MOED, BELEID, TROUW
Generaal Spoor, 25 Mei 1949
De copy-map voor dit nummer doorbladerend,
valt mijn aandacht op het „in memoriam"
voor Generaal van Heutz, en automatisch
schiet een andere generaal in mijn gedachten,
Generaal S. H. Spoor, die op 25 mei 1949
plotseling overleed.
En mijmerend gaan de gedachten verder naar
die andere generaal Berenschot, die ook in
het uur van de hoogste nood van ons wegge
rukt werd. En ik sta verbaasd dat het juist
generaals geweest zijn die in die lange rij
van uitnemende verdienstelijke figuren het
meest tot onze verbeelding gesproken hebben,
en die nog zeer lang na hun dood in de her
innering blijven voortleven als mensen met
uitzonderlijke karaktereigenschappen.
Generaals plegen wij te omgeven met gedach
ten aan oorlog en dood en geweld, strenge
krijgstucht en pompeuze parades. En juist
deze generaals vallen op door hun hogen men
selijke eigenschappen. Denkend aan generaal
Spoor zie ik op de eerste plaats een mens met
ontzaglijk verantwoordelijkheidsgevoel en nim
mer aflatende ijver om deze verantwoordelijk
heid te dienen, een gentleman, een mens met
zelfrespect en respect voor anderen. Hij was
absoluut onbevreesd. Het uniform van gene
raal paste hem „van binnen en van buiten".
Hij was één van die wonderlijke figuren die
door vriend én vijand gerespecteerd werd.
Soms vraagt men zich af: waarom worden de
besten onder ons zó wreed weggenomen en
blijven knoeiers en leugenaars leven? Het lijkt
erop alsof er voor deugd geen verdienste is!
En opeens beseffen wij dat er inderdaad voor
hoge deugd geen betaling, geen beloning nodig
is, omdat de deugdzaamheid zelve het hoog
ste is wat een mens kan hebben. Daarom zal
deugd steeds weer inspireren tot nieuwe deugd.
Het is als een vaandel dat in een strijd ge
voerd wordt tot in de heetste gevechten door
een drager die de waarde van het symbool
weet en het dient met de inzet van zijn leven,
wetend dat als hij valt het vaandel opnieuw
opgenomen zal worden, enz. enz. Generaal
Berenschot had altijd de hoogste bewonde
ring voor generaal van Heutz, generaal Spoor
op zijn beurt vergat „De Beer" nooit. Als wij
generaal Spoor niet vergeten en durven te
leven in zijn geest, mijn waarden, geen nacht
kan ons verslinden! T. R.
Het vuur-peleton van het Ned.-Ind. Leger lost een salvo over het monument van Van Heutsz.
Foto uit: „Indië", juni 1927.
Johannes van Heutsz, 9 juni 1927
En, Kromodikoro1)wanneer je
daarginds,
ln het land dat Hem haast had vergeten.
Aan het graf van den grootsten bestuurder
zult staan,
Dien Indië ooit heeft bezeten;
En aan dat graf dan tenslotte waardeert
Dat, wat men vergat bij Zijn leven:
Breng dan, met je makkers, dat stille2J
Saluut,
Dat méér dan 'n woord is gebleven!"
Aanvankelijk scheen het, dat zij gelijk kregen,
die beweerden, dat in de jaren 1926 en 1927
daden als die van Van Heutsz maar liever niet
moesten worden gereleveerd. In bepaalde Ne
derlandse-kringen, echter helaas ook in Ne
derlands-Indische, was er een soort huivering
te constateren geweest tegenover de feiten
van onze historie. Men heeft gezegd: laten we
toch angstvallig waken voor het openlijk waar-
Korporaal Kromodikoro, Ridder der
M.W.O. 4e KL en deel uitmakende van de
deputatie van het Indische Leger.
2) Opdracht medegegeven aan Kromodikoro
door M. H. Du Croo, Kol. b.d. KNIL, beter
bekend misschien als Abraham Exodus.
deren van Van Heutsz als krijgsman! We
mogen spreken over deze man als Landvoogd,
als mens, als staatsman zeker, en men
voegt er dan nog goedgunstig aan toe, dat
Van Heutsz op die terreinen een groot man is
geweest. Maar Van Heutsz de krijgsman, de
soldaat, de generaal... hij moet nu maar blij
ven rusten. Je zou zo licht het gevoel van de
Inlander kwetsen, weet ge... Zo dachten
velen toen ter tijde. Hoeveel te meer nu!
Toch durft Tong-Tong het aan, gedachtig
aan ons devies, een Saluut te brengen aan een
groot krijgsman een groot soldaat, een groot
generaal
Wij denken dan aan de geste der Atjehers,
die zijn borstbeeld verborgen voor de Jappen
en eerst na hun nederlaag deze weer aanboden
aan een KNIL-officier, de overste A. Doup,
hoofd Ned. gravenstichting in Indonesië, die
zich in mei 1951 naar Atjeh begeven had voor
zijn laatste bezoek aan Peutjoet. En zie onder
grote belangstelling der bevolking, en met
bloemen overladen werd het borstbeeld in
gescheept en later naar Nederland overge
bracht, waar het een plaats vond in het Kon.
Mil. Invalidenhuis op Bronbeek. Het Atjehse
volk eerde zijn dappere tegenstander!!!
Officieren en minderen rukten gaarne met hem
uit, omdat hij, zoals Jan Fuselier zeide, je
evengoed uit, als in het vuur wist te brengen.
Zie, dat waren de tributen di men hem gaf,
ongevraagd en komende van twee onverdachte
zijden! Nimmer gaf hij een opdracht, die hij
niet zelf bereid was uit te voeren!
Van Heutsz was een persoon, die een ieder,
hetzij militair, burger ambtenaar of civiel
persoon, dwong tot bewondering. En zij die
veel met hem in aanraking kwamen, vereerden
hem met grote trouw en aanhankelijkheid,
hoog en laag. Ofschoon hij als Civiel en
Militair Gouverneur van Atjeh zeer bijzondere
bestuurs-talenten aan de dag legde, en als
G.G. blijk gaf een goed regeerder en staats
man met ver vooruitziende blik te zijn, toch
ligt naar ons voorkomt, zijn betekenis nog
meer op militair-krijgskundig dan op politiek-
economisch gebied.
Wie denkt hier niet aan zijn eerste dagorder,
welke hij in mei 1898 tot de expeditionaire
troepenmacht in Pidië richtte: „Wij zullen
de oorlog voeren allèèn tegen personen, die
(Lees verder volgende pag.)
6