ik
Franz Karl Philip von Winckelmann en zijn familie
Reeds vroeger hebben we aandacht geschon
ken aan de afstammelingen der Württembergse
officieren, die met het zogenaamde Kaapre
giment in het einde der 18e eeuw naar Java
kwamen. Hiertoe behoorde ook de als Direc
teur der Houtbossen (d.w.z. Hoofd van het
Boswezen op Java) op 20-7-1820 overleden
Frans Carel Philip, baron von Winckelmann.
Hij behoorde tot een Saksisch geslacht uit
het zgn. Vogtland, dat reeds sinds 1558 tot
de Adel van het Heilige Roomse Rijk behoor
de. Na deze verheffing door keizer FERDI
NAND I, werden zowel het wapen als de
titel uitgebreid op 22-9-1600, zodat de volle
dige naam luidde von Winckelmann von
Hassenthal und Mechelgrün, waarnaast de
familie nog de landgoederen Schönbrunn
bezat.
De vader van Franz was baron Johann
Hartman v.W., luitenant-kolonel in het leger
van de keurvorst von Mainz, en kamerheer
van de hertog van Saksen -Meiningen, uit
wiens huwelijk met Katharina von Lasser,
behalve Frans, nog sproten de Domkanunnik
enz. te Mainz Conrad, later Maire te Worms;
majoor Karl, een dochter, die geestelijke zus
ter te Heidelberg werd, en Margaretha Chris
tina Elisabeth (1750-1805) gehuwd met Jo
hann Georg Hcinrich Erdmann, leraar bij
Erfurt, waaruit 12 kinderen, met een zeer
uitgebreid nageslacht, waarvan haar achter
kleinzoon Dr. Otto Müller, historicus in
Berlin-Friedenau, zich zeer voor de familie
geschiedenis interesseerde, en veel gecorres
pondeerd heeft met de Indische tak.
Over Franz' leven het volgende. Hij werd
geboren te Meiningen op 17-6-1757, studeer
de aan de Württ. Karlsakademie te Stuttgart,
waar hij Friedrich von Schiller als studiege
noot had. Hij promoveerde er 13-12-1779, en
werd in maart 1780 benoemd tot luitenant
der lijfgarde en Hofjunker van de hertog
Karl Eugen von Württemberg. Aan het hof
maakte hij kennis met freule von Bernardin,
zuster van Franziska, de morganatische echt
genote van de hertog waarmee deze als
„Rijksgravin von Hohenheim", in 1784 een
geheim huwelijk aanging, dat eerst in 1791
door de Paus erkend werd. Of Karl Eugen
Frans als zwager minder apprecieerde, is ons
onbekend, in elk geval werd zijn verloving
verbroken, en vertrok hij in 1786 als Ober
luitenant met het Rigiment Württ. troepen
naar de Kaap, waar hij op 8-12-1787 met
„het Fortuyn" arriveerde. Voorlopig bleek
van dat fortuin weinig, hij werd in 1788
kapitein-luitenant, en vertrok op 29-6-1791
naar Batavia, waar hij in september aankwam.
Aangezien de O.I.C. een aanval der Engelsen
op Ceylon verwachtte, werd de compagnie
van Frans reeds in oktober d.a.v. naar Colom
bo ingescheept. Van december 1792-maart 1793
diende Frans, als kapitein te Jaffrapatnam,
waarna hij terugkeerde naar Colombo, tijdig
genoeg om er het beleg door de Engelsen,
van augustus 1795 tot februari 1796 mee te
maken, en met het garnizoen krijgsgevangen
te raken. Een groot gedeelte der troepen
werd geleidelijk naar Madras overgebracht,
vanwaar zij later weer naar Europa terug
keerden. Franz was echter in 1793 gehuwd
met Agneta Helena Clara Samlant, geboren
1780, en gaf er de voorkeur aan met zijn piep
jong vrouwtje, dochter van een patricische
Ceylonse familie, op Ceylon te blijven. Toen
de Regiments Commandant kolonel Johann
Theobald von Hügel op 30-6-1800 te Ponto
Gale overleed, werd de in 1798 tot Majoor
geavanceerde Frans, oudste officier, in feite
Regiments Commandant.
