N.A.S.S.I.-
RADIO BOLLAND
RUBRIEK
Gironummer 8118
NASSI, Laan v. Meerdervoort 1580
Den Haag
REDT EEN MENS!
4
Artikelen van Prof. Duynstee
Hieronder volgt de tweede helft van ons verweer
tegen de Tijd-Maasbode-artikelen van Prof. Duyn
stee:
Tegen het tweede punt, t.w. de te sterke beper
king van de personen die voor toelating in aan
merking komen, wordt door de critici aangevoerd,
dat de Regering een gedragslijn volgt, welke niet
juist is en bovendien in strijd met haar eigen be
ginselen.
In zijn rede in de lie Kamer op 19 november 1959
heeft Minister Beerman het spijtoptantenprobleem
en de personen waar het om gaat, aldus ge
schetst: Er is geen twijfel over, dat de grote ca
tegorie van Indo-Europeanen het in Indonesië
moeilijk heeft, omdat die Indo-Europeanen in ster
kere of minder sterke mate cultureel aansluiting
zochten bij het Westen en in de jonge Indonesische
samenleving er alles op gezet is op het ogenblik
die samenleving een Oosters, anti-Westers, cachet
op te drukken. Men ziet telkens, dat er bij de vi
sumaanvragers velen zijn met kinderen, want wie
de Indonesische nationaliteit heeft, althans wie geen
buitenlandse nationaliteit heeft, is verplicht zijn
kinderen op Indonesissche scholen te laten gaan.
Hetzelfde probleem, op andere wijze, hebben wij
ook gezien in de landen achter het IJzeren Gor
dijn, waar de burgerij onder de wals van het com
munisme komt. Hier is de wals van het Indone
sisch nationalisme, dat in zijn economische poli
tiek, in zijn steeds verdergaande nationalisering een
enigszins communistische inslag vertoont. Er heerst
in Indonesië schrijnend leed.
Tenslotte merkt de Minister op: „Het probleem
geldt evenzeer ten opzichte van de passieve spijt
optanten en ten opzichte van bepaalde andere
groepen, die niet konden opteren naar de ene of
andere kant.' (Handelingen Tweede Kamer, 19 no
vember 1959, blz. 2144).
De Regering gaat er dus zelf van uit, dat er in
Indonesië „schrijnend leedheerst onder de groep
der visum-aanvragers. Zoals de Regering het stelt
is het duidelijk, dat het gaat om de westers-Neder-
landse instelling van betrokkenen en de onmoge
lijkheid om deze te vervangen door een oosters-
nationalistische levensbeschouwing. Voor het me
rendeel der Indo-Europeanen is deze mogelijkheid
niet aanwezig, evenmin voor een deel der z.g.
„met Europeanen gelijkgestelden
Zij die daardoor in nood zijn gekomen en dit heb
ben gemanifesteerd in de vorm van een verzoek om
toelating in Nederland, worden aangeduid als
„maatschappelijke Nederlanders" om te laten uit
komen, dat deze slachtoffers op grond van hun
Nederlandse instelling in deze noodsituatie zijn
gekomen. Velen geven er de voorkeur aan om de
ex-Nederlanders onder hen aan te duiden met
„spijtoptanten" en de anderen met „maatschappe
lijke Nederlanders". De door Prof. Duynstee ge
geven omschrijving van „maatschappelijke Neder
landers" omvattende alle „vroeger op Europees ni
veau levende Indonesiërs (soms Chinezen, soms
Arabieren, enz.)", is in strijd met de werkelijkheid
en aan zijn eigen fantasie ontleend.
Deze onjuiste gedachte is de basis van zijn ge
hele verdere betoog; daaruit spruiten ook zijn ver
keerde conclusies voort. Het is de schrijver ont
gaan, dat het begrip „spijtoptanten" en „maat
schappelijke Nederlanders" juist wil accentueren
het bestaan daarnaast van andere ex-Nederlanders
(optanten) en andere vroeger Westers georiënteerde
bevolkingsgroepen, die er niet over denken om
Indonesië te verlaten. Hiertegen heeft niemand enig
bezwaar; zij vallen buiten het spijtoptantenpro
bleem.
Advertentie
Stationsweg 143 - Tel. 60.17.03 - DEN HAAG
Verzorgt Uw St.-Nicolaas en
Kerstgeschenkzendingen aan Uw
familie in den vreemde.
