Journalistieke Totems en Bonzen
„INGET MATI" „AD PATRES"
Fa. Johs. Ouwejan Zn.
(Vervolg van pag. 9)
In de Encyclopedie van Winkler Prins staat,
onder het hoofd WYBRANDS, Karei, een
korte levensbeschrijving, besluitend met de
woorden:
„Later ontaardde zijn humor in grove
spot, zijn sarcasme in gescheld; zijn cri-
tiek werd louter negatief van aard, zijn
invloed en gaven misbruikte hij; zijn
„gele" journalistiek werd berucht, zijn
krant liep hard achteruit. Hij stierf een
zaam en verbitterd aan de gevolgen van
een auto-ongeluk"
Na Wereldoorlog II is het NIEUWS VAN
DEN DAG VOOR NEDERLANDSCH-INDIE
niet meer verschenen.
Het harde oordeel in de Winkler Prins is,
naar mijn overtuiging, onverdiend en boven
dien onjuist. De schrijver, die misschien een
van de velen is, die door Karei Wybrands
niet zachtzinnig op hun plaats zijn gezet, had
behoren te denken aan „de mortuis nil nisi
bene"want de doden kunnen zich niet meer
verdedigen.
Alleen dat de arme eenzaam en verbitterd
stierf, is waar. Op zijn schrijftafel stond,
jarenlang, goed in het gezicht, een stukje kar
ton, waarop men las: OOK DIT ZAL VOOR
BIJGAAN.
De Franse Regering heeft zijn verdiensten
erkend door hem op te nemen in het Legioen
van Eer.
Zijn plichtsbetrachting was zo zeldzaam groot,
dat hij, na het auto-ongeluk op Soemedang,
dat zijn dood zou veroorzaken zijn lever
was gescheurd tot de chirurg, die het
noodzakelijk achtte hem onmiddellijk te ope
reren, met enige kans hem het leven te redden,
zei: „Morgen; niet vandaag. Ik heb 24 uur
nodig om orde op mijn zaken te stellen".
Onder geweldige pijnen zette hij zich daarop
aan het werk, te zamen met zijn notaris en
vervolgens met een katholieke priester. En
toen de arbeid gereed was, ging hij de eeuwig
heid in. Is dat niet een zeldzaam voorbeeld
van moed en zelfbeheersing?
Requiescat in pace. (Moge zijn ziel rusten in
vrede.)
Ik had dit trieste verhaal niet behoeven in te
lassen, als het niet noodzakelijk was geweest,
ten eerste tot eerherstel, om de in meer dan
één opzicht waarlijk grote journalist Karei
Wybrands historisch in het licht te zetten, dat
hij verdient; verder ook in verband met het
geen ik nu ga vertellen over Berretty en over
Kareis broer, Gerrit.
Karei Wybrands had een broer en een zuster.
Beiden ongehuwd. Voor zijn zuster had hij
het nobele gebaar een kleine villa te huren
in De Steeg, en de Escompto instructie te
geven, haar een maandgeld uit te betalen,
groot genoeg om zondet al te veel zorgen te
leven. De jongere broer Gerrit kon zichzelf
bedruipen.
Na de Militaire Dienst ging Gerrit ook fortuin
in Indië zoeken. Hij contracteerde bij een
rubbermaatschappij in Pontianak, en zag zich
geplaatst, met twee Engelse jongelui, ergens
in de rimboe van Borneo.
Begrafenis- en Crematie-Onderneming
Opgericht 1924
ROUWKAMERS en
ONTVANGKAMERS
AIRCONDITIONED
Kantoren: Fred. Hendriklaan 7,
Den Haag, Tel. 070-556427 (2 lijnen)
Ge herinnert u misschien het drama „Een
zaam", van Jan Fabricius, Gerrit raakte aan
de drank en helemaal overstuur. Een rampza
lige ochtend gaf hij een inlander een stevige
mep om de oren. De gevolgen waren drastisch
en dramatisch en maakten van de rubbertapper
een journalist. Want diezelfde dag, in de
middag, terwijl hij lag te soezen, stormden
een twintigtal schreeuwende Dajakkers, ge
wapend met bamboestokken, parangs en rub
berbijltjes, de slaapkamer binnen, en, voor hij
goed wist dat hij niet droomde, had er een
de altijd geladen revolver uit de la van het
nachtkastje gegrist. Hem uit bed sleurend en
dreigend met het wapen, dwongen ze Gerrit
mee te gaan. Hij riep zijn bediende, maar die
was gevlucht. Hij schreeuwde en vloekte, maar
een stinkende hand op zijn mond dwong hem
te zwijgen.
