AFSCHEID VAN HIER EN GUNDER K.W.-III-FUIF 1 3 Nog enkele dagen, dan zal ik de fabrieksfluit niet meer horen loeien en de koelies niet meer voorbij zien drommen. Nog een paar keer zal Soeta met haar blandja van de passer terugkomen, van verre luidruchtig gebarend, dat vandaag de sajoeran zo duur was. En Jem zal voortaan geen geld voor stijfsel meer vragen om Roel's overhemden te stijven. De tuin jongen zal geen snauw meer van krijgen wanneer hij achteloos langs haar wasgoed slentert en hij zal niet meer geeuwend of „Indonesia Raya" gal mend de tomatenbedden behoeven te wieden. De arengkoopman zal zich, het voorhoofd afwissen, niet meer behoeven uit te putten in het opsommen van de houtsoorten waaruit hij zijn houtskool brandde. En het onnozele dessavrouwtje dat gere geld de schrale oogst uit haar tuintje aankomt bieden behoeft niet meer geduldig op haar „ndoro" te wachten. Mina zal niet lang meer kleine sinjo in haar armen wiegen, daarbij in gebroken hollands een slaap liedje zingend dat zij als zeebaboe leerde toen ande re belanda-kindertjes aan haar zorgen toevertrouwd waren. De chauffeur zal niet meer aan mijn oor zaniken om voorschot en ik zal hem geen stil verwijt meer maken over zijn slordige levenswijze, die hem zijn maandelijks budget ver doet overschrijden. De nachtwaker zal ik niet meer voorbij het raam horen sluipen om ons met zijn „koelo noewon" van zijn plichtsgetrouwheid kond te doen. De uitbundig bloeiende sokka's in de tuin, de doordringend geurende melati en gambir, de gril lige schorpioenorchideeën tegen de stam van de kedondongboom, de hoge kantil- en kenangabomen met hun mystieke sfeer, binnenkort zullen zij voor mij nog slechts in de herinnering leven. Het zendingsziekenhuis en het dierbare kerkje, waar de pendita in nauwelijks te volgen hoog-javaans pleegt te prediken en Gods stem te midden van alle gespannenheid en anti-belanda-gezindheid wordt gehoord, zullen beelden uit het verleden worden. En ik zal mij tegen wil en dank los moeten maken van heel de entourage van het kleine plaatsje waar wij nu verblijven. Het vertrouwde landschap van heden, de spoorbaan, de rietvelden, de majes tueuze berg op de achtergrond, naar het zuiden de onmetelijke indische oceaan, het zal gisteren worden. Langs de dessa's zullen wij niet meer dwalen en over de hobbelige wegen zondags niet meer rijden om de stille, boeiende schoonheid van de Borobudur of het Menori-gebergte op te zoeken of te genieten van de wilde ongebondenheid van de bergstromen. Daar zal over enkele dagen het afscheid zijn. Hard en onverbiddelijk, afstand doen van alles om je heen en waarvan je nu eerst voelt hoe dierbaar het is en altijd was. Moet ik wezenlijk de banden losscheuren die mij binden aan dit land waar ik en mijn ouders en vele generaties daarvoor geboren werden en dat ik als het mijne kende, waar ik een onvergetelijke jeugd beleefde en tot volwas senheid rijpte, waar de ontgoocheling kwam met de Japanse invasie en waar ik ondanks al wat daarna kwam toch bleef. En of het toen Indië was en nu Indonesië, en een schijnbaar onoverbrug bare kloof deze begrippen scheidt, aan het land dat ik liefheb deed het geen afbreuk. De padi Evenals verleden jaar was de opkomst enorm groot. En ook het succes liet niets te wensen over. On der voorzitterschap van Herman Sonntag heeft het comité leden hiervan waren Jan de Greef en Harry Nitzschke werkelijk voor een geslaag de avond gezorgd. Van vier tot zes was er thé musical, natuurlijk erg gezellig. Om acht uur begon het cabaret, ge heel samengesteld uit amateurs, die zeer verdien stelijk een en ander hebben verzorgd. Charly Over- beek Bloem zorgde voor de muziek, Theo Scherer was conferencier. Wij wilden even