NU AL BESTELLEN
Uw adres voor Krontjong-,
Cowboy- en Toppers
Wanneer de Regering het als een morele plicht
ziet om de slachtoffers, die zich met Nederland
verbonden voelen en deswege in nood verkeren,
in Nederland toe te laten, dan is het met dit be
ginsel in strijd om in haar richtlijnen voor toela
ting de materiële nood en niet de geestelijke nood
(dat is toch wat de Regering stelt) te laten preva
leren. Hierdoor worden velen in hun noodsituatie
gelaten.
Ook is voor dit beginsel irrelevant, dat in haar
richtlijnen als eis wordt gesteld een groter aantal
bloedverwanten in Nederland dan in Indonesië;
er zijn toch verschillende in Nederland geboren
optanten die hun hele familie hier hebben en die
in Indonesië willen blijven, dus geen spijtoptanten
zijn. Uit dezen hoofde worden weer anderen in hun
ellende gelaten.
De vrees dat het leven in Nederland voor hen op
een teleurstelling zou kunnen uitlopen, mag toch
geen reden zijn zoals de schrijver wil om hen
z.g. in hun eigen belang in Indonesië te laten,
zulks terwijl hij zelf erkent dat „het percentage van
trekkelijk gering is gebleken".
Nu in de bestaande richtlijnen het Regeringsbegin
sel niet voldoende tot uiting is gebracht, wordt in
de motie-Van Doorn mede bepleit, deze te wijzi
gen in dien zin, dat „een aan het menselijk leed
der aanvragers aangepaste werkwijze wordt toege
past".
Verzamelt voor, stort op:
Tot op heden heeft de Regering nog steeds niet
duidelijk willen maken, waarom zij niet aan deze
redelijke en humane wens van de Kamer kan vol
doen. In deze wens toch komt het bovengeschetste
Regeringsbeginsel in feite tot zijn recht.
De heer Duynstee is blijkbaar eenzijdig ingelicht;
door zijn gehele betoog loopt evenals bij Minis
ter Beerman als een rode draad de verwar
ring van spijtoptanten met optanten en van maat
schappelijke Nederlanders met andere Indonesiërs,
speciaal met hen die vroeger op Europees niveau
leefden.
Hij kan zelfs concluderen, dat wijziging van de
richtlijnen zou meebrengen toelating van een per
soon, die door het plegen van een gewoon mis-
dr ;f of door eigen immoreel gedrag, in nood
is komen te verkeren. De nood van deze per
soon staat in geen enkele verband met zijn Ne
derlandse instelling, zodat hij uit dien hoofde in
het geheel geen spijtoptant is; hij valt dus buiten
het probleem.
Op dezelfde irreële wijze betrekt hij de stichting
N.A.S.S.l. en het C.C.K.P. in zijn betoog. De
schrijver wil de lezer deen geloven, dat deze orga
nisaties in beginsel toelating zouden voorstaan
van nagenoeg iedereen, die naar Nederland wil ko
men omdat hij in moeilijkheden is geraakt (alle
optanten en alle vroeger op Europees niveau
levende Indonesiërs). Hij bestempelt deze actie
zelfs als o.m. een belediging voor de Indonesiërs.
Voorzien van suggestieve opschriften als „Alleover-
drijving schaadten „Spijtoptanten dupe van hun
pleitbezorgers?" gaat hij dan het slechts in zijn
verbeelding bestaand doel en streven van de orga
nisaties bestrijden. Voor een schildering van de
nood der spijtoptanten heeft N.A.S.S.l. geen over
drijving nodig; de blote feiten op zichzelf zijn dik
wijls helaas al schrijnend genoeg. Kent de heer
Duynstee de Nassi-bloemlezingen niet uit talloze
brieven en rekesten? Wij kunnen niet aannemen,
dat hij na kennismaking daarvan en van de rappor
ten van geestelijken en maatschappelijke werkers
(werksters) nog van „overdrijving" zal durven spre
ken.
Tenslotte komt de heer Duynstee tot de verbluf
fende stelling dat de toelating in Nederland beperkt
moet blijven tot de spijtoptanten, of zoals hij
het zelf formuleert, dat „Nederland alleen in die
gevallen zedelijke gehoudenheid tot hulp heeft,
waarin mede uit de band met Nederland onover
komelijke moeilijkheden zijn voortgevloeid". Dit
laatste is nu juist precies wat NASSI voorstaat;
laat deze spijtoptanten zo vlug mogelijk tot Ne
derland toe!
