Op krokodillen) acht
Nouvelle van een woudloper
Tegenover het eiland Bengkalis mondt-uit in de gelijknamige Selat of zeestraat
aan Sumatra's oostkant de Soengei Boekitbatoe; een slome slijkrivier, die indertijd
bekend was om de overvloed van krokodillen, die er in huisden. Daarheen was
een grote jachtpartij georganiseerd door de houtvester, of door de landbouwcon-
sulent, door de arbeidsinspecteur of door de Controleur-B.B., dat weet ik niet
meer ('t Is in 1927 gebeurd hoor.)
Het was in de jaren 19211922 dat onze verteller zich in het woeste stroomge
bied van Catacumbo en Rio de Oro in Zuid-Amerika (Venezuela) bevond, en door
wandelingen en speurtochten degelijk op de hoogte kwam niet alleen van de
fauna en flora, maar ook van het wilde Indianenras Motilonen.
Maar in elk geval gingen die alle mee in het
vaartuig, aan één hunner voor dienst ter be
schikking gesteld, t.w. een mailschip in zak
formaat, voorzien van één kajuit met twee
couchetten en bemand met één kapitein van
oosterse geboorte, plus één stuurman en twee
machinist-matrozen. Tot het jachtgezelschap
behoorden ook: twee rechters (inclusief on
dergetekende), een politieopziener, onze grif
fier en nog vier belangstellende dames, mits
gaders de Landraadsoppasser en een paar
bediendes. Verder ging er rijkelijk proviand
mee, een respectabele voorraad bier en een
reddingssloep achter aan de boot.
Met muziek en plezier voeren wij van Beng
kalis weg, gewapend onder meer met vijf of
zes levensgrote geweren teneinde vandaag de
genoemde rivier eens wat te zuiveren van het
krokodillengespuis, alsook om de leden van
het gezelschap stuk voor stuk als buit mins
tens één krokodillenhuid te bezorgen.
De soengei binnengestoomd, zagen wij al vrij
gauw links en rechts op modderbanken en nu
en dan, als brokken kartelige boomstam op
het water drijvend, heel wat van het onguur
gedierte op een afstand van de boot voorbij
gaan; kanjers er bij, soms totaal onverschillig
voor onze nadering. Een grote, vuil-witte,
met in de wijd-open muil leuk een ijverig-
pikkend vogeltje, bleef onbewogen op z'n
Een Indianenras dat geen kontakt met de
buitenwereld, d.w.z. zelfs niet met de min of
meer geciviliseerde Iandsbevolking had, maar
zich in de oerbossen voedde van hetgeen met
de jacht of visvangst verworven werd. Als al
gemeen wapen hanteerden zij pijl en boog en
speren. De pijlen meestal vergiftigd en uit
palmhout gesneden, dat stuitend op harde
voorwerpen versplinterde en moeilijk uit de
wonden te verwijderen was.
Hun bospaden waren alleen gemarkeerd door
afgebroken jonge boomtakjes. Zonder van te
voren maar een levensteken te hebben ontdekt
maakten hij en zijn dragers kennis met dit
geheimzinnige volkje.
Er was geen kontakt mee te maken tot op
zekere dag, langs een rivier in kano's vissend,
onze dragers vanuit het bos met pijlen be
schoten werden. Subiet werd de aanval met
een salvo uit onze vuurwapens beantwoord
en een charge op de wal uitgevoerd. Het re
sultaat was dat er geen Indiaan gezien, laat
staan gevangen genomen kon worden. Het
dragen van geweren is niet alleen noodzakelijk
voor eigen lijfsbehoud, maar ook om het een
tonige conservenmenu wat van vers voedsel
te voorzien.
Onze aanval liep echter op niets uit, want de
uitmuntende taktiek der Motilonen steeds on
verhoeds aan te grijpen even vóór donker
worden (de duisternis valt in de tropen zeer
snel in), maakte een vervolging van dat ge
spuis ondoenlijk.
glibberige slijkplaat liggen, toen wij hem op
geen 15 meter afstand passeerden!... Tjonge,
telkens zag je van die gevaarlijke ondieren!
Maar: „Nee!, natuurlijk nü nog niet schieten,
lui. Bedwing toch je moordlust! Die geel-wit-
te met dat vogeltje is bovendien heilig!; als
je dat maar weet! Maar ook ongebleekte,
on-heilige familieleden van die dikke dromer
zijn er heus nog zat in de rivier en wé kun
nen er straks, teruggaand, veel dichter oij
komen om ze (in een oog of achter de kaak)
onfeilbaar raak te schieten; als we n.l. straks
stil op de stroom komen afglijden; één groep
in de roeiboot vooruit gaand, en de rest op
de grote boot nakomend; zonder gerucht van
stemmen en zonder machinegedruis. Wacht
maar; eerst die grote bocht nog om; en dan
gaan we met de jacht beginnenO, man,
reken maar, dat je ieder met minstens twéé
„kroks" thuis komt!"; zo luidde het van des
kundige zijde.
Met ingehouden enthousiasme verder landin
waarts varend konden allen wel constateren,
dat geen syllabe gelogen was van de roep,
die van deze Soengei Boekitbatoe uitging.
Het wémelde er stellig van de griezelige
„Crocodili".
