DE TUNNEL VAN LAMPEGAN ALGEMEEN Geluk gratis EERBEWIJS TOT DE DOOD 3 De derde halte van Soekaboemi af op weg naar Tjiandjoer is de halte van Lampegan. Daar kan je de lekkerste goelali van Indonesië kopen. En een soort kleine gebakken of geroosterde palink jes, die ongelooflijk smakelijk zijn. En boven dien begint bij Lampegan de tunnel. Vooral na de oorlog was er vaak geen licht in de trein en reed er nogal vaak gespuis mee. Men kon dus nogal eens de waakzame kreet kunnen horen: ,,Awas tjopèt!" als de trein het donker in reed. Wie nauwlettend rondkeek zag ook nog wat anders: aantrekkelijke jongedames staken een flinke sirih pruim op. Mijn vriend Oemar had daar de volgende explanatie van: nozems maakten van de duisternis gaarne gebruik om een ongewenste knuffelpartij te beginnen. En om de vrijmoedige knuffelaar dui delijk te merken met een rode ster op z n ,,vessie had de jongedame haar voorraad sirihsap al klaar. De jongedames schenen deze methode ook toe te passen op eenzame donkere wegen en op ru moerige pasars. Het middel moest probaat wer ken, want een met pruim „gewapende" dame werd altijd met rust gelaten. Een ideaal defensiemiddel, dunkt ons, ook in Holland, waar nozems (om niet te spreken van gevaarlijk tuig) ook graag dames lastig vallen. Jammer dat pruimen hier niet bestaat (en misschien ook wel onsmakelijk, al thans onaesthetisch is). Het is jammer dat bij veel Indischgasten (ook de mannen) op geestelijk terrein deze methode in zwang is. Velen (en daar getuigt onze corres pondentie van) lopen voortdurend met een flinke mentale sirihpruim rond en bij elke niet direct begrepen of zelfs denkbeeldige aanraking wordt ogenblikkelijk een flinke straal geproduceerd. Me nige in de duisternis naar de weg tastende eer zame voorbijganger en ook de conducteur in onze Tong-Tong-trein krijgt dus periodiek een ferme „tjrot". Evenals bij Lampegan worden nooit excuses gemaakt en wordt zelfs onder luid misbaar een gelijk volgehouden. Elke getroffene wordt —al thans in eigen vriendenkring vervolgens per manent als schurk aangemerkt. Waarop direct een nieuwe pruim geperst wordt in het preutse mond je, waarboven twee triomfantelijk heilige oogjes uitdagend de wereld in priemen. Vele gesprekken met oud IEV-bestuursleden en andere verantwoordelijkheidsdragers hebben mij ge leerd, dat dit al een zeer oud verschijnsel is, waar om men zich niet druk moet maken. Ik maak me ook niet druk, maar betreur het alleen dat als de trein aan het eindstation stopt (Betawie? Ne derland?) een groep passagiers uitstapt, die er on toonbaar uitziet. Vol onder de rode „stroop" als: Nee, wij zijn niet kwaad om de lezers, die ons voor echte en vermeende fouten corrigeren. Wij groeien op als toen we tien jaar oud waren onder de hand van Maatje. Die ook nooit wat goeds in ons zag en er vaak flink op los kastijdde. Maar we groeiden toch. Zo groeit Tong-Tong nu ook. Ergens was Maatje's straffende hand ook een voe dende hand. Ergens is Uw kastijdende pen ook een helpende pen. En ziet U (net als Maatje) vaak genoeg in dat U voorbarig of te hard ge straft hebt. Wees dan ook niet boos als we bij de afstraffing, of en toe wat onaardigs zeggen. En zie in dat sommige tikken te hard aankomen omdat Njootje Tong-Tong soms vel over been is en een op de vlezige pantat bedoelde klap „wah, kena kluif-nja!", zodat er gevoed moet worden. Ja toch? Ah, Tong-Tong is nog steeds een echt Indisch huishouden. Met af en toe veel „rèpot" en „tem- piling." Maar er groeiden stevige jongens en flin ke meisjes uit, toch? Na ajo, poekoel teroes! T. R. communisten, Jappen-heulers, Soekarno-vrindjes, blanda-haters, emigratie-ontrouwen, omgekochten, dieven, scharrelaars, etc. etc. Wat voor een indruk maakt dat op de burgerij van de stad van aan komst! Dat de Indische groep bij veel Nederlanders een slechte naam heeft, is aan deze sirihmondjes te wijten. Een dame, aan wie ik dit verhaal eens vertelde, commentariseerde aldus: „Na! En dan! Je wéét hoeveel boewaja's er op de wereld rondlopen! Maar daarom is het verhaal nog niet af. Weet U wat mijn vriend Oemar deed als we de tunnel in reden? Hij stak zijn zaklantaarn aan en ging ermee „spelen". Kinderachtig, ja? Dat zeiden ook velen: „Anak ketjil! Takoet!" Oemar trok zich er niets van aan. Maar met welgevallen zag hij toe, hoe de bevreesden zich veilig voelden en de hul pelozen hun weg in de trein konden vinden. De boeven deden niets. Beurzen en preutsheid bleven ongedeerd. Het is jammer dat zoveel mensen de „Magie van het Licht" niet kennen (dus niet willen lezen en leren), en dus niet waken kunnen voor een alge meen belang. En liever mokkend in het