De schurken sleepten hem, meer hangend dan
lopend, naar het rubberbos, gooiden een hen-
neptouw over een tak, deden een lus om zijn
nek en... hingen hem op!!
Zijn bediende en een andere inlander, die
alles gezien had, gingen het gebeurde vertellen
aan een van de Engelse jongens, en deze haast
te zich, zijn kollega te gaan lossnijden. Nog
net bijtijds.
Gerrit Wybrands had opeens genoeg van heel
Borneo. Niet voor het eerst trouwens. Hij
had gehoord, dat zijn broer een krant gekocht
had in Batavia en vroeg hem telegrafisch,
vanuit het hotel in Pontianak, waar hij nog
die zelfde avond zijn intrek genomen had, of
hij misschien in Batavia iets voor hem wist.
„Kom bij mij" seinde Karei terug „hoe
eer hoe liever. Ik ga met vakantie". En zo
werd ook Gerrit journalist.
Toen ik in Batavia kwam, enkele jaren later,
was hij reeds geheel thuis bij het „NIEUWS".
Hij verzweeg zoveel mogelijk zijn Borneo's
avontuur. Maar iedereen wist het en vertelde
het mij. Zijn vijanden -hij had er tien keer
meer dan vrienden trachtten hem ermee
belachelijk te maken. Maar vanaf het ogenblik,
dat ik hem ontmoette heb ik zeer veel res
pect gehad voor Gerrit Wybrands, een eerbied,
langs lijnen van geleidelijkheid, uitgroeiende
tot bewondering, sympathie, vriendschap.
Mijn bewondering kwam vooral voort uit de
haast bovenmenselijke energie, waarmee hij
zich beijverde, en voor 100 procent ook slaag
de, een journalist-die-er-zijn-mocht te worden.
In Borneo (naar ik meen was hij er twee
jaar) had hij in de omgang met zijn kollega's
zich opgewerkt tot een behoorlijk Engels
prater, verstaander, schrijver en vertaler. Bo
vendien had hij daar, in de eenzame nachten,
Frans gestudeerd. Frankrijk was het land waar
van hij het meeste hield. Hij was er nooit ge
weest, maar hij nam zich voor, al zijn vakanties
in Frankrijk door te brengen. Hij had zich ge
abonneerd op Franse tijdschriften (niet alle
maal even serieus...) en in Batavia begon hij de
grote Franse romanschrijvers te lezen. Hij las,
door elkaar, klassiek en modern, maar zijn
ernstige aard deed hem naar het klassieke
overhellen. Hij las vooral op het bed, 's-mid-
dags en dikwijls tot laat in de nacht. Zijn
grootste liefhebberij was om met mij over
Zola, Flaubert, de Balzac, Bourget of Alexan
dre Dumas te praten. Hele pagina's kende hij
vanbuiten. Hij dweepte met „L'Education
sentimentaleen met „La Eaute de l'Abbé
Mouret". Ik dacht dat ik nogal aardig thuis
was in de Franse literatuur, maar hij had veel
meer dan ik gelezen en... onthouden. Daar
tussendoor las hij nu en dan ook Shakespeare
of een Engelse roman. Driemaal las hij
„"Treasure Island"
Onder de tiffin kwam het gesprek een keer
op Homerus, en... Gerrit besloot Grieks te
gaan leren om de „Ilias" te kunnen lezen in
het origineel! „Een vertaling", zei hij, „is toch
niet meer dan een afgietsel". Ik glimlachte,
want ik dacht: Nu ja, dat zijn zo van die
voornemens.
