Mijn Goenoeng Keloet
Zij was geen dame, ze was een furie, een heks, een tovenares, een circe, een sluip-
moordenares, grillig, boosaardig, wreed, maar schoon, aantrekkelijk en buitenge
woon interessant.
Keloet heet ze en daar staat ze in alle majesteit van haar grillige vormen, nu
rustend, lang uitgestrekt in blauwe onschuldigheid.
Elk kwartier vroeg mijn vader: „En Din hoe
staat het?" en vol spanning luisterden we
naar het antwoord.
„Boten nopoh nopoh, ndoro". (Er is nog niets
meneer). Een zucht van opluchting.
Intussen was 't grommen in donderen over
gegaan toen plotseling intense stilte,
zo diep, dat we het konden voelen als een
beklemmende mantel van onzichtbare duistere
machten...
Daarna brak even plotseling de hel los
als de kurk van een champagnefles vloog een
vuurzuil omhoog met een ontzettende knal,
gevolgd door gegrom en gedonder ze
braakte vuur, gas, modder en stenen uit, de
hele inhoud van haar zieke maag.
Even was de hemel één vlammenzee, een
Dante-achtig kleurenspel, luguber, macabre
angstwekkend daarna Egyptische duister
nis... stilte... slechts in de verte een zacht
gegrom. Plots een ruisen, dat aanzwol tot
kletteren asregen vergezeld door krikil
(grint) en grotere stenen.
Mijn vader zond enige Javanen 't dak op, om
Foto uit: „Bergenweelde"
Hel kratermeer m vredige toestand
de as er af te vegen, want ze viel zo gestadig,
dat we bang waren, dat ons huis in zou stor
ten.
Vogels van diverse pluimage vlogen onze
eetkamer binnen en zetten zich angstig pie
pend neer op stoelen, tafels, op de klok en
piano, niets begrijpend van 't geen hun wreed
in hun slaap had gestoord.
De stilte en de duisternis plakten als een
zak watten op ons, terwijl een duffe, be
nauwde geur ons omhulde. Alleen 't vreem
de ruisen van de as bleef aanhouden en in
de verte 't zacht woedend grommen van de
Keloet, als was ze tevreden de inhoud van
haar maag geloosd te hebben, genezing zoe
kend voor haarzelf, maar dood en verderf
zaaiend voor een ieder, die in de banen van
haar lavastroom lag.
We wachtten op de dood hij kwam nog
steeds niet.
De klok sloeg 8 in de morgen, maar 't was
donker als middernacht. De kali steeg nog
steeds niet wat gebeurde er?! Plotseling
hoorden we stemmen, en een roziggeel licht,
dat probeerde door 't asgordijn heen te bre
ken. Het waren enige tientallen Javanen met
obors, die allen angstig en zenuwachtig ons
kwamen vertellen, dat de lahar reeds voorbij
gekomen was via die en die helling ,nog geen
tien minuten gaans van ons vandaan, en met
één slag was een bloeiende vlakte van kilome
ters in de omtrek omgetoverd in één kale
woestenij, waar keistenen zo groot als huizen,
als voorhistorische hunnebedden de enige af
wisseling vormden in deze troosteloze grauwe
nog warme lavavlakte.
Direkt was mijn vader bereid mee te gaan
en onder de pajong (tegen de asregen) ge
wapend met een stormking ging hij pools
hoogte nemen, om zo nodig hulp te bieden.
Het was echter zo donker en overal nog zo
hels warm, dat directe hulp onmogelijk was.
Tegen 12 uur 's middags begon het te sche
meren en trok het asgordijn zich terug. Om
twee uur brak de zon door; toen was er al
naar Malang getelefoneerd voor assistentie
van 't leger, en was er ook.een noodhospitaal
in elkaar gezet. Om vijf uur werden de eerste
verongelukten, gewonden en verbranden bin
nengebracht. Ook een zuster was gearriveerd;
ze nam bij ons haar intrek. Mijn Moeder en
Vader hebben alle hulp verleend, die ze kon
den geven; steeds meer mensen werden opge
graven of gevonden. Toen gingen ook wij,
kinderen, voor het eerst naar het getroffen
gebied.
Nooit zal ik deze aanblik vergeten, van een
oneindige grauwe vlakte, met een enkele klap
perboom er op, die trots het geweld had
doorstaan verder reuze stenen -geen
(Lees verder pag. 18)
Foto uit: „Geweldige Natuurkrachten"
Totaal afgebrande bossen na een uitbarsting, rechts op de achtergrond het silhouet van de Keloet
Maar wee U, als deze vrouw ontwaakt. Ik
ken haar, want ik ben aan haar voet geboren
en getogen en heb me zo met haar vereen
zelvigd, dat mijn karakter bijna gelijk werd
aan het hare en mijn vrienden me vaak toe
voegden: „Je bent net zo explosief als de
goenoeng Keloet".
Ik hou van haar, maar ik vrees haar ook, de
goenoeng Keloet. Scherp staat ze in mijn her
innering geprojecteerd. De Vulcanologen ver
trouwden haar allang niet en hadden op haar
hellingen dicht bij haar diepe krater, die
boordevol blauwgeel naar zwavel riekend wa
ter zat, dokters geposteerd, die op geregelde
tijden haar temperatuur en de inhoud van
haar maag maten.
In 1918, ik was toen 11 jaar, werd ze werke
lijk ziek. Heel vroeg in de morgen begonnen
haar ingewanden te rommelen met een diep
onheilspellend geluid. Haar temperatuur steeg,
op haar hellingen, in bossen en ravijnen
verzamelden zich in doodsangst de dieren, die
in grote horden de tocht naar de vlakte on
dernamen, waar ze veiligheid dachten te vin
den. Om twee uur 's nachts beefde de aarde
van angstige verwachting. We werden uit
onze slaap gewekt door de machinist van mijn
Vaders fabriek, die aankondigde, dat de goe
noeng Keloet aan het spoken was en op uit
barsten stond. Snel waren we allen op de
been en verzamelden ons in de eetkamer, ter
wijl de bewoners van de kampong, die bij
onze onderneming hoorde, met hun have en
goed op onze grote achtergalerij bijeenkwa
men, hulp en heil verwachtend van hun
„ndoro toewan". Had hij niet altijd in ziekte
en nood voor hen gezorgd zou hij ook nu
niet de macht hebben dit onheil te bezweren
en hen allen te redden
De machinist werd op wacht gezet met een
obor (fakkel) op een grote steen aan de kant
van de kali, die beneden langs onze tuin
stroomde en die haar oorsprong had op de
goenoeng Keloet. Zou 't water stijgen en war
mer worden, dan betekende dat, dat de lahar
zijn weg naar ons had gevonden en dus een
zekere dood en vernietiging zou brengen. Steeg
't water niet, dan was er een kleine kans op
redding uit dit afschuwelijk natuurgebeuren.