Een jaar bij de Yogi s
POEKOEL TEROES BAL-NJA
Mr. LILY EVERSDIJK SMULDERS
van India en Tibet
1 2
Een jaar bij de Yogi s van India
en Tibet
Boekhandel P A A G M A N
TEGEN DE DRAAD
Als wij, ons bezinnend op het huidige wereldgebeu
ren en de plaats van de mens daarin, er ons reken
schap van geven hoe wij in steeds sneller vaart
worden meegetrokken in de wereldontwikkeling,
dan kan het niet anders of wij moeten daarbij ook
beseffen welke grote moeilijkheden daardoor ont
staan.
Door middel van de moderne communicatiemid
delen zijn alle volken over de gehele wereld met el
kaar verbonden. Wat op dit moment in Amerika,
Australië of Azië gebeurt lezen wij vanavond in
de krant, of nog eerder horen wij het door de ra
dio.
Wereldculturen stoten op elkaar. Dit brengt onher
roepelijk conflicten met zich, daar waar zij el
kaar niet begrijpen. Aan de andere kant echter
komt men tot de ontdekking dat men veel met el
kaar gemeen heeft. Oost en West, Noord en Zuid
bestaan nu niet meer. Wij staan allemaal tezamen
op één punt, het middelpunt van de aarde. En dit
middelpunt is overal.
En waar dit voor de uiterlijke wereld geldt, daar
is dit nog te sterker voor het innerlijk: liever nog:
daar is dit absoluut.
Met ons innerlijk, het binnenste van ons hart,
zijn wij overal. In die grensgebieden van de geest,
waar het denken ophoudt en slechts het innerlijk
ervaren, het wéten overblijft, daar zijn wij één met
het middelpunt van het heelal, dat tevens ons
eigen middelpunt is, ons hart.
Het boek van Mr. Lily Eversdijk Smulders: Een
jaar bij de Yogi's van India en Tibet geeft ons
aanleiding om tot dat binnenste van ons eigen zelf
in te keren. Niettegenstaande het geschreven is in
een uiterst prettig leesbare verteltrant en daarom
allerminst „zwaar" aandoet, legt het ons de diep
ste wijsheden en levenswaarheden voor.
En juist daarom is dit boek zo uitermate ge
schikt om hen, die tot dusver over de diepste le
vensvragen nog niet op deze wijze hebben nage
dacht, in dit gebied binnen te voeren, laten we
zeggen spelenderwijze. Men kan het boek achter
elkaar uitlezen als een levendig geschreven
relaas van de door de schrijfster in de interessante
gebieden van India en Tibet beleefde wederwaar
digheden, haar ontmoetingen met vele wijze mon
niken, maar dan zal men daarna het toch telkens
ter hand willen nemen om nog eens na te slaan wat
deze wijze yogi's te vertellen hadden: de inhoud
van de Bhagavad Gita, de Vedas en de Oepa-
nishads.
Wij die in Indonesië door de wajangverhalen min
of meer vertrouwd zijn geraakt met het machtige
heldenepos, de Mahabharata, met als hoogtepunt
het zgn. Lied des Heren, de Bhagawad Gita, waar
in wij de prachtige toespraken aantreffen van
Krishna als hij Ardjoena in antwoord op diens
vragen onderwijst in het wezen van geest, heelal
en mens, wij zullen des te meer dit werk van de
schrijfster kunnen waarderen.
En wij kunnen daarbij ter harte nemen hoe wij op
eenvoudige wijze eraan kunnen medewerken om in
deze tijd waar Oost en West ineenvloeien deze
boodschap van het Oosten in het Westen te bren
gen. Of laten wij liever zeggen: wederom te bren
gen. Want vinden wij niet reeds in de zg. Philoka-
lia, die in 1782 in Venetië werden uitgegeven neer
geschreven hoe Simeon de Theoloog zeide:
„Zonder U af in een rustige cel, ga zitten in een
hoek, sluit de ogen en onttrek Uw geest aan elk
ijdel en vergankelijk voorwerp. Laat vervolgens de
kin op Uw borst steunen en richt Uw oog in alle
opmerkzaamheid op het midden van Uw buik, op
de navel. In het begin zult ge ondoordringbare
duisternis ontwaren; wanneer ge echter volhoudt
en U dag en nacht op deze wijze moeite geeft,
zult ge blijvende vreugde vinden. Ge zult dan dat
gene zien, wat ge nimmer te voren hebt ervaren.
G:j schouwt door de sluier van het hart en ziet U-
zclf geheel in licht gehuld en in volledige klaar
heid."
Kijk. daar gaat de Tong-Tong-beker naar een oud Indische bekende, Dick Schoof, terwijl rechts de lei
der van het sportfecst, een nóg oudere oud-gardist, de heer Ir. G. C. Tielemus Kruythoff. vergenoegd
Staat toe te kijken. Het gebeurde allemaal aan het slot van de Dertiende Indische Golf week te Hattem
op 8 oktober en we hebben daar heel wat Toeans en Njonjas Besar uit het oude Indië bijeen gezien.
