Beelden en Gedachten over Indonesië Boekhandel P A A G M A N BOEKAN MAIN Begroting Ned. Nieuw Guinea ketemoe lagi 8 F. A. Wagner: „Indonesië,. Serie Kunst der Wereld. Elsevier's. Uitg. Mij. ƒ22.50. Als derde deel in de door Elsevier uitgegeven serie „Kunst der Wereld is thans verschenen „Indone sië" van de hand van F. A. Wagner. Voor wie van kunst en wetenschap in Indië iets afweet, is de naam van Wagner (thans verbonden aan het In stituut v. d. Tropen) geen onbekende, en de wijze waarop deze kenner-en-verteller (deze twee ei genschappen gaan bij de Indischman maar hoogst zelden samen!) de bij uitstek uitgebreide en diep gaande studie van de Indonesische kunst hanteert, is werkelijk aparte hulde waard. De droge, exacte feiten komen onder zijn hand tot nieuw leven en worden haast spelenderwijs ons eigendom. „Ons Indië gaat opnieuw voor ons open, maar nu niet langer als een conglomeraat van fragmentarische cultuur-impressies, gebouwd op eigen ervaring, maar als een historisch geheel met begrijpelijke samenhang en tal van verras sende nieuwe facetten die bekoring van de zelf- verworven kennis extra verhogen. Wat al uit zichzelf tot lezen noodt, is de voortref felijke typografische verzorging, al direct aan sprekend door de talloze prachtige kleurenfoto grafieën van maskers, beeldhouwwerken, weefsels schilderwerken, enz. enz., plaatjes waarop men zich niet genoeg verkijken kan en die dan onweerstaan- DE INDISCHE JONGEN Zoolang de Indische jongen meent met klein- achting te mogen néérzien op den Inlander, mist hij ten eenenmale het recht om zich geërgerd te toonen wanneer hier en daar, gelukkig in steeds mindere mate, bij Hollanders symptomen zijn waar te nemen van geringschattende gevoelens jegens den Indischen jongen, die naar mijne meening over het algemeen het beste doet om met eigen midde len zich een weg te kappen in de rimboe van prac- tischen levens-strijd, en zich ten aanzien van ideëele politieke belangen niet te laten leiden door de Pers-organen (welke meerendeels zuivere com- mercieele ondernemingen zijn) maar zich ten deze geheel te richten naar de door het bezadigde I.E.V. -Hoofdbestuur uitgestippelde lijnen, welke hoofd bestuur echter alleen dan met succes kan optre den wanneer de Indische jongen zoo spoedig mo gelijk beseft dat de hoeksteen van alle organisatie op dit gebied bestaat uit een mengsel van stipte partij-discipline en prompte betaling der maandelijksche contributies, D. W. BERRETTY (Uit: I.E.V.-orgaan „Onze Stem", jaarqanq 1923. blz. 711) baar uitnodigen om te lezen. En ons eens te meer de overtuiging geven dat het leven daar geen sen timentele en voorbije herinnering is, maar een le vende werkelijkheid die ook voor ons nageslacht niet voorbij mag zijn. Tot onze verbazing lezen wij, dat het boek alreeds verschenen is in Duitsland, Engeland, de Verenig de Staten, Frankrijk, Italië en Spanje vreemde landen hebben al langer belangstelling voor In donesische kunst blijkbaar dan wij! We hebben dit verschijnsel overigens al vaker opgemerkt en dit geeft werkelijk reden tot beschaamdheid: hoe ge makkelijk lopen wij rond met gevoelens van spijt of antipathie, die ons verhinderen het respect en de bewondering op te brengen voor wat boven sentiment verheven is! Ik geloof niet dat dit boek ontbreken kan in de bibliotheek van elke rechtzinnige en ontwikkelde Indischman. En als hij zijn belangstelling dan nog uitstrekt naar de andere werken in deze serie (China, Het Stenen Tijdperk en nog op komst Oud Amerika), dan zal hij zich zeker bewust wor den dat wat hij bemind en geëerd heeft in „zijn" Indië in wezen is: een bewust zijn van universele levenscultuur voorbij tijd en ruimte. T.R. De Gramofoonplaten met stemmen van Uw geliefde schrijvers worden gaarne geleverd door Gironummer 185783 Fred. Hendrikl. 217b, Den Haag - Tel. 543700 H. Ravesteijnpl 42, Rijswijk - Tel. 984050 v. Schuijlenburchstr. 58, Delft - Tel. 22438 Omdat mijn man en ik beiden werken, moet het werk thuis verdeeld worden. Zo was ik op een avond na het eten de ramen op z'n Hollands aan het zemen, daarbij zoals gewoonlijk mijmerend over die heerlijke houten tjendala's, die het vuil op de glazen ruiten haast onzichtbaar maakten, terwijl mijn man de trap deed. Ik hoorde hem zeggen: „Hé, hè, dat is gebeurd. En een stof meneer, boekan main." Dat hoorde onze jongste, die als baby hier aankwam en dus deze klanken amper niet verstaat. In de loop van de avond hoor de ik hem zacht voor zich heen herhalen: „me neer boeka main, meneer boeka main", net zo lang tot hij tenslotte naast mij stond met de vraag: „Mam, ik zit al de hele tijd te