Dat gesprek had plaats op Oudejaarsdag 1912.
Anderhalf jaar later, in april 1914, aten we
samen op de place du Tertre, bij „La Mère
Catherine"en hij citeerde, uit het hoofd en
in het Grieks, het afscheid van Hektor en
Andromaché.
Maar zijn grootste hobby was de klassieke
muziek. Hij bezat een mooie, electrische gra-
mofoon (een weelde in die dagen) en in de
binnenlanden van Borneo klonk de viool van
Isaye of het koor van de Negende. „Seit
umschlungen Milionen..."
In alle opzichten, ook in dit, was Gerrit het
tegendeel van zijn broer. Karei hield ook van
de goede muziek, maar die van het meer be
vattelijke genre. Ik heb Karei Wybrands zien
schreien in de Opéra Comique, te Parijs, bij
een gala-opvoering van „La Vie de Bohème",
met „Ia Melba" als Mimi.
In het Iuxueuse appartement in de rue Pierre
Haret, waar hij vele jaren woonde met zijn
gezin, speelde Karei subliem piano... op een
pianola, waarvan hij alleen maar de pedalen
had te bewerken. Gerrit leerde zichzelf, zonder
leermeester, piano spelen. Later, in Batavia,
kreeg hij enkele lessen van Siep. Hij speelde
lang niet zo mooi als de pianola, maar met
evenveel, zo niet méér, gevoel. In Parijs zat
hij vaker in een concertzaal dan in de Opera
of de Folies. Geen zondagmiddagconcert in
het Chatelet sloeg hij over. En toen hij geruï
neerd was en, alles bij elkaar, nog maar 500
Franse francs (van een dubbeltje) bezat, ging
hij naar Parijs en besteedde zijn laatste geld
aan een zondagmiddagconcert in het Chatelet
alvorens zich van kant te maken.
'Ge zult nu misschien begrijpen, dat ik met
een meer dan gewone vriendschap hield van
die man.
In het Redactie-bureau aan de Kali Besar was
hij titulair mijn chef. Hij verving Karei Wy
brands tijdens diens afwezigheid. Maar de
werkelijkheid was eerder omgekeerd. De
„Vinnigheidjes" die iets waard waren, hij was
het die ze had geïnspireerd en dikwijls ge
schreven. De eerste maanden, toen ik nog niet
goed was ingeburgerd in de Indische journa
listieke toestanden en gewoonten, nam hij mij
zoveel werk uit handen als hij maar kon. Toen
bleek b.v. dat ik niet bizonder vlot uit het
Engels vertaalde (ook vandaag doe ik dat
nog niet), nam hij de vertaling van het
feuilleton van mij over.
Na een afwezigheid van een half jaar kwam
Karei weer eens bij het „NIEUWS" kijken,
en ik kreeg van hem komplimentjes over het
werk, dat zijn broer had gedaan!
Hoezeer ik was verheugd, toen Gerrit Wy
brands in april 1914 in Parijs, plotseling voor
mij stondHet beste seizoen van „la belle
époque", was in aantocht. Wat hebben wij
gelachen, genoten, pleizier gehad, ik zou
haast willen zeggen op een nobele manier
Wanneer Karei een mooie vrouw ontmoette
-en er zijn er in Parijs! draaide hij zich
om, kneep me in de arm en keek haar na.
In het Nederlandse hospitaal in de „Pré
Catelan", achter in het Bois de Boulogne,
hebben wij eens Mata Hari ontmoet in al baar
glorie, kort voor haar arrestatie. Toen ze weg
reed, in haar auto met chauffeur, wuifde ze
ons toe op haar wonderlijk innemende manier.
Iedereen die een groet van haar mocht ont
vangen, was overtuigd, dat ze zo niemand an
ders ooit groette... Karei Wybrands was een
week lang kapot ervan.
Wat er in hem omging, ik weet het niet.
Maar wèl weet ik, dat de mooiste grue of
(Lees verder volgende pagina)
16