Trètes-Boerderij René
Eind "47 ging onze familie als een der eerste Nederlanders de bergen in, richting
Trètès. We vertrokken in onze „Dikke Berta" die doorzeefd met kogelgaten,
volgepropt met etenswaren, kinderen en honden was.
Tante Koek leeft nog steeds
boven. Het vee gedeide er uitstekend en door
dat Trètès enorm groeide in die tijd, was de
afname ook vrij goed. Wij kinderen zullen
nog altijd met een diepsnijdend heimwee aan
Op de weg naar Malang waar de weg zich
splitste, bleef onze trouwe oplèt voor het eerst
steken. Met luid gesis vloog de deksel van de
radiator af... Gek, later als we dan elk week
end naar boven gingen, bleven hier tientallen
auto's steken. Kleine katjongs hadden van dit
kritieke punt meteen gebruik gemaakt door
met blikken water langs de kant te staan
zwaaien om de aandacht van de chauffeur te
trekken die persé dóór wilde rijden, al ston
ken de banden nog zo erg van de hitte.
Toen wij dus de oude boerderij „René" op
zochten, stond deze wonder boven wonder nog
overeind, zelfs de meubelen waren er nog.
Het was er wel wat vuil door keutels van een
stelletje kambings die vredig graasden van een
marygoldstruik die in een van de kamers
groeide, en alle ruiten waren stuk. Maar ja,
wat wil je, dit huis was per slot van rekening
het oudste van het bergplaatsje. Vroeger lag
het eenzaam maar trots midden in het oerbos
als huis van het Boswezen. Toen de omgeving
geciviliseerd was geworden, trok het Boswezen
dieper de bergen in en het huis werd gekocht
door de heer Weiter, een oud-planter, die er
een soort dierentuin, met wat koeien erbij,
van maakte. Hij maakte er een heel complex
van, maar hij had beslist een goede smaak,
want de oude sfeer werd er niet door ver
drongen. Even voor de oorlog was hij gestor
ven en na de Bersiap vertrok zijn vrouw naar
Nederland, alles achterlatende.
Mijn vader die de Welters nog kende en zelf
een boerderij in Soerabaia (Elfferich) had,
werd getroffen door de schoonheid van het
oude gebouw en haar omgeving: het gelukte
hem het te kopen.
Een tijd lang werd het alleen gebruikt als ons
vakantie huis. Wat een rust kon men er vin
den De beek die door het bergterrein stroom
de - en wat was het heerlijk om 's-avonds
op de „heuvel", die ver boven de andere
bungalows uitstak, naar de rode bal te staren
die wegzonk in de zilveren zee aan de horizon
In '50 pas kreeg René haar oude bestemming
terug, mijn vader zond Fries stamboekvee naar
deze sprookjesachtige tijd denken. 's-Ochtends
om half vier rammelden de eerste melkemmers
en als je heel goed luisterde kon je door het
gekraai van vroege hanen en het geruis van
de bergbeek heen, straaltjes melk horen zingen
in de emmers. Je draaide je dan vergenoegd
huiverend om en sliep wat verder.
Zodra je je bed uitwas, gritste je naar de
zwembroek en sprong in het ijskoude zwem
bad. Had je honger? Wel je liep naar de
keuken en bedelde wat af van Kasmirah of
je klom in de moerbeiboom naast het zwem
bad. Tegen de avondschemering aan, maakten
we een wandeling naar de waterval bij Nim-
fenbad of die van badhotel Trètès. Huiverend
keek je dan als kind naar de slierten gifgroene
algen die als slangen met het rythme van de
stroom op en neer kronkelden. In het oerbos
vlak daarbij krijsten de apen tussen het groen
van de koninklijke boomvarens.
's-Avonds voor het naar bed gaan liepen we
nog even door de stallen en dan wees mijn
vader vol trots kijk, die moet over een week
kalven.
En zo volgden de week-ends elkaar op...
twee onveilige periodes doorbraken de tijd,
benden die alles platbrandden. Maar als we
na zo'n periode terugkwamen, onze ouders
met revolvers ergens in hun koffers, dan stond
altijd trouw en trotser dan tevoren boerderij
René op ons te wachten. Wat was het, dat dit
gebouw beschermde voor het een of andere
ongeluk? In '50 werd al ons stamboekvee
gestolen op een paar kalveren na, een jaar
later was de produktie echter weer als voor
heen.
Toen bleven mijn broer en ik nog maar over,
de twee oudsten werden naar Holland gezon
den voor hun opvoeding.
In de juli vakantie maakten we altijd berg
tochten naar de Welirang of Goenoeng Ardjoe-
no. En het was alsof deze tochten een pel
grimsreis voor je betekende, zoals Mekka
De aardappels zijn thans erg
duur
En elke huisvrouw kijkt
daarom wat zuur,
ie verstandige vrouw is
echter wijs
en koopt nu extra Kokki's
Mie of rijst.