memoreren, dat de medewerken den dit geheel con amore hebben gedaan Na het cabaret zou worden gedanst. Tragisch was wel, dat een der gasten, de heer Posthumus onwel werd en ter plaatse overleed. Omdat er zoveel mensen van buiten de stad ge komen waren, besloot men met dansen en muziek op te houden en rustig verder bij elkaar te blijven. bleef ruisen als toen, de sawahs bleven Dewi Sri s domein, de waringin het betoverde prinsesje met de lange haren, op donderdagavond bleef de wierooklucht hangen en de gamelan bleef de dalang begeleiden wanneer hij de wajangpoppen op de kelir, het witte doek, leven inblies, de tong-tong bleef waakzaam. Tussen kisten en pakpapier tracht ik het tot mij te laten doordringen, bewust, maar zwaarder op gave had ik in het leven zelden. Het doet pijn, onnoemelijk pijn. Alleen de herinneringen, ver levendigd door foto's en tastbare souvenirs zullen mij blijven, om door te geven aan mijn kleine jongen, die het land waar hij geboren werd misschien nooit zal leren kennen, maar waarvan hij weten zal dat zijn moeder het dierbaar in haar hart sloot. In de tjemara fluit een piet-van-vliet, het vogeltje dat droeve tijding brengt, zijn klagelijk deuntje, het kan niet toepasselijker. Soeta neemt een steen en jaagt hem weg, steels kijkt zij naar mij of zij met het vogeltje ook de droefheid uit mijn gemoed bedoelt te verjagen VILMA BROEDERSCHAP Het lijkt of je wat hebt tegen dat „broederschap van rassen en volken" vide je artikel „Kente ring"Of hebben de kleurlingen er wat tegen en waarom? En is dat alles dan niet in strijd met de gedachte van Tong-Tong? Ch. L. Ik (en trouwens iedereen) heeft wat tegen de interpretatie van die broederschap, waarvan im mers de termen door ons bepaald worden, omdat wij het beschavings-evangelie hebben, dat dus ook maar maatgevend moet zijn voor ons bruine (zwarte, gele) broertje. V/ij weten vaak schrik barend weinig van ons broertje (en zijn behoef ten) af. wat zijn toekomst is, hoe zijn natuur is. Dat broer-zijn draait dus vaak uit op een nogal eigenwijs en dwingend ,,be-broerenwaar terecht geen zelfrespecterend Oosterling van gediend is. Laat ons even bij de oorsprong blijven: de verge lijking met de echte (bloeds-) broederschap. Hoe vaak gebeurt het niet in een gezin dat het jongste broertje (aanvankelijk de kleinste van alle) op groeit tot de belangrijkste van alle. De oudere broers blijven monteur, schrijver, weegbrugger. De jongste wordt minister, millionair, bankier. Een échte broer met een groot hart zal dat vroeg inzien en zijn adik helpen, hem begrijpen, zijn ei gen „superioriteit" dienbaar maken aan de groei van zijn adik. Maar als die grote broer alsmaar de betweter wil zijn, verknoeit hij op den duur alle sympathie. En dat wilde ik alleen maar zeg gen: in de nieuwe vaart der gekleurde volken zul len ettelijke ons over het hoofd groeien. Zij zullen óns lot bepalen, niet langer wij hun lot. Ik ge loof dat wij er verstandig aan doen te luisteren naar de broederschapideeën van de andere kant. Zij zijn heus zéér bruikbaar! T. R. POEKOEL TEROES ..Ik hoor nog steeds de roep poekoel teroes"maar lees nergens hoe het abonnee-aantal toeneemt. Hoe zit dat? de Wilde. Het aantal lezers neemt te langzaam toe om er melding van te maken. Overigens denke men niet dat de redactie de illusie heeft dat de hele In dische groep gewonnen wordt plus een flink aan tal Hollandse lezers. Daarvoor is de „tegenactie" te groot. Als U wist hoe ijverig veel Indische Ne derlanders zich inspannen om Tong-Tong en zijn streven in een kwaad daglicht te stellen, de spijt- WILLY VAN BOGGELEN Op vrijdag 3 november wordt aan de Weimar- straat 400 te den Haag, een nieuwe fotohandel en studio geopend. Voor velen zal