Ambtenaar
in Oud-lndie
„Daar zat je dan"; tegenwoordig mag dat
een bijzondere kunstenaarshouding geworden
zijn (daar zit je dan; daar sta je dan; daar
blaas je dan; enz.) toén was t gewoon
dagelijks ambtenaarswerk. Dan is het voor
ons zéker niet meer daarginds, waar de voor
heen zo smaragd-gegordelde zetels, via een
overgangsstadium van „schopstoelen ondet
onze desbestemde lichaamsdelen zijn weg- ver
vluchtigd. Maar dit behoort (gelukkig) niet
meer tot de persoonlijke herinneringen van
mijmeraar dezes; ik zat nog daar in dat
smaragde tijdperk: overdag op zo n lichtelijk
voorwereldlijke kantoorzetel, s avonds veelal
in een dito schommelstoel in de voorgalerij
achter de „palmen in tonnen" om daar chefs
of onderhebbenden schommelende te ontvan
gen, heel soms, n.l. weer, wind en hellingen
dienende, zelfs in een autofauteuil. Ja stellig:
„wind en hellingen dienende", want wat we
toen, zo pas na 1900, al een hele auto von
den, werd als rijdend geval ten zeerste beïn
vloed door tegenwind en hellende wegen. In
Batavia waar 't zowat nooit een kwart van de
sterkte woei die een willekeurige ochtend ons
hiér toewuift, hingen destijds de rijkansen
nog behoorlijk almee van de windkracht af.
Maar allereerst van de onberekenbare inner
lijke gestemdheid van de motor: geducht was
bij het toenmalige autowezen bijv. de „hel
ling" van de Sluisbrug. Dat „autowezen" zelf
bestond toen in die prille twintigsteeuwse
jaren, voor mij althans, in twee of drie vrien
den auto-eigenaars: één 'n befaamd en nog
steeds diep door mij betreurd medicus, een
ander een vlot assurantieman, ook allang ver
dwenen. Zij hielden er een zeldzaam species
tentkarretje op na, een soort edeisado met
tentje tegen de zon (als deze hoog genoeg
wou staan voor dat tentje) en met zowaar
een explosieve motor, waarmee onder de
gunstige omstandigheden bovenbedoeld zonder
paardentraktie kon worden gereden Ik zie 't
nog voor me, hoe de verzekeringsman me
dan zo 'ns, na een conferentie, met weinig
„verzekerde" stembuiging kon voorstellen:
„Zeg Just, zullen we eens kijken of „hij"' 't
doet vanavond?" Bn dan volgde een ernstig
onderzoek in de bilikschuur die „garage"
werd genoemd, en in zowat 75% van de
gevallen was't „ja, hij doet 't". F.n „daar ging
je dan", motorpuffende en vrijwel uniek in
druk sado-ënd Batavia, tot... bij die Sluis
brug het rithmisch puffen overging in schoks
gewijs ploffen..., nog enkele laatste zuchten
en zachtkens ging het weerloze karretje terug
rollen. Met duwen kon ik 't dan de ene keer
nog wel overreden de Top te nemen, een
andermaal was er net nog genoeg kracht
over voor omkeren en huiswaarts te komen,
zonder brugbeklimming. Ach ja, de wonder
lijke autoromantiek van toen! Daar was dat
Bordje (zeer oude editie) van weer een ander
vriend enkele jaren later, het „lelijke eendje"
van die tijd. Als we na een muziekavond
erg „vals" gestemd waren (geestelijke rest
van de voorafgegane uitvoering??) dan gingen
wij-anderen achteraan staan trekkenzodra de
trotse eigenaar-chauffeur aan zijn wiel was
gaan draaien. Geen sprake van dat de Ford
dan startte, tot we (allen tegelijk) loslieten
en dan maar zien moesten of we er nog in
konden komen.
Maar nog weer later, toen er al heel wat
edeler producten op Batavia's wegen (en
bruggen) reden o.a. zie ik de Clément-
Bayard van een chef nog voor me met zijn
platte kodok-aangezicht (de autobedoel ik!),
en dan die kippenslachtmachine van een fa
milielid van me in de Preanger toen
werd soms dat lelijke Fordje een triomfwa
gentje. In de westmoesson kon een verkeers
weg als Kebon Sirih tijdelijk een volslagen
rivier worden; dan waren deze oer-Fordjes,
hoog op de poten als ze stonden, de enige
die watersproeiend er dwars doorheen gingen;
de fraaiere wagens stónden, stop-gekoeld in
't moeras.
