DE GEEST VAN HET OUDE KNIL tijdens het verzet in Holland Oosterse Wijsheid Bij het zien van goede mensen, denk hoe ze te evenaren. Bij het zien^van slechte mensen, zie in Uw eigen hart. Opeens lag het adres op mijn schrijftafel met verzoek „er eens heen te gaan", want Tong-Tong wilde de Indische Nederlanders, die hier in het Moederland aan het verzet deelgenomen hadden, niet vergeten. Het was het adres van een dame, meer gegevens waren er niet. Ik ging en vond... de Geest van het oude KNIL! Een tengere dame, zeer correct gesoig neerd, ontving me in de voorkamer van een huis dichtbij de Scheveningse Bosjes. Ze lèek me zestig, maar bleek dichter bij de tachtig dan bij de zeventig te zijn. Wat me het eerst opviel in die kamer, was het levensgrote schilderij van een slanke heer iewat donker getint. Zijn donkere ogen keken rustig op ons neer. Het was of een met trots vervulde glimlach om zijn lippen speelde, wanneer voor mijn gevoel zijn. ogen in het bijzonder richtte op het slanke dametje, dat me zo vriendelijk verzocht plaats te ne men. Ja, haar man had in het verzet gezeten! Ja, ze waren uit Indië, maar al in 1923 had haar man zijn pensioen genomen als lt. kolonel titulair van de artillerie van het KNIL. Van afkomst was hij Frans-Belgisch, maar in 1882 in Magelang geboren. Zijn vader was ook officier van het KNIL geweest. Trouwens zijzelf was ook de dochter van een KNIL- officier, die in Atjeh onder generaal van der Heijden had gediend. En haar grootvader had als officier de tiendaagse veldslag in 1830 meegemaakt. Ze wilde wel iets vertellen over haar man, „maar", ze aarzelde even... ,,Ik geloof niet dat hij zou willen, dat zijn naam genoemd wordt. Hij heeft uiteindelijk niets spectacu lairs gedaan. Niet een bijzonder feit..." Neen, een bijzonder feit niet, althans in de ogen van een oud KNIL-officier, want hij had alleen zijn plicht gedaan en de gevolgen aanvaard ZONDER een moment de geest van het oude KNIL te verloochenen. Evenmin als die tengere vrouw, die als echt officierskind het vanzelfsprekend had gevonden, dat haar man toen hij bijna zestig was, weer mee was gaan doen. Geen zelfbeklag, geen gelamenteer. Een officiersdochter met een vader, die in Atjeh gediend had, trouwde niet met een officier om zijn uniform. Ze was zich bewust van de consequenties van het beroep van haar man en innerlijk er op voorbereid. Lang na de bevrijding in 1945 had ze bericht gekregen, dat haar man eind mei 1944 de juiste datum is nooit komen vast te staan ergens in Polen in een kamp, dat tóen Küstring heette, maar nu weer gewoon Slonsk, na twee jaar gevangenschap aan tyfus was overleden. Dat is in a nutshell de geschiedenis. Heel simpel. Maar hoe kwam iemand er toe om bijna 20 jaar na zijn pensionering weer actief te worden? Ze vertelt: We zijn allebei in Indië geboren, hebben beiden onze middelbare school in Holland gevolgd. Ik was al jong met hem verloofd en toen ik 19 was zouden we trouwen. Maar niet met de handschoen. Als in Indië gebo rene had ik recht op vrije overtocht naar het land van herkomst. Ik ging met de Prinses Sophie naar mijn verloofde. Het was de laatste reis van dat schip. Vlak voor de eerste wereldoorlog waren we met verlof in Holland, mijn man moest terug, maar ik bleef achter voor een operatie en volgde hem in oorlogstijd. Dat was wel inte ressant, want in oorlogstijd beleef je weer heel andere dingen aan boord. Maar goed, in 1923 nam mijn man pensioen en gingen we in den Haag wonen. Neen, we hebben geen kinderen. Toen in 1940 de drei ging kwam, meldde mijn man zich. Maar het duurde zo lang voordat hij zijn uniformen had, dat het al „voorbij" was toen hij einde lijk in de Frederikskazerne kwam. Dat zinde hem niet en zodra hij hoorde van de O.D., opgericht door één van onze generaals, sloot hij zich daarbij aan. Toen brak voor ons bei den een tijd aan van telkens dan hier en dan daar onderduiken. Begin 1942, dus na 2 jaar, vond hij het voor mij te gevaarlijk en over reedde mij om in Wassenaar bij kennissen onder te duiken. Hijzelf had een onderduik adres in de Bloemenbuurt. Wonderlijk hoe dit alles langs je beste ken nissen en familieleden heen gaat. Op een bridgepartijtje