m I.K.K. Tong Tong SPeuteuj ^Selong Tjoetjarawa ,,Bon! Bon!" LET OP! Tussen het waarderen van kunst in welke vorm dan ook en het schrijven van kunst kritieken ligt een hemelsbreed verschil. Laat mij daarom voorop stellen dat ik geen kunstcriticus ben als ik voor U, lezers, een bespreking geef van de tentoonstelling welke de Ind. Kulturele Kring Tong Tong van 17 febr.3 maart georganiseerd heeft om het werk) van de amateurs onder zijn leden on der de aandacht van de leden en andere be langstellenden te brengen. Waar ligt de grens tussen amateurisme en „waar kunstenaarschap"; die te bepalen is een moeilijke zaak. Naar mijn mening zijn er onder de geëxpo seerde werken vele, die de toets van de kunst kritiek zeker kunnen doorstaan. Wat de schilderijen betreft: opvallend is het forse werk van de jonge Meinders (20 jaar), terwijl het bekoorlijke Ethiopische meisjes kopje en de goed getroffen „Twee Indone siërs" van zijn moeder, Mevr. Meinders-Hens geenszins meer amateurisme kunnen worden genoemd. Ik kan hier geen gedetailleerde bespreking van al het ingezondene geven, maar wil toch nog wel even het werk van Emy de Vries Foltynski noemen (vooral de gouache-pastels) en de tekeningen van de gezusters (de Groot) van Nieuwenhoven Helbach. Bij de afdeling „beeldhouwwerk" vallen op een gave Don Quichotte (hout) van Mr. Hens, terwijl ook door Ab de Hamer goede pres- Aan mevrouw Faust legde ik uit, dat ik beter Engels dan Frans sprak, vermoedelijk omdat mijn grootvader Engelsman was. Ja, ging ik voort, en dan heb ik ook nog een echt Hollandse vader en een Javaanse groot moeder met Chinees bloed in de aderen Gewoonlijk schiet iedereen, die dat hoort, ir. de lach, maar mevrouw Faust klapte in de handen en riep verrukt: „Bon! Bon!'" Toen ik verbaasd vroeg waarom, antwoordde ze: „Omdat men uit zulke huwelijken ook goede dingen uit andere beschavingen mee krijgt. Het is érg goed!" Wijselijk heb ik toen maar niet gesproken over de verkéérde dingen die met „huwelijks- smetten"' kunnen meekomen en waarover ik al heel wat heb moeten aanhoren, en zijn we gaan praten over andere zaken, b.v. over het koken van artisjokken... maar het „bon! bon!" klinkt me nog steeds in de oren. taties geleverd zijn (Vier muzikanten, Ver driet). De grote opkomst bij de opening was een teken dat men deze expositie met belangstelling had tegemoetgezien, en dat men er waarde ring voor had bleek uit het feit dat reeds in het eerste uur na de opening twee werken werden aangekocht. Als U gauw is, kunt U zelf net nog van het tentoongestelde genieten. Openingsuren: 1017 en 19.3021 uur. Toegang gratis. Overigens een tentoonstelling die om herhaling vraagt! WIES VAN MAARSEVEEN Hoe vaak herinneren wij ons van oude wijs jes alleen maar een paar woorden of hoogstens een paar regels. Juist als wij luid galmend (in de douche-cel als pas kena pensioen of salaris, toch?) goed op dreef zijn, moeten wij het laten afweten. En dat terwijl moeder de vrouw beweert „Ló, jouw stem precies tjoetjarawa!" Daar moeten wij wat aan doen, mensen. Stuur de paar regels op die U kent, een andere lezer kan ze misschien aanvullen. Het doet er niet toe of het Maleise of Neder landse liedjes zijn. Als maar geef lékker geluid Kent U het hele lied, des te beter; velen zullen er plezier van hebben. Als kén, met noten. Gewone cijfernoten maar; die kennen wij allemaal („Kun je nog zingen, zing dan mee", of niet soms?) Hier hebt U zo'n liedje: Kopi soesoe, goela-nja pasir 3.5. 3.1. 1.7.2. 7.1 Wie vult aan? En nog één (op de wijs van Aloha-oe): Als de tijd van scheiden is gekomen 5. 1. 3- 2. 1. 7. 1. 6.5.3. en de boot reeds aan de steiger ligt 3. 3. 2. 3. 2. 3. 4.3. 2 Puntje, puntje, puntje. Als derde een compleet versje: A. B. Pong, kemiri kosong 1. 3. 5. 5.5.5. 6.5 Dèk-e-dèk-e-dèk, krandjang bolong. 4. 4. 4. 4- 3. 3- 2. 2. 1. Leuk, ja? En nu opschrijven en insturen. En maar zingen. Elvis Presley is er maar een kleine orang bij Rt. fjjtm De tollen die we bij ons tolspel gebruikten moesten speciaal gemaakt zijn van Peuteuj Selong hout, omdat de tollen van dit hout gedraaid, zo geweldig konden brommen. Peuteuj Selong is de Soendanese naam voor Lamtoro of Petèh Tjina. De zaadjes werden vermengd met Djatizaadjes en dan gezamen lijk in rijtjes uitgezaaid. De Djatiplantjes werden dan in hun ontwikkeling beschermd door de Peuteuj Selongplantjes. Samen groei den de plantjes op en met de Eurih (Alang- alang) werd een bijna ondoordringbaar bos gevormd. Een geliefkoosde schuilplaats voor onze Bagong (Tjelleng), Tjareuh (Loewak), Maoeng Toetoel (Panter), Tjangehgar en Kasintoe (groene en rode boshaan) Mentjak (Kidang) en Oentjal (Hert). Je ziet als je geluk had, dan kon je wel eens in een dierentuin terecht komen. We spoorden in deze rimboe n.l. de wilde zwijnen op, tot in hun nesten of slaapplaatsen. Gewel dig spannendBukkend en kruipend en altijd klaar om een schot te lossen, want je wist nooit vooruit wat je voor je loop kreeg. In eens een geweldig gegrom, geblaas en gesnuif. Zo zie je de kop, zo de staart. Weg dèndèng! Of van schrik liet je bijna je spuit vallen als met geweldig gekakel en geklapwiek een boshaan op de wieken ging, zoals het heet. Weg ajam pangang! Later werden de rijen uitgedund en de jonge Djatipaaltjes als ronde balkjes verkocht. De rest bleef nog vele jaren staan, tot „Paatje Gouvernement" ze als waardevol djati- of teakhout kon verkopen. Peuteuj Selong is een Soendanese verbaste ring voor Peteh Ceylon. Vroeger werden veroordeelden als dwangarbeiders door de re gering weggevoerd naar Ceylon om er tewerk te worden gesteld in de thee- en kaneeltuinen. Hier groeide de peteh en werd als schaduw- boompje in de cultures gebruikt. Zij die met deze bomen hadden kennis gemaakt, goed schiks of kwaadschiks, noemden deze plant Peteh Ceylon en de Soendanees: Peuteuj Selong. In het Soendanees betekent ,,di selong" nog altijd verbannen worden of weggevoerd wor den. (naar Ceylon). A. W. JANSEN Van 10 tot 24 maart houdt Lydia Luyten een tentoonstelling van vrij borduren en wandkleden in de zaal van de Kulturele Kring, Prins Mauritslaan 36, 's-Gravenhage (zie ook Tong Tong van 30 januari pagina 11) 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 17