Na 10 jaar sloeg het uur der bevrijding. De
nieuw benoemde Engelse Gouverneur Sir
Thomas Maitland wenste zich uit economi
sche overwegingen van de achtergebleven
krijgsgevangenen te ontdoen, en gaf Frans
opdracht om persoonlijk bij de Regering te
Batavia voorstellen inzake het afhalen der
krijgsgevangenen te doen. Hiermede was Frans
krijgsgevangene af en vertrok als parlemen
tair met zijn gezin op 25-11-1805 met de
„Ariel" naar Batavia, dat hij op 20 december
bereikte. De eerste 3 maanden besteedde hij
voor het succesvol regelen van zijn opdracht,
daarna vertrok hij naar Semarang, waar hij
provisoir het kommando over de daar verblij
vende overige Württembergse troepen aan
vaardde, in plaats van de ernstig ziek zijnde
Luit. Kol. Johann Daniel Gottfried Schmidt.
Na diens overlijden op 5-1-1807 werd hij tot
Commandant der Württ. troepen benoemd, en
in september van dat jaar tot Luitenant Ko
lonel bevorderd.
De oorspronkelijke sterkte van het Regiment,
was 2000 man, waarvan er in 1808 nog 229
waren overgebleven. Dientengevolge besloot
Maarschalk Daendels op 22-3-1808 het Regi
ment als zelfstandige eenheid na 21 jaar op te
heffen, en de overgebleven militairen in te
delen bij de nationale troepen onder Kol. von
Wollzogen. Frans werd benoemd tot majoor
bij dat regiment, en nog hetzelfde jaar be
vorderd tot Kolonel, terwijl hij tevens Ridder
der Orde van de Unie werd. Op 8-6-1808
overleed Frans' trouwe vriend, Kolonel Karl
August von Wollzogen, inspecteur-generaal
der Houtbossen van Java, een funktie die
Frans wel aantrok, weshalve hij ontslag uit
de militaire dienst nam. Helaas gunde men
hem geen rust, en toen er politieke wolken
aan de hemel verschenen, werd Frans weder
om onder de wapens geroepen, en op 26-1-
1810 benoemd tot Brigadier en kommandant
der mobiele divisie te Semarang. Als zodanig
leidde hij de verdediging van Midden-Java
in de nazomer van 1811, waarbij zijn naam
eervol vermeld werd. Na de capitulatie keerde
hij terug in zijn vroegere funktie van Super
intendent-inspector of Forests te Jogja, en
werd na de terugkeer van het Ned. gezag op
16-1-1819 aangesteld als Directeur over de
Houtbossen van Java.
Helaas mocht hij deze funktie slechts kort
bekleden, want op 29 juli 1820, overleed hij
na een ziekte van 9 dagen, in de ouderdom
van 63 jaren te Semarang. Hij is vermoedelijk
bijgezet op het oude, thans verdwenen kerkhof
aldaar, rondom de in 1850 verbrande oude
Kerk. De graftombe van von Wollzogen is
vandaar naar het nieuwe kerkhof overge
bracht, doch over zijn graf is verder niets
bekend.
Sinds 1793 was hij gehuwd met A. H. C.
Samlant, die hem slechts 2 jaar overleefde,
en op 1-5-1822 te Semarang stierf. Zij was
dochter van Abraham Samlant, Negotie-boek
houder, Sabandhar en Ontvanger te Colombo
en Helena Catharina Alida Francen van
Swoll, en peetkind van haar vader's zuster
Agnita Clara Samlant, le vrouw van Willem
Jacob van de Graaf, eerst gouverneur van
Ceylon, later aan de Kaap. Uit hun huwelijk
sproten voor zover ons bekend, vijf kinderen,
lo. Abraham Johan Carl, zie A.
2o. Carolina Johanna Julia von Winckelmann,
geb. Colombo - 1799, overleden Rembang
30-12-1816, zij huwde aldaar 16-3-1816 Pie-
ter Isaac van Teylingen, geb. Ceylon - 1790,
overl. Semarang 4-6-1819, zoon van Theo-
door, Oud-Resident van Tegal en E. C. Schrö-
ter, intendante van Bodjong, Ass. Res. van
Djipan etc.
