.a. zijn belangstelling aan het invoeren van zwartbonte Friese Holl. koeien voor de melkbe- drijven. Dan volgt een halve eeuw van zó gevarieerd, zó belangrijk en nuttig werk (tot na de oorlog toe!) dat het niet mogelijk is binnen het kader van de beschikbare plaatsruimte een opsomming te geven, waarin de verdiensten van deze uitzonderlijke,.Blan da Besar" ten volle tot hun recht komen. Hem is de tragiek deelachtig geworden van zoveel grote Indischgasten, dat zij een zegen zijn geweest voor een volk, dat nog geen begrip kan opbrengen voor zijn waarden, terwijl het „vadervolk" er geen interesse voor heeft en de nieuwe generaties in Nederland en Indonesië opgroeien in volkomen on wetendheid van hetgeen hun waarlijk grote vade ren tot stand hebben gebracht. Grote belangstelling had Dr. 't Hoen zijn gehele leven voor alles in de prachtige natuur, ook voor de mens. Ondanks vele teleurstellingen in de ge dragingen der mensheid werd hij geen verbitterd man, bleef met open vizier door het leven gaan. Allen de hem kenden, en dat waren er velen, zijn er wel van overtuigd dat met Dr. 't Hoen een waarachtig mens is heengegaan. Toean Besar Slamat Tidoer! Hier is het voltallige bestuur van de Tong-TongClub in Australië bijeen: zittend v.l.n.r.: Mevr. HIM. Hollman (lid), mej. A. de Haas (lid), mevr. N. Hartwig (lid), A. F. Amrijn (secretaris)Staand v.l.n.r.: G.A.H. Mouthaan (penningmeester), P.A. Ammerlaan (voorzitter), H.f.M. Scholten (vice-vz.). Het adres van deze club is via de voorzitter: P.A. Ammerlaan. jervois Terrace, Marino Rocks, South Au stralia. Onze Australische „broeder-club" heelt een treffend devies: „Hoe cond ick mijn broeders ogt vergeten, daer wij toch zijn in eenen stronck geplant"! Hoe schril is het contrast met de Nederlanders, die de zaak van de spijtoptanten verwerpen! In deze wereld van egoisme, van al te gemakkelijke veroordelen en ver geten van zijn stamgenoten, is zo'n klein en waarlijk nobel groepje mensen in dat verre Australië ge woonweg een oase in de woestijn. Veel sterkte, veel succes toegewenst, „stronck-genoten"! Als wij den ken aan het prachtige bindingswerk van de Vlamingen tussen Nederlands-sprekende groepen in alle de len van de wereld, dan zijn we blij dat toch ook in onze eigen kring jonge en veelbelovende loten opschineten!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 7