denken, maar wie is die meneer boeka main nou eigenlijk? Aan ieder, die wat langer dan twee weken (voor dienstreisjes of zo) in NG zit, is het wel bekend, dat de beruchte rode aarde van dok V net goed genoeg is om alles, van ondergoed tot honden en katten toe, rood te verven. Vruchtbaar is deze rode aarde zeker niet. Dat ontdekte ik dan ook spoedig, nadat ik met ware doodsverachting wat soldaatjes, een paar ordinaire mawarrozen, een alamanda en een miezerige kleine tjemara uit de bush in mijn tuin had geplant. De soldaten kre gen kleine achterlijke bloempjes met wat geel groene blaadjes, de mawars kregen meer doorns dan rozen, de alamanda leek wel afkomstig uit een interneringskamp en de tjemara, ongeveer 20 cm hoog, bleek die hoogte te houden en weigerde verder te gaan. Enfin, we hebben toen eens geinformeerd wat er aan te doen was. Zwarte aarde vragen. Aan wie? Aan de RWD. Wie van de RWD, want we had den toen al gemerkt, dat die RWD een apart hoofdstuk vormt in de geschiedenis van NG. Nou ja, dat wist men niet. Bel maar op. Nou ja, dan bel je op, hè? Nadat we diverse ke ren waren doorverbonden, verkeerd waren verbon den en enkele keren de verbinding verbroken werd door een stem, die dok II aan de lijn vroeg (want ook telefoneren is iets heel aparts hier), kregen we ten slotte één of andere ambtenaar aan de lijn, die de goede bleek te zijn. „Mijnheer kunnen we zwarte aarde krijgen?" „Hoeveel wil U juffrou?" „Weet ik dat. geef maar een kubiek of zo." „Oh, kèn, juffrou." „Wanneer kunnen we het krijgen?" „Oh, weet nie-iet, juffrou." „Nou geeft niet, als het maar vlug komt." „Ghoed juffrou, waar woont U?" „In dok V, in het straatje bij het politieposthuis." (Onze straten hadden in die tijden nog geen na men. Die kwamen pas veel later). „Oh, als dok V, ken niet juffrouw". „Lieve help, waarom nou weer niet?" „Dok V begroting al óp, juffrou." En wat doe je dan? Je wacht tot, óf de nieuwe begroting er is óf dat misschien een wonder ge beurt. Drie maanden later hadden we onverwacht toch de zwarte aarde. De soldaatjes werden sol daten. de mawars lieten zien, dat er ook nog rozen aan 'konden komen, de alamanda bloeide uit alle macht en de tjemara schoot ten hemel en toen ik begin 60 met verlof ging, werden de telefoon- draden reeds bedreigd. Toen ik terukwam was hij getopt. Dank zij een of andere begroting van dok V die klaarblijkelijk toen nog niet al op was. FRANCA Op een dah ik onmoet Si Bentiet bij de Pasar Gambir. Dese is ramee betoel. Alleen maar jam mer wij is armoedih en sonder geit. Twee keer eten ijs, één keer eten ketoprak en dan op alles. Soedah, kijken-kijken maar. Ook leuk toh? Maar dan Si Bentiet hij slaat zijn foorhoof „plak" en dan hij seh: „Li! Mijn oom hij is kok bij Ver steeg. De grote restoran. Rojaal die fen. Ajo, wij haan frahen duit!" En dan wij haan naar de restoran. En ahter bij de keuken, Si Bentiet hij posteer bij de deur. Dese hij kier een beetje. Si Ben tiet hij loer maar door. En dan ister een kok. poera-poera hij hooi weg snert tot groen poten fan Si Bentiet kaja trappen anoe. Mata gelap Si Bentiet. „Oom Piet!!" hij brul. En dan Oom Piet hij kom druit. Haastih. „O, jij weer!" hij seh. „wah efen. Je bof! En laatmaar trap pelen Si Bentiet, hij ferkneukel. En dan Oom Piet hij kom weer en hij heef taart aan Si Bentiet. En hij seh: „Smul maar lekker en tot ziens. Ik heb haast! En dan hij smeertem. Si Bentiet hij kijijijk maar. En dan hij kijk sijn poten. En dan hij kijk de taart. Somber sijn ohen. Ik lah maar niet. En dan wij wandel. Met eten een beetje een beetje fan de taart. En dan wij kom bij het roetsjbaan. Isterfeel mensen jang haat glijen daar. En beneden ister orkès met tarom- pet, bot-bot. trombon, trom. Njang speel Wie- neerlanbloet en noh meer. En dan bofen wij siet Si Arie fan de KWS, met lange broek lagi! En dan Si Bentiet hij brul: „Arie! Jij wil taartjies!" En dan Arie hij roep: „Tahan Pèh. Ik kom!" En dan hij glijt, srèèèèt! En dan Si Bentiet hij doet taart-nja op de baan en hij roep: „Iki! Pak ken! Si Arie hij brul: „Hééé! Angkat! Bang- sat! En dan hij kronkel en dan hij schop en dan hij rol: „Gebloek-ketebloek-ketebloek-kedjebraak!" In de moesik. Tot trom-nja hij mental en tarom- pet pèot en stoelen antjoer en taart-nja hij is alleen maar streep. En ik bengong en dan Si Bentiet hij brul: „Smeertem!" En dan wij smeer tem en Si Bentiet hij brul: „Toekang Tjopèt!" En alle mensen smeren door mekaar. En de ferkeer- de doormaar njang die tahan. En toen ik kijk niet meer. En toen al. TJALIE ROBINSON IpöOOO'

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1961 | | pagina 8