IN DE KRING.
Hoe zou „De Eerste Nacht dat de Sterre scheen"
geweest zijn in Jeruzalem? En hoe de herhaling van
die nacht in de navolgende jaren? Welke rijke be
schaving was er ten tijde van Pontius Pilatus? Zouden
toen in Jeruzalem de banketbakkerswinkels ook over
laden geweest zijn met lekkernijen? En de etalages
van leerbewerkers, goudsmeden en textielhandelaren
vol van de meest exquise cadeaux?
Zouden de hoge ambtenaren in die tijd ongeveer
dezelfde Staatsgaranties gehad hebben als nu? Een
soort pensioenen, lijfrentes en A.O.W.'s als nu?
Zouden de kooplieden ook solide beleggingen gehad
hebben? En zouden de werknemers ook op hogere
lonen aangedrongen hebben als nu?
Het Romeinse imperium was toen op het toppunt
van zijn macht. Israël was een knooppunt voor transito
handel tussen Oost en West. Handel en nijverheid
bloeiden. Er zullen dus ook wel veel bouwprojecten
geweest zijn. Metselaars en timmerlieden zullen goed
verdiend hebben.
Timmerlieden?
Er was in die dagen een jonge timmerman. Bij zijn
geboorte zou men eens de Christelijke jaartelling doen
beginnen. Nochtans was Hij geen succesvol zaken
man, geen aanzienlijk ambtenaar of respectabel pries
ter. In de ongetwijfeld overdadige rijkdom van die
dagen ging Hij barrevoets, verliet later zelfs Zijn een
voudige werkkring, afstand doend van periodieke
loonsverhogingen, carrière en pensioen. Ongeveer in
de tijd dat er een Kandjeng Besar leefde, die later
spreekwoordelijk beroemd zou worden door zijn be
hendigheid in het „wassen van zijn handen in on
schuld".
Tweeduizend jaren later leven we weer in dagen
van ongekende welvaart, temidden van vele mensen,
die op allerlei terrein handen wassen in onschuld.
Temidden van volle étalages, zekerheden en „uitzicht
op steeds meer", vierend in RIJKdom de geboortedag
van een ARM Man, levend in de uiterste eenvoud,
geen aardse zekerheden erkennend, en dienbaar aan
Zijn medemensen met alles wat Hij had tot de inzet
van Zijn leven.
Het is steenmoeilijk een kerstartikel te schrijven met
deze ontzaglijke tegenstrijdigheid voor ogen. Wij zien
er ook geen kans toe. Want we willen toch eigenlijk
wel de verschijning van een extra mooi kerstnummer
rechtvaardigen. Zoals we ook kalkoenen, kerstkransen,
neonlichten en kerstcadeaux willen rechtvaardigen.
Met veel woorden. Die alle ontkracht terugvallen op
deze negen: „Ik ben de weg, de waarheid en het
leven."
De woorden van God's Zoon, inderdaad, maar in
de maatschappij van die dagen slechts de woorden
van een gewoon timmerman.
De maatschappij van vandaag. Het kerstnummer
van vandaag. Zouden wij beroemde schrijvers om hun
medewerking vragen voor dit nummer? Staatslieden of
geestelijken vragen om een artikel? Aan onze lezers
vragen om hun beste beentje voor te zetten? Eén van
de redactie-leden? Tjalie? Wat verwachten wij eigen
lijk?
Van alle manifesten, geleerde artikelen en literaire
geschriften van die eerste dagen van het Christendom
is NIETS overgebleven. Maar zijn de woorden van
onaanzien'ijke timmerlieden en vissers eeuwig geble
ken.
Ons dunkt: wij houden dit Kerstnummer „gewoon".
Net als alle andere nummers. Met gewone artikelen
van onze gewone lezers. Zeker niet omdat wij een
nieuw evangelie verwachten. Daarvoor kennen wij
onze zwakheden helaas té goed. Maar om in een
„eenvoudige kring van herders, vissers en timmer
lieden" (lees: ambtenaartjes, monteurs en klein-gepen-
siöneerden) de sfeer terug te vinden, waarin eens de
kerstgedachte geboren werd.
Als hierin dan ook een apart geluk mag schuilen,
lezeressen en lezers van Tong-Tong, van harte een
Gelukkig Kerstfeest dan!
DE REDACTIE