donker blijven zitten met zóóó'n sirihpruim. Maar gelukkig zijn er ook „lichtdragers" in onze Tong-Tong-trein. Over hun activiteiten om Tong- Tong op brede en solide basis te consolideren, zullen onze lezers binnenkort lezen. Het gehalte van onze „reizigers-groep" zal blijken uit de steun die zij zullen krijgen. En dat zal de bewering waar maken die ik zo vaak in Tong- Tong verkondigd heb: de Indische groep is veel beter dan algemeen wel gedacht wordt! TfALIE ROBINSON In de over de hele wereld uitgezonden rede van Krutchev bij het grote communistische congres werd o.m. beloofd dat in de communistische heil staat elkeen gratis onderwijs zou krijgen, gratis huisvesting, gratis dit en gratis dat. Ook in veel democratische landen maken zulke beloften veel indruk. Bij mensen, die helaas niet al te veel verstand hebben. Want niets in de wereld kan gratis verkregen worden. Al die huisen en scholen, de leerkrachten, het materiaal, het onder houd, kosten geld, geld, geld. Dat zalérgens vandaan moet enkomen. Met een omweg dus via de belas ting (net zoals U de korting in Uw toko en al die reclame zélf betaalt!). En als werkelijk mocht blijken, dat de burger die kosten inderdaad niet hoeft te betalen, dan kan dat alleen betekenen dat het geld van onderdrukte (of bedrogen) gebie den in het buitenland moet komen. Dus alweer kolonialisme. Ik kan er niets aan doen dat ik van Spanje alleen al houd voor dat spreekwoord: „Neem wat je wilt, maar betaal!" Hoe oer-wijs! Niets in deze wereld wordt gratis genoten. Zelfs in de primitiefste sa menleving bestaat geen gratis. Als daar de ene koeboe de andere leert lezen, of een paar vruchten geeft, hij krijgt tanggoeng een vis of een roeispaan terug. Omdat sociaal besef en menselijk eergevoel zich verzetten tegen „gratis". Daarom bracht de arme tani, die je 's morgens een pak ouwe kranten zo maar voor niets cadeau gaf, 's avonds een bosje kangkoeng bij je: uitwisseling van respect, vriendschap, waardering. Dat verklaart die eigenaardige gewoonte bij veel Tong-Tong-lezers (en menig accountant zit daar een beetje wantrouwig tegenaan te kijken) om regel matig „ekstra" naar Tong-Tong te sturen: een bewijs dat dit blad (althans hén) meer geeft dan „leesstof voor een soekoe". Wat kan het mij dan schelen dat er zoveel pingelaars ook zijn, die soms onze tong-tong-vruchten eindeloos „pidjitten" en beruiken en proeven en toch weer terug leggen. Zo is de wereld. Dat met Uw hulp ook aan deze „gratis-proevers" toch wat extra's geboden kan worden, zij voor ons genoeg. Als wij dan ook maar goed blijven beseffen dat gratis niet bestaat. En dat iedereen die daarin ge looft, een dromer is of een dief. Laat ons waak zaam zijn! T. R. JOHANNES VAN DER STEUR STRAAT De eerste straat in Nederland, naar Pa van der Steur genoemd, in Amsterdam-West, is er eindelijk! We zijn benieuwd of er ooit nog eens een gedenk- plaat bij komt, waarin de verdiensten van deze buitengewone Nederlander worden bekend gemaakt. En dan nog maar afwachten of er ooit een tijd komt dat het werk van Pa van der Steur bij het Neder landse volk meer bekend wordt en navolging vindt Een trouwe lezeres van Tong-Tong stopte mij eens dit briefje toe: Komt, vrienden, Het is niet te laat om een nieuwe wereld te zoeken, Steekt van wal en klieft, elk op zijn plaats. De golvenwant mijn doel omvat Voorbij de kim te zeilen tot de dood Te streven, te zoeken, te vinden en niet te versagen. Uit: Tennyson's verzen „Ulysses." Misschien dacht zij dat die woorden op mij van toepassing zouden zijn. Dit wens ik geheel buiten beschouwing te laten, maar ik weet wel dat Tong- Tong onder meer oproept voor erkenning en waar dering voor deze uitzeilers, die ook al zijn ze dwaas, géén minderwaardige avonturiers, ontrouwe en kolonialen zijn. Zonder hen zou Nederland een armzalig stuk aangeslibt klei gebleven zijn met dom, achterlijk denken. Nederlands rijkdom is in enorme mate te danken aan de uitzeilers. D.w.z. aan het kleine percentage dat terugkwam. En hoe droevig is het te beseffen dat men hier zo vaak koud en harteloos denkt over de velen „die tot voorbij de kim zeilden tot de dood van de vroegste scheepsjongen van Bontekoe of tot de laatste OVW'er toe, die sneuvelde bij Tjirand- jang, tot de laatste emigrant die omkwam bij een spoorwegongeluk bij Chicago. Ah. in plaats van de „vreemdgemanierde" Neder lander te veroordelen en te minachten, dienden te eren door het oprichten van een monument voor de „onbekende Nederlandse Uitzeiler", om in elk geval de nagedachtenis te eren van een ge beente dat ergens voorgoed tot stof vergaan is.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 3