PAULUS pasar malam no LEO BEZOEKT ONZE STAND IN DE HAAGSE DIERENTUIN u Niet lachen, lo, als je de foto ziet! Hij doet echt z'n best. Maar al heeft de instructeur honderdmaal geduldig uitgelegd, hoe je moet staan en doen, Paulus wijst met z'n Tommy- gun in de algemene richting van de schijven, sluit krampachtig beide ogen en blaast: deddeddeddet... Al. Nu is hij er weer af. De rest van de morgen slentert hij doelloos heen en weer, mopperend over de verloren kostbare tijd en het stomme bij zeuntje, dat intussen de boel zit te verprutsen. Paulus Manafé is geboren in een vissersdorpje somewhere op het smoorhete Timor. Hoe bracht hij z'n jeugd door? Mee uit vissen met z'n vader of op jacht met de antieke voorlader. In het dorpje heerst ongelooflijke soberheid en watergebrek. In de meters diepe waterputten staat het water enkele centimeters hoog. Met haar van lontarblad gemaakte emmer wacht Paulus' moeder geduldig een half uur, voordat ze het kostbare vocht kan meenemen. Soms mengen ze zeewater door het drinkwater, anders hebben ze niet genoeg. Als Paulus bijna volwassen is, snapt hij, dat het dorpje hem geen bestaan kan verschaffen. De Kotta Koepang biedt hem geen kansen en bij de Kompenie wil hij niet. Daarom laat hij zich aanwerven als parelvisser in Broome. Daar blijven ze een jaar werken en dan met de zogenaamde kapal Broome terug naar Timor om de zuurverdiende centen nuttig te besteden of ze in enkele dagen te verbrassen. Het is in Broome hard werken bij de Japanse baas, maar dat is Paulus gewend. Er doen rare geruchten de ronde. Het lijkt wel of de verre perang in Europa zich gaat uitbreiden naar de Pacific, maar het raakt Paulus maar weinig. Dan wordt het 8 decem ber 1941, alle Japanners worden knijp gezet en Paulus zit zonder werk. Naar Timor kan hij voorlopig ook niet terug. De Jap maakt reusachtige vorderingen; eenheden van onze strijdkrachten bereiken Australië en de Marine kan deze varensgasten goed gebruiken. Op een dag draagt Paulus Manafé voor het eerst de zestien letters op z'n pet en is dus toch bij de Kompenie gekomen. Al gauw merken ze, dat Paulus hoegenaamd geen militaire eigenschap pen bezit, maar wel in andere hoedanigheden uitmunt. Ook omdat hij aan boord van een stalen schip misplaatst is, krijgt hij een vaste baan als zeuntje van de bak, dat hij jarenlang vervult. Paulus verzorgt de rantsoenen en het eten van de bakgenoten, zorgt voor de verblij ven als geen ander. Hij waakt nauwgezet over al het hem toevertrouwde als een tijgerin over haar welp, ze moeten zijn bak niets te kort doen; op dit punt verstaat hij geen scherts, eens trekt hij zijn piso blati om voor zijn bak op te komen. Hiervoor zetten ze hem twee weken knijp, die hij grommende door brengt, omdat het bijzeuntje de boel naar z n m... zal helpen. Na de oorlog belandt Paulus Manafe in de Marine Kazerne Weltevreden, waar hij de zelfde diensten deed. Hier maakte ik kennis met hem en ontdekte achter zijn ongure koppesnellerstronie de mens Paulus. Vooral toen hij erachter kwam, dat ik toean goeroe in Koepang was geweest, kwam hij los en ver telde me nogal wat. Hij wist wel, dat de ande ren hem een rare vogel vonden, een waardeloos sujet of een lachwekkend objekt bij de excer- cities, waaraan Paulus zich onmogelijk kon onttrekken. Kon hem niks schelen, zolang hij maar goed voor z'n bak zorgde. Hij was zelfs getrouwd; zijn vrouw woonde in kampong Bali. Een injectie halen is voor Paulus een bezoe king. Je kan hem beter met een parang te lijf gaan, dat lust hij wel. Maar zo'n rotnaald in je bast! Als de halve bemanning een beurt heeft gehad, moet Paulus erbij worden ge haald ondanks alle protesten en uitvluchten over dringende werkzaamheden. Hij wordt neergezet op de bank voor de ziekenboeg, waar hij de komende en gaande Jannen kan observeren. Zienderogen begint hij van kleur te verschieten, vooral wanneer harteloze jon gens hem op de kast jagen met gezegden als: Paulus, de naald is verdomd bot! De