Kokkies Rijstwinkels:
Witte de Wlthstraat 128
Telefoon 89438
Slotermeerlaan 1 25
Telefoon 130362
AMSTERDAM-W
Een kijkje in onze goede oude Bandoengse
Melkcentrale. Of ter instruktie van onze
Hollandse vrienden: „De winning van cocos-
tnelk in het voormalige Ned. Indië". Als we
er nóg geleefd hadden zouden we als variant
van een bekende slogan reklame gemaakt
hebben met: Met melk meer „boe!"
Wij krijgen regelmatig wat toegestopt van
allerlei lezers. De meest uiteenlopende giften,
van een losse ringgit tot snoeperijen tot een
dierbaar dokument tot een encyclopaedic toe.
Bijna altijd met: „Schrijf maar niet terug; ik
weet hoe druk je het hebt. Djangan omong
pandjang. Poekoel teroes!" of woorden in die
geest.
Inderdaad schrijven wij vaak niet terug. Maar
af en toe moet dit hele typische gebeuren in
Tong-Tong toch aan de balk. Want het is zo
door en door goed oud-Indisch. Ik geloof niet
dat één redacteur waar ter wereld ook zo'n
nauw menselijk kontakt heeft met zijn lezers.
Geloof me of niet, maar ik ben er vaak kom
pleet van m'n stuk van. En heb spijt van mijn
kwade uitvallen over laksheid of bangheid,
egoisme en traagheid.
Ik heb veel moeilijke dingen gedaan in mijn
leven. Maar niets is zo moeilijk of zal later
nog zo moeilijk kunnen zijn als dit redacteur
schap: het opzetten, gaande houden en verder
ontwikkelen van een „uitgerekend" typisch
westers werk, waar koel denken en hard
werken dominant zijn, met mensen die „onre
delijk" willen blijven en niet willen pushen
en niet willen redeneren, maar dongèng, enz.
enz. enz.
Hier is iets van die wonderlijke verhouding
tot mijn zoontje, die mij géén 9 op zijn
voor een hadji. Altijd weer trilde er een
snaar in je als je het einddoel voor je zag;
Lali Djiwo, onder de trotse grijze top van de
Ardjoeno, midden in de weelde van paarse
bloemen met daardoor een beekje dat kron
kelde en klaterde alsof het midden door je
hart stroomde.
In '56 moesten we naar Nederland, mijn vader
bleef achter om te proberen de boel nog te
redden. Moe en teleurgesteld kwam hij een
jaar later op Schiphol aan. Niets was te redden
en de goede oude assistent-wedono had hem
vriendelijk aangeraden om Trètès de rug toe
te keren heus het is beter voor U toean.
Zo blijven dan nog vele foto's van Trètès
over met nog meer herinneringen. Terugwil
len? Nee, de gedachte dat militairen in het
gebouw zitten, de grond verkocht is aan
Chinezen die er protserige huizen op gebouwd
hebben, dat boerderij René die altijd één
trots geheel was nu in lapjes grond is ver
deeld begroeid met ketella, zal ik nooit willen
verdragen.
'k Ben blij dat ik het alleen ken zoals het
vroeger was, een paradijs op 800 meter hoogte,
in het zuiden de Ardjoeno, Welirang en de
Ringgit, in het noorden de Penangunan met de
zee en nog verder tegen de kim aan Madoera.
Ik ben dankbaar dat ik zo'n zeldzame jeugd
heb mogen beleven. SI TIKOES
rapport wil geven (al kan hij), maar me een
plakkerig stuk chocola toestopt of zijn beste
zakmes. Natuurlijk is het niet de boven-naar-
beneden-verhouding, maar de hart-tot-hart-ver-
houding die ik bedoel. Zo maar plotseling
geeft de ouwe mevrouw Holle me één van
haar dierbaarste bezittingen, haar hele lange
moeilijke leven overal doorheen gesleept, een
oud „Inlands prentenboek" met kostelijke
chromolitho's. Hoe mijlen tekort schiet dan
een „dankje", ja toch?
Ach, dat Tong-Tong al zijn stormen mag
overleven en de tijd mag aanbreken dat we
hier in Den Haag een Tong-Tong-museumpje
mogen hebben. NU is dat nog steeds alleen
een droom!
Maar daar ging het niet om. Het ging om al
die giften, ja? Hoe onweerhoudbaar vliegen
je gedachten een halve eeuw terug naar zo'n
dierbare Tante Koek, die buiten de strenge
mama om je een koeweh semprong toestopte
of zo'n geweldige schatrijke ouwe benggol.
Niet omdat je lief was, of ondanks je stout
was, maar „zo maar". Onrekenbaar, onvang-
baar, onorganiseerbaar, on-on-on-alles, maar
door en door goed en daarom onsterfelijk.
Praat dus niet meer over „voorbij". Het essen
tieel goede en menselijke sterft nooit uit. Het
wordt alleen tijd dat het in bewuster en
algemener vorm herboren wordt. Kèn? Kèn-
niet? Poekoel teroes! SI TJALIE