Het gaat niet om - zoals de heer Duynstee het
wil doen voorkomen steeds aanzwellende, on
bepaalde grote aantallen van personen (optanten);
het gaat om nog circa 10.000 slachtoffers (spijt
optanten), die hun nood blijkens een verzoek om
toelating in Nederland, hebben kenbaar gemaakt.
Parlement en Regering
Bij de algemene beschouwingen over de begroting
voor 1962 werden door de lie Kamerleden De
Kort, Burger en Van Dis redevoeringen gehouden.
Eerstgenoemde spreker zeide o.a. over de bestaan
de controverse tussen Regering en Kamer: „Over
dat gelijk en ongelijk zal straks, bij de behan
deling van de begroting van Justitie, wel meer
worden gesproken. Over dit dubium is echter al
jaren getwist door Regering en Kamer, zonder dat
één der partijen de juistheid van haar standpunt
ten genoegen van de andere bewees. In zulke geval
len van hardnekkige tegenspraak lijkt het mij ver
standig toe, dat de Regering nagaat niet uitslui
tend of haar beleid op zich de toets der kritiek
kan doorstaan, maar óók, of een tegemoetkoming
aan de overgrote meerderheid der Kamer zou
voeren tot verstoring van onderlinge rechtvaardig
heidsverhoudingen, dan wel tot onoverzienbare con
sequenties. Het aan deze problematiek verbonden
menselijke leed is daartoe aanleiding te meer."
De heer Van Dis merkte op, dat waar Indonesië
eerst de directe diplomatieke betrekkingen met
Nederland had verbroken en daarna ook de in
directe, waardoor de omstandigheden voor de spijt
optanten zoveel te meer precair zijn geworden,
van de Regering verwacht had mogen worden,
dat zij haar beleid aan de zoveel ernstiger omstan
digheden zou hebben aangepast.
De minister-president Prof. de Quay antwoordde
o.a.:
„Het Kabinet moet de belangen afwegen, ener
zijds die van de spijtoptanten en anderzijds die van
de samenleving hier te lande. Ik meen overigens, dat
het verschil tussen het te dezen gevoerde beleid
en de wensen, uitgedrukt in de motie, niet zo
groot is. Ofschoon de richtlijnen voor de toela
ting niet gewijzigd zijn, is een advies-commissie
ingesteld, en worden de individuele gevallen over
eenkomstig de voorstellen van deze commissie
welwillender bezien dan tevoren."
Naar aanleiding van deze woorden van de mi
nister-president vroeg de heer Burger in tweede ter
mijn:
„De verschillen inzake de spijtoptanten, zo zegt de
ministerpresident zijn niet groot. Waarom legt men
dan moties naast zich neer, als die verschillen
niet groot zijn? Daartoe is dan, naar het mij voor
komt, te minder reden".
Wij en velen met ons zijn benieuwd wat
de verdere behandeling bij Justitie voor onze spijt
optanten zal opleveren.
Televisie-forum over spijtoptanten.
Het spijtoptanten-probleem werd op 16 dezer door
de N.C.R.V. opnieuw voor de t.v. behandeld, thans
in de vorm van een gespreksforum onder voor
zitterschap van Prof. Diepenhorst, waaraan deel
namen de ministers Beerman en Klompé, de Ka
merleden Jkvr. Wttewaall van Stoetwegen, Schip
pers en het Nassi-Comité-lid Prof. Baudet.
Wij zijn de heren Schippers en Baudet dankbaar
voor de wijze, waarop zij de zaak der spijtoptanten
tijdens dit forum hebben gediend. De vele mi
nisteriële woorden hebben o.i. weinig bijgedragen
tot een spoedige oplossing van het probleem. Met
Faust zouden wij willen stellen: Der Worte sind
genug gewechselt. lasst mich auch endlich Taten
sehn!
Correspondentie over Nassi-aangelegen-
heden 'aan Tjalie Robinson persoonlijk
wordt na kennisname doorgestuurd aan
het Nassi-kantoor voor verdere behandeling
Voor nadere inlichtingen betreffende deze
correspondentie wendde men zich dus tot
Nassi, Antwerpsestraat 18, Scheveningen.
Tel. 540042; Visum bureau 558978