3o. Frans Wilhelm Lodewijk, zie B.
4o. Charlotta Carolina Frederica von Winckel
mann, geb. Colombo 1803, overl. Semarang
14-2-1868. Zij huwde lo. Semarang 25-11-1821
Johann Adam Phitzinger Luit. Kol. geb.
Leeuwarden 5-10-1768, overleden aan cholera
op mars van Demak naar Bajoran .1519-1825,
zoon van Johann Adam/Johanna Maria Char-
lett. Zij huwde 2o. Sem-4-3-1827 Charles
Philip du Cloux, procureur te Semarang en
Banjoemas. Uit het le huwelijk 2, uit het 2e
minstens 3 kinderen. (Zie N. P. 5).
5o. Maria Antoinetta von Winckelmann, geb.
Semarang, 10-5-1807, overleden Batavia, Gang
Scott 28-6-1885. Zij huwde Semarang 30-11-
1823 Carel Antonius Varkevisser geb. Sema
rang 13-12-1802 - Batavia 10-11-1881. Pre
sident van Boedelmeesteren te Batavia, Inspec
teur der cultures.
(Kinderen zie o.a. B.v.T.P. II pag. 142.)
A. Abraham Johann Carl von Winckelmann,
geb. Colombo 8-3-1798, overleden bij Japara,
a.b. van de rechercheboot t.h. van Tedoenan
27-10-1846, als Ass. Res. van Japara.
Van hem berust een wapen in 's Lands archief
te Batavia, dat aanmerkelijk afwijkt van het
in 1558 verleende. (Afgebeeld Ind. Nav.
1940 pag. 54 en 65.)
Vóór zijn huwelijk adopteerde hij een vijftal
kinderen van diverse moeders waarover in een
volgend artikel.
Hij huwde le Japara 6-5-1829 Caroline
Henriëtte van der Geugten, geb. Semarang
6-6-1809, overl. Japara 8-11-1837, dochter
van A. F. kapitein der Genie-tekenaar. 8c...
Forster
Hij huwde 2e Semarang 18-4-1838 Johanna
Carolina Schüsler, geb. 1806, overl. Semarang
18-7-1866 (huwde Lo Johannes Jacobus Eber-
wein.)
Uit het le huwelijk 4 kinderen te weten:
1. Willem Carel Hendrik Leopold Coenraad,
1830-1876, zie C.
2. Georg Ernst August Albert Lodewijk
1831-1883 zie D.
3. Maurits Eduard Tamerus Constantijn
Danberg Philipp, zie E.
4. Ephemie Clara Alice Eleonora Caroline
von Winckelmann, geb. Japara 8-11-1837,
overl. Salatiga 2-2-1908. Zij huwde Semarang
29-1-1858 Eduard August Haase.
(Hieruit 3 kinderen?)
B. Frans Wilhelm Lodewijk von Winckel
mann,Colombo 10-7-1801 overl. Pasaroean
27-7-1834. Controleur der landel. inkomsten
te Pasoeroean. Overleden aan de gevolgen
van een bloedspuwing. Hij huwde Semarang
18-1-1824 Anna Cornelia Krayenhoff, (doch
ter van Cornelia Johanna (1778-1821). Luit.
Kol. en plaatselijk Commandant te Semarang
E. M. Phitzinger)
(Zij hertrouwt Pasaroean 28-2-1837 Jean
Henry Dickelman, weduwnaar van Maria
Antoinette Warnau).
Uit hun huwelijk sproten
1. Een zoontje, geb. en overl. Pasaroean 3-11-
1825,
2. Francina Wilhelmina Louise, geb. Pasoeroe
an 17-3-1835, overl. Zij huwt Pasoeroean 21-
3-1853 Johannes Martinus van der Merkesteyn,
(Uit dit huwelijk minstens 2 kinderen).
3. Frans Lodewijk Henri Eduard von Winckel
mann, geb. Colombo 1803, overl. Semarang
12-1833.
wordt vervolgd)
NAVORSER
16