sergeant-ziekenverpleger heeft dit al meer bij de hand gehad; hij steekt zijn hoofd buiten de deur en roept Paulus binnen. Met knikken de knieën wordt hij binnengebracht, waar het ziekenboegluchtje hem nog meer doet verble ken. De sergeant beijvert zich om te demon streren, dat er echt niets aan is, maar het heeft geen uitwerking. Eindelijk is het zijn beurt. Het is net, of zijn ziel zich op dat ogenblik heeft gedistancieerd van dit harteloze gedoe. Met twee man moet je hem overeind helpen en na de prik weer buiten op de bank neerzetten. Pas na een half uur loopt Paulus met wankele schreden naar het verblijf en is voor de rest van de dag verloren voor de Kom penie. Masih ingat, Paulus? Waar ben je nu? Je zult vast geen Laksamana Moeda wezen. Visser in de Baai van Batavia? Potong kepala in Timor? Dag Paulus! V. N. MO ENS, Matr. 1 vsd Zm 1090 D Kort vóór de oorlog werd de 4e militie- kompagnie van het 15e bataljon te Bandoeng mitrailleur- en mortierkompagnie. Miliciens, die bij het bataljon voor de herhaling moesten opkomen, werden met grote spoed vertrouwd gemaakt met de M 23 en de sterke, kittige paarden, die de mitrailleurs en de munitie moesten dragen. Leo was het grootste, sterkste maar ook meest onhandelbare paard. Hij had een vaste geleider, een beroepssoldaat, maar de miliciens moesten het ook leren. Als we uit rukten was een militie-soldaat geleide. Zo gebeurde het, dat H., een nogal gezette jongen, die heel bang was voor paarden en voor Leo in het bijzonder, die eer te beurt viel. Hij zat bij mij in de groep. Ook ik was er helemaal niet happy mee. Als stukskommandant moest ik vóór Leo lopen. H. besloot op kompies- rapport te gaan, hetgeen ik natuurlijk aan moedigde. „Kapitein", begon hij, „U kunt met mij doen wat U wilt, 14 dagen streng, desnoods in de gevangenis, kan me allemaal niets schelen, maar niet geleider van Leo". „Kom kom, H., dat zal best meevallen. Leo is zo kwaad niet, als je maar laat merken, dat jij de baas bent. Morgen na de dienst zullen we verder zien". H. kon afmarcheren. Buiten stond ik H. op te wachten. „Tjilakah, brigges. Móet. Wah, soesah," was alles, wat H. hoofdschuddend kon uitbrengen. De volgende morgen stonden we aangetreden. Het had wel wat moeie gekost Leo op te tuigen, maar met de hulp van zijn vaste geleider viel het nog mee. Toen ik na het „Geeft acht" doodstil in de houding vóór Leo stond, voelde ik mij allesbehalve op mijn gemak. Leo blies zijn warme adem langs de bamboehoed in mijn nek. Ik wist, dat rechts achter me H. in angstzweet badend zou staan en Leo niet zou houden als deze het in zijn hoofd mocht halen kapriolen te maken. Maar opeens als was het een wonder, de rustige fluisterstem van H.: „Taoe baik-nja, brigges Waar haalde hij opeens de moed vandaan? Welk wonder was geschied? Bij het „voor waarts maaaaars" duwde Leo me wel een halve meter vooruit, maar daar bleef het bij. Onder de mars riep ik H. toe: „Wat bedoel je met taoe baik-nja, H.?" „Soedah brig, boleh si Leo, djangan kwatir". We liepen langer dan een uur en eindelijk klonk op de aloon-aloon, midden in de stad, het .haaaaalt. Onmiddellijk dromden nieuwsgierigen, waaronder vele van het schone geslacht, om ons heen. Het was me niet ont gaan, dat Leo lang niet zo rustig was als in het begin. Terwijl we nog in de houding stol den, duwde Leo met zijn hoofd tegen mijn rug'aan. Weer voelde ik zijn warme adem in mijn nek blazen en toen... een ferme beet in mijn rechterschouder. „Tjilakah, brigges, goela batoe-nja al op!" hoorde ik H. zich verontschuldigen. Het heeft me de rest van mijn soldij aan goela batoe gekost voor de terugweg en niet één maar twee diepblauwe plekken op dezelfde schou der Mil. Brig, stbkno. 69314 (links van de ingang) op de 29 en 30 juni, 1 juli vindt daar alles wat U herinnert aan het K.N.I.L., medailles, badges, Equipmentstukken etc. etc. Met liefde verzameld door een trouwe abonnee van Tong-long.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 15