Na de eerste grote bocht van de rivier om
gevaren te zijn, legden wij weldra aan bij een
gammel steigertje vóór een groot, opengekapt
Er werd daarom geretireerd en wel in verband
met de angstpsychose van ons dragersvolkje,
en in dezelfde nacht bivak betrokken mijlen
stroomafwaarts. Hier voelden wij ons veilig,
hoewel later bleek dat deze buurt ook door
Motilonen bezocht werd om dat er iets ver
derop een doorwaadbare plaats in de Rio de
Oro voorkwam. We hadden echter spoedig
enkele honden aangeschaft om ons niet alleen
gedurende de nacht te bewaken, maar ook
om ze voor de jacht te gebruiken.
De Motilonen die zelf geen vuurwapens be
zaten, zij hielden immers geen kontakt met
de buitenwereld, koesterden een heidense
angst voor knallende geweren. Dat doorwaden
van deze grote rivier geschiedde meestal des
nachts in volkomen duisternis en hoewel het
van krokodillen wemelde, moest het geschie
den in verband met bezoeken en het verwisse
len van jachtgebieden.
Dikwijls werden op onze boot- of kanotoch
ten grote en kleine krokodillen aangetroffen
en de lust kwam ook bij ons op er eens jacht
op te maken.
Om een ongeschonden krokodillenhuid te be
machtigen, moet men zich tot een krokodillen-
bezweerder wenden, die men vrijwel in alle
werelddelen waar deze ongure beesten leven,
vinden kan. Dat lukte ons en wij mochten op
veilige afstand op de hoge oever toekijken
hoe de bezwering geschiedde.
De bezweerder (man) voorzag zich van een
stuk bedorven vlees en bond dit onder aan
stuk bos. Een huisje stond ver weg midden
tussen de rommel van nog niet opgeruimde
stammen en wild opgeschoten struiken. Maar
geen mens was in de omtrek te zien. De stilte
hing potdicht in de hitte om ons heen; en de
bruine, heel diepe rivier dreef ondoorzichtig
en lijzig voorbij.
Wij gingen gauw en begerig loten, wie als
eerste jachtploeg in de roeiboot zich stroomaf
zouden laten gaan; waarna, een half uur later,
de anderen op de grote boot zouden volgen;
zoveel later, opdat de „overgebleven" kro
kodillen weer wat tot rust gekomen zouden
zijn na de slachting, door onze voorhoede
aangericht. De achterhoede kon dan „het res
tant" wegschieten. Op de dames na, waren
natuurlijk de meesten belust op een plaats in
de roeibootjes, oftewel op voorrang van jacht
vermaak, met de kans, de meeste monsters
binnen te halen; (dit laatste overigens nooit
een gemakkelijk en wel een erbarmelijk stin
kend karwei door de krengenlucht, die
krokodillen verspreiden uit hun grote bekken
met opgepoetste naaldtanden! Eerlijk werd
aan het Lot overgelaten te beslissen, wie de
(Lees verder volgende pag.)
KROKODILLENJACHT
Twee verhalen, twee werelddelen dui
zenden mijlen van elkaar verwijderd.
Verbonden door een brede strook aan
weerszijden van de evenaar: de Tropen-
gordel. Bekijkt U die ene foto eens.
Die tropenhelmen, de dragers op de
achtergrond, de brede kali traag stro
mend door de rimboe. Je zou zeggen
dat het de Moesi is of de Mahakam.
Maar die rivier heet Rio de Oro!
Goudrivier; Kali Mas, zo gezegd.
Het aangezicht" van de tropen, de
sfeer is overal gelijk. Er zijn vanzelf
sprekend verschillen met ons „land
van herkomst(op zichzelf zeer inte
ressant), maar er zal ook een grote
overeenkomst móéten zijn in levens
beschouwing en levensstijl! Dat geeft
aan verhalen over andere tropengebie-
den voor ons zo'n aparte bekoring, zo
iets heel bekends! Kampmeinert zegt
zelf: „De psyche van de Venezolaan
heeft inderdaad veel van de onze
Indien ik vrij mocht emigreren, mijn
eerste keus zou Venezuela zijn! Dit
mooie tropenland, met zijn hoge ber
gen als in onze bakermat Ned. Indië,
biedt vele mogelijkheden... Rj.
een lus, zodat de krokodil die toehapte, met
zijn bovenkaak in de lus terecht zou komen.
Het ongeveer tien meter lange, sterke touw
werd dan in stroomafwaartse richting te wa
ter gelaten en zachtjes gevierd, terwijl de be
zweerder, tot aan zijn heupen in het water,
langzaam meeliep. Hij bootste het geluid van
slokkende vissen of ander gedierte met de
hand na. Dit eigenaardige geluid en het vieze
luchtje dat het bedorven vlees verspreidde,
lokten al spoedig liefhebbers naar de opper
vlakte. Binnen een kwartier zag men een stuk
of wat krokodillen achter elkaar stroomop
waarts zwemmen. Het bekende silhouet dat
men 's avonds op de Moesi in Zuid-Sumatra
zo dikwijls zag. Een getande staart met voorop
een kop met neusgaten even boven het water.
De romp ziet men gewoonlijk niet. Schiet
men op zo'n beest, dan gaat het toch verloren
en drijft de rivier af en wordt aas voor de dui
zenden grote en kleine vissen en garnaaltjes.
Het spreekt vanzelf dat waar voedsel is, de
sterkste haantje de voorste is, zo ook bij de
krokodillen. Het bedorven vlees aan de op
waarts gerichte lus kwam dan ook al spoedig
bij de grootste krokodil, die tot zijn ongeluk
in het vlees en de lus hapte en zich direkt
(Lees verder volgende pag.)
10