Eigenlijk zeggen we het fout. het is niet de Tong-Tong-beker, maar de „Poekoel Teroes Beker van Tong-
Tong" en dat er teroes gepoekoeld is, dat haal je de kukuk (zoals je het in het Indonesisch spelt)want
anders komt dat gekke balletje nooit in zijn laatste holletje. Het spreekt vanzelf dat waar Indischgasten
bij elkaar zijn. de kwinkslagen en aanmoedigingen in het Maleis niet van de lucht zijn. Dat er geen bor
reltjes. maar paitjes gedronken worden en natuurlijk nasi goreng gegeten. Enfin, U kent die bijzonder
prettige, warme sfeer wel!
Er was ook nog een „Goennoeng Sahari Beker", uitgeloofd door oud-burgemeester van Soerabaja mr.
W. Fuchter, sendiri. Deze trofee bleef in de familie, want zij werd gewonnen door kleindochter mevr.
Dekker. Oudste deelnemer was Schout bij Nacht b.d. D. Scalogne, met wie ik nog eens het voorrecht
gehad heb te mogen varen, al was ik toen alleen maar militiematroos ntet maar één droom: paai-balie-
hok te worden, vanwege het zalig nietsdoen.
Dat is het leuke van zulke rapats van oud Indischgasten. Door de namen alleen al dwaal /e van Kenga-
lengan naar Modderlust en van Djember naar Kali Besar. Dat de kring nog lang mag leven en dat er
voor de beker van Tong-Tong nog heel lang gepoekoeld mag worden!
Een prachtcadeau voor de komende
feestdagen is:
door Mr. LILY EVERSDIJK SMULDERS
Prijs f 17.50 (Giro 185783)
Fred. Hendrikl 217b, Den Haag - Tel. 543700
H. Ravesteijnpl 42. Rijswijk - Tel. 984050
v. Schuijlenburchstr. 58, Delft - Tel. 22438
Is dit niet hetzelfde als de Yoga van de Indiërs?
Wij zouden dit boek van Lily Eversdijk Smulders,
dat met vele prachtige tekeningen van de schrijf
ster is verlucht, in handen willen zien van vele
westerlingen, opdat zij via deze op zo eenvoudige
wijze gebrachte Oosterse wijsheid zich zullen gaan
verdiepen in de waarheden welke ons tegemoet ko
men uit de eeuwenoude geschriften. Onze huidige
wereld heeft daaraan grote behoefte.
WIES van MAARSEVEEN
Een jaar bij de Yogi's van India en Tibet, versche
nen bij N. Kluwer, Deventer.
Over de schrijfster, die op Java werd geboren als
dochter van eeen Bestuursambtenaar, verscheen in
ons nummer van 30 september 1959 een korte
biografie.
Op een dag slenterde ik langs het drukke Molen
vliet met de zware, continue één-richtings-stroom
naar de Kotta mee. Tot mijn schrik zag ik opeens
uit Gang Ketapang een fietser komen kenne
lijk een „oediker" - die dwars tegen de stroom in
reed, op kunstige, zij het adembenemende wijze
botsingen vermijdend. Een ongeluk kon echter niet
uitblijven en even later was er inderdaad een dot
van een „kamar bola" (carambole), waarop een
luidruchtig twistgesprek ontstond dat belangstel
lend werd aangehoord door het vanzelf stilstaand
verkeer. De discussie had ongeveer het volgende
verloop:
„Wie rijdt zo dwaas op de weg?!'
„Wat is er dwaas! Dit is een vrije weg voor ieder-
een!"
„Hij is niet vrij om naar het Zuiden te rijden. Zie
je de tekens dan niet?" (gebaar naar verkeersbor
den).
„Ik kan lezen. Maar er staat niets op die borden
geschreven. En hoe kan ik alle tekens weten?
,,Dan ben je dom. En daarom rijd je verkeerd!'
„Ook al rijd ik verkeerd, dat is geen reden om zo
grof te zijn om mij tegen de vlakte te rijden!
Deze opmerking veroorzaakte zoveel hilariteit,
de man was opeens zó alleen en zó maloe, dat er
een amokpartij gekomen zou zijn als niet een agent
ten tonele was verschenen en het verkeer bars
had aangemaand om door te rijden, de oedikker
opzij nemend om hem te bekeuren of althans te
berispen.
Het is een gek verhaal en een zotte opmerking
van het slachtoffer en toch heb ik er vaak aan
teruggedacht. Wij. wetenden en ontwikkelden, vol
gen zó trouw en vanzelfsprekend (en vaak zo
dociel) bepaalde gedragslijnen, dat we onattent
of soms geërgerd de mensen tegen de vlakte lopen,
die „tegen de draad in" gaan. Elke beschaving
brengt automatisering van beschavingselementen
met zich mee, die eigenlijk ook een vorm van bot
heid of grofheid zijn:
De man die tegen de „Inlander snauwt: „Neem
je petje af, als je tegen me spreekt!"
Of de man, die het stamhoofd een stoel aanbiedt
en zelf beleefd blijft staan, maar daardoor juist
onbeleefd is, omdat hij neerkijkt op zijn meerdere.
De man, die zijn Islamitische dienaar allerlei
karweitjes laat opknappen juist als de bedoeq gaat
voor het middaggebed.
Niemand heeft schuld. De helft van de mensen is
dom. En botsend en vloekend vervolgen wij onze
weg van de ene beschaving naar de andere
T. R.