Dat hadden ze gemeen met de befaamde
,,stoom"-tram Weltevreden-Benedenstad, die
de stop-koeling weer op 'n andere manier
vertoonde. „Stoom" had de antediluviaanse
lokomotief n.l. wel, maar geen stookgelegen-
heid om die stoom heet te houden: de stoom
werd er in de stoomfabriek onder enkele
atmosferen spanning in geperst. Dat hield
dan gemeenlijk wel uit voor een rit heen en
weer. Maar als er dan onverhoeds zo'n tro
pische gordijnregen opkwam, koelde deze de
stoom ontijdig af, en dan stónd de zaak dan
ergens op de baan, geen spanning meer. Hoe
't proces dan verder verliep, of er enige sado-
paarden werden gecharterd voor optrekken, of
personeel aangewezen voor opduwen, dat heb
ik nooit gezien. Wel heb ik eens mee be
leefd, hoe ze in de fabriek de druk te hoog
opvoerden, welk paardenmiddel een éclatant
succes had, in zover dat de arme lokomotief
in grote stukken metaal dwars door dak en
dampkring heen en over Batavia verspreid
kwam. Eigenlijk toch wel gevaarlijk...
Maar inderdaad we leefden daar en toen
toch ook wel „pericolosamente": vier chole-
ra-epidemieën heb ik te Batavia mee beleefd,
voordat het Instituut Pasteur op Engels-In
disch voorgaan, de inenting ging invoeren...
onder vrij algemene, hartelijke tegenstand van
het medisch corps. Neofobie contra neofilie?
Wellicht, er waren in dit corps ook wel aparte
types, zoals de algemeen zo aangeduide „ma
lariadokter", omdat hij deze diagnose altijd
al scheen te stellen vóór hij nog de zieken
kamer binnen was of de temperatuurcurve
had gezien; of die van de steevaste zeepwater
lavementen, die ook al van tevoren nuttig
werden bevonden ook de meest „vaste
steeën" los werkten, dat wel. Maar in t
algemeen was 't toch wel neofobie, en zo
was het tóen, dat ik de correlatie „weten-
geloven" in een nieuw licht te zien kreeg,
de medicijnmannen wisten wel alles over dit
nieuwe onderwerp (uit de vaktijdschriften)
maar ze geloofden hun weten nog niet: het
geloof moest er nog bij komen. En zo heeft
dat gevaarlijke tijdperk mij nut gebracht voor
latere algemene beschouwingen.
Trouwens bepaald onschuldig deden die in
entingen oude stijl zich ook niet voor. je
kreeg er een flinke koorts van en het vol
maakte gevoel van een djati-plank binnen in
je rug die elke poging tot bewegen in een
marteling stopte. Wel was, als nevenwerking
de choleravrees van zovelen er op slag door
verdwenen, en die was van te voren niet mis
geweest! Het kwam voor dat lieden in hun
nervositeit alle verschijnselen (op het doodgaan
na) van een complete cholera imiteerden en
volstrekt onvatbaar bleven voor alle verzeke
ringen van hun dokter, dat ze heus geen
cholera hadden. Ze moesten dan in heel erge
gevallen gewoonweg met een ziekteverlof naar
Europa worden geëvacueerd. En de dag na
hun van wal steken waren ze de gezondste,
vrolijkste en levendigste aller passagiers! Dat
waren de cholera-boffers. Maar minder ple
zierig waren de gevoelens van de geblevenen
die dagelijks de begrafenisstoeten langs zagen
komen, of 't beleefden, zoals ik, dat een zeer
goed vriend het „zomaar" kreeg (hij genas
overigens)
Werkelijk, de Javase dienstjaren telden soms
weieens „dubbel".
Tot slot vandaag nog een echte kleine „amb-
tenaars"-herinnering uit mijn allereerste we
ken; want de hiervoren opgehaalde zijn niet
bijzonder „ambtenaarlijk", maar algemeen,
't Was nog in mijn prilste kantoordagen; de
uren (later praktischer geregeld) waren nog
met souvereine minachting voor het klimaat,
onherbergzaam lang en wekten zo meer op
tot suffen dan tot werken (van „opwekken"
gesproken). Maar tegen zulk jeugdig enthou
siasme werken zelfs de klimaten tevergeefs
en dus „daar zat ik dan", 's morgens al tegen
kwart voor acht, met de problemen te wors
telen. En hoor op een dier eerste ochtenden
een zo hartelijk uitschietende lach op de gaan
derij, dat ik ervan opkijk en zie mijn hoogste
chef me finaal staan uitlachen. En krijg na
mijn groet de opmerking: „nou, dat zie ik
over 'n paar weken óók niet meer"! Zo ging
het daar toe, stellig een doorn in het oog van
alle overorganisators en presentatielijstschep-
pers, maar het werk kwam af en te beter
(als ik 't bescheidenlijk zo zeggen mag):
chefs als de toenmalige Indische stimuleerden
als tegelijk mensen' en oudere vrienden: ze
waren een lichtend voorbeeld voor juniores
die ook eens chef hoopten te worden.
't Was een goed land met een goede samen
leving, dat oude Indië.
J. HERBERT
AVONDGELUIDEN
In Indië kon je 's-avonds zo zalig luisteren
naar het geraas van de tjemara's. Hier heb
je prof. mr. dr. Diepenhorst.
WAAR KOMT DAT WOORD VANDAAN
En dan heb ik me ook laten vertellen dat de
Indonesische naam Soeparman komt van Su
perman, alias Flash Gordon..
POORTMAN
10