werd er heerlijk geroddeld over ons huwelijk, dat dan nu toch heus kapot zou zijn, want we waren niet meer bij elkaar Iedere avond belde mijn man mij op en toen op een avond... kwam er geen telefoontje. Ik had het niet meer, maar kon niets anders doen dan wachten. Eindelijk de volgende avond kreeg ik bericht. In de vroege morgen om half 7 was hij uit zijn bed gelicht. Met het revolver op zijn borst gericht was hij meegenomen, overge bracht naar de gevangenis in Scheveningen. Het heeft drie maanden geduurd, voordat ik hem weerzag-daarginds. Hij was ontzettend vermagerd, zat „streng einselhaft" en ik mocht nog niet eens mijn hand uitstrekken voor een handdruk... Van Scheveningen werd hij overgebracht naar een seminarium in de buurt van Den Bosch. Daar was de behandeling wel beter, maar daar begon tevens het proces tegen hem. Dat proces duurde een heel jaar en toen werd hij zónder enig bewijs veroordeeld en overgebracht naar Utrecht. In Utrecht was hij onder militaire bewaking en daar ondervonden we, dat de Mof toch in een officier een collega bleef zien en er iets van militaire eer bestond. Ik kon er vaak heen en mocht van alles mee brengen. Ik lifte dan mee met een vrachtauto. Hij ging er beter uitzien... o.a. door de eieren, die ik voor een gulden per stuk voor hem kocht. Ik kreeg via de wasman zijn verfrommelde schone overhemden in handen. Op de mouw had hij hele brieven geschreven. En toen ook daar opeens weer „pigi". Waarheen? We wisten het niet, totdat de vrouw van een kameraad een wonderlijke brief kaart kreeg van een Duitse verpleegster. Op het eerste gezicht leek het op een babbel- briefje, maar bij nadere beschouwing, ont dekten we, waar onze mannen naar toe ge stuurd waren. Naar het kamp Küstring in Polen. Nooit heb ik gedurende de oorlog meer iets gehoord, pas lang na de bevrijding kwamen de berichten. Belgische officieren, die met hem samen gezeten hadden, schreven me. Hier lees deze zin van die Belgische overste van de cavalerie: „Voor mij blijft overste... één der schoonste figuren, die ik tijdens mijn militaire loopbaan gekend heb", schreef hij in het Vlaams. En dan laat ze me nog zien een vodje papier, opgeraapt van de grond. Op de achterkant staat iets van „Haushaltsausgabe (in die Stam- üste zu übernehemen)" kennelijk dus een bladzij uit een kasboek. Het was het afscheid, dat haar man daar door een jonge communist -toen immers fel anti-Duits had laten schrijven, omdat hij zelf uitgeteerd naar lichaam, maar NIET naar geest het niet meer kon. Hij nam er in tedere woorden afscheid, vroeg nog de jonge man zijn gouden horloge te geven, omdat die jonge kerel hem in zijn ziekte met alle opoffering verpleegd had. Er waren er, die bang waren, dat het een gefin geerd briefje was..., om het gouden horloge... maar er kwam een naampje in voor, dat haar man haar gaf. Een naampje in niets gelijkend op haar werkelijke naam en alleen bekend aan hen beiden. Dat was voor haar het bewijs, dat het briefje echt was. Ze hoorde hoe hij, hoewel lichamelijk uitge put, nooit de moed verloren had en steeds anderen bezield had. Bijvoorbeeld, toen één van de jongeren verkommerde door gebrek aan voedsel, stelde hij voor, dat ieder iets van zijn rantsoen zou afstaan, opdat de jongere een extra portie kreeg. Het vergt veel als je zelf al honger hebt, maar ze deden het. Nog veel later, lang na de oorlog, ja na de souvereiniteitsoverdracht in ons oude Indië, zat ze op een keer met een reisgezelschap in een bus naar de bloeiende Betuwe. Naast haar zat een jonge totok. Hij hoorde haar naam, vroeg of haar man overste... was geweest. Toen bleek, hoe in de laatste levensdagen het heimwee naar het geboorteland haar man zo overspoeld had, dat hij van dat land ver tellen MOEST. De jonge totok was er zo door gegrepen, dat hij één der eersten was, die zich als ÖVW-er meldde, omdat hij het land van de geestelijk zo sterke overste van het KNIL zelf wilde aanschouwen. Daar in het kamp in Polen had ons Indië overheerst. Zou men anders verwacht hebben bij een oud KNIL-er uit een geslacht van KNIL-ers, getrouwd met de dochter van een KNIL-er!!!? MIES ROELOFSMA 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 9