de heer Willy van Boggelen niet geheel onbekend zijn. Zijn fotografische loopbaan hegon hij bij de heer Thiessen, die verbonden was aan het Central Photo Technical Labaratory in Bandoeng. December 1946 ging hij over als staf fotograaf naar de Regerings Voorlichtingsdienst te Batavia. Verder heeft hij meegewerkt aan het voor velen zo bekende boek „Tanah Air Kita." Later in Soerabaja bij foto Drakulic werkte hij mee aan een fotoboek over Bali. Tot 1960 is Willy van Boggelen in Indonesië geweest, waar hij tot het laatst als televisie came raman van de Australian Broadcasting Commission en voor Visnews allerlei belangrijke gebeurtenis sen aldaar verfilmde. Door omstandigheden moest alles wat hij daar had opgebouwd achtergelaten worden en met nieuwe moed begint Willy van Boggelen weer van voren af aan met zijn nieuwe zaak, die onze amateur fotografen stellig eens met een bezoek moeten vereren. optantenzaak tegen te werken, kwaad te spreken over „het Soekarno-vriendje", de „koloniaal", de „communist" T.R., dan begrijpt U ook wel dat de toch al voorzichtige Indischman zich helemaal in zijn slakkenhuis opbergt. Het is voor ons ge noeg te weten dat desondanks het aantal „stiekume lezers" van Tong-Tong groot blijft. Maar „poekoel teroes" heeft niet (alleen) de groei van het lezersaantal op het oog, maar veel meer het Idee achter Tong-Tong: onderlinge hulpbereid heid, verdediging van verdrukten, bestrijding van onrecht, opbouwen van begrip van Nederlands-In dische historie en beter begrip van een belangrijk volk, het Indonesische, voor het welzijn van de Nederlandse staat. Hoe minder aanhangers van deze ideeën, hoe harder de overblijvenden moeten „teroespoekoelen." De waarde van een streven wordt niet bepaald door het aantal onwilligen, maar door karakter en koppigheid van de aanhangers. Ik mag niet ontevreden zijn. Niet het vele is goed. maar het goede is veel! Elfduizend aangesloten gezinnen, dus vijftigduizend geestverwanten, daar kunnen we nog generaties lang trots op zijn. Ook de generaties achter hen die nu niet willen! Daarom: poekoel teroes! CHRISTELIJK „Ik hoor dat je omgaat met B. Je weet toch dat hij fout geweest is? Over het algemeen baart je al te gemakkelijke omgang met iedereen menigeen te recht veel zorgen." G. In een Christelijke samenleving kunnen wij n.m.m. mensen die fout geweest zijn onmogelijk tot het einde hunner dagen achtervolgen met onze afkeu ring of uitstoting. Hen tot vriend maken is een plicht. In een beschaafde Europese maatschappij, waar de Reclassering een bestaand instituut is, kunnen wij onmogelijk op ons eigen houtje een anti-reclas- sering gaan opzetten. Ik ben alleen maar conse quent. Wat mij in dit vaak door hypocrisie geteisterde volk (en dat raakt de Indo evengoed!) het meest bezorgd maakt is de zeer grote groep „onaanraak- baren die nooit fout zijn, altijd zalvend braaf altijd farizëisch goed. Zij hebben een apart tong- tong-etje; dat van een a-sociale „elite." Wacht U voor hen! Wij zijn een doodgewone kampong-tongtong. Wij roepen op tot hulp en weerbaarheid zonder aan- ziens des persoons. Wij kunnen niet anders. T.R. Van Hier en Gunder is onze belangrijkste rubriek. Voor het eerst in de historie van de Indische journalistiek bestaat ergens een vrije uitwisseling van gedachten over de meest uiteenlopende onder werpen. De Indische burger stuurde destijds haast nooit ingezonden stukken in en doet het nog steeds slecht in de Hollandse pers. Omdat wij hier vaak „als vreemden" spreken en niet verstaan worden. In TONG-TONG voeden wij elkaar op, sterker dan uit welke andere kolom ook in dit blad is hier de psychologie van de Indischman te herkennen.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 13