Journalistieke Totems en Bonzen UIT EEN VERSCHONKEN BEZIT EN EEN VER VERGANE TIJD (11) ...Dus belde ik, nog laat die avond, het Hötel du Louvre op en verzocht, de heer Wybrands aan de telefoon te roepen. „Luister eens, Gerrit, ik geloof, dat ik al 'n oplossing gevonden heb. Zou je morgenochtend tegen elf uur nogeens langs kunnen komen?" „Jazeker, - ik heb niets meer te doen". „Mooi! Afgesproken... En een goede nacht!" B&p'ib Gerrit was de eerste. Met enkele woorden vertelde ik hem, dat ik Berretty in de arm genomen had, dat die hem wilde ontmoeten en nu elk ogenblik kon binnenkomen. Hij vond het niet prettig. Zelfs toonde hij zich verstoord en wilde weer weglopen. „Alvorens iemand erin te halen, had je mij moeten vragen of ik er bezwaar tegen had. Dat had ik zeker. Het is niet zoals 't hoort van je. Berretty kan trouwens niets voor mij doen. Ik wens hem niet te ontmoeten". „Berretty kan alles voor je doen. In dé Indi sche perswereld is hij om zo te zeggen al machtig. Hij is natuurlijk, als ik, overtuigd, dat je een zeer bruikbare kracht bent voor een blad ginder. En zelfs al was je dat niét, als 'n Berretty verzoekt jou aan te stellen, dan weet iedereen in Indië, dat zijn verzoek de kracht heeft van een bevel... Je mag zeggen wat je wilt, ik heb er geen spijt van, dat ik hem gevraagd heb of hij iets voor je kan doen. En na dit telegram hier (ik hield Gerrit het antwoord van Berretty onder de neus), ben ik overtuigd, dat je gered bent". De stakker kalmeerde een weinig onder de druk van de argumenten. Toen hield een taxi stil voor de deur en de directeur van ANETA kwam binnen. Opgeruimd, vriendelijk en on vermoeid als altijd. Hartelijk begroette hij Wybrands, in een houding als was deze zijn meerdere. Ze gingen in een rustig hoekje zitten, bij het raam, en ik trok me terug achter de kassa, van waar ik hen kon zien in de spiegel van de divan en ook gedeeltelijk hun gesprek kon beluisteren. In mijn feuilleton IX heb ik al verteld hoe Berretty de portefeuille uit zijn binnenzak nam en die, zonder te kijken wat erin zat, Ger rit in de handen duwde. (Natuurlijk was dat weer een van die ostensibele trucjes van die bliksemse Indische jongen, want ik twijfel geen ogenblik eraan of hij had in de taxi de inhoud van die portefeuille die misschien wel een reserve-portefeuille was in orde gebracht. Met dergelijke spectaculaire handig heidjes won hij de wereld...) Het hele bezoek duurde geen tien minuten. Berretty ging de trap af naar de keuken in de kelder om mijn vrouw te omhelzen. Daarop excuseerde hij zich met de woorden: „Ik heb een plaats gereserveerd in de K.L.M.- machine van half-een, want ik heb nog 'n massa te doen voor ik aan m'n bed kan denken. Maar jullie zien me spoedig weer, en dan hoop ik wat langer te kunnen blijven... En tot Gerrit: „Maak je geen kopzorgen, kerel! Alles komt terecht". Het duurde twee dagen, dat we niets meer van hem hoorden. Intussen verhuisde Gerrit naar het Hotel „Beau Séjour"op de hoek van de rue Pigalle en de rue de La Bruyère, dat een hoop goed koper was dan het Louvre, en bovendien op een steenworp afstand lag van onze zaak. Het Hótel du Louvre is een hotel voor eerste klas zakenmensen. De derde dag, zondag 9 augustus, belde Berretty me al om 8 uur 's-ochtends op. „Ik heb goed nieuws voor onze vriend. Kan je maken, dat hij om 11 uur bij jullie is?" ,,Dat zal wel". „En vraag je vrouw een lekker déjeunertje klaar te maken voor ons vieren". Even voor 11 zat Gerrit weer, in het hoekje van donderdags tevoren, tegenover Berretty. Maar ditmaal was ik ook erbij genodigd. „Nou", zei de directeur van ANETA, „we mogen je gelukwensen: je bent benoemd tot tweede redacteur aan de JAVABODE, op een aanvangssalaris van vijfhonderd per maand. Beter kon ik niet voor je loskrijgen. Ik heb beloofd, dat je zo gauw mogelijk komt. Wan neer kan je vertrekken?" Als gij, die dit leest, nu denkt, dat Gerrit in de wolken was met deze tijding, hebt ge het mis. Ik zou haast zeggen: integendeel. De ongelukkige was vertrouwd geraakt met de gedachte „de tirer son chapeau" zegt men in FEUILLETON DOOR Frankrijk. Afscheid te nemen van het leven. Hij wist maar al te goed, dat hij dit elk ogen blik kn ja, moest doen, en dat hij niet aan een leven na de dood gelovend mens dan voorgoed van al dat verd... gezanik af zou zijn, rust zou hebben. Hij was allang heen over de streep, die een gezonde geest met angst en smart de dood onder de ogen doet zien. Hij hunkerde ernaar. En nu werd opeens, te elfder ure, dat troostende vooruit zicht hem ontnomen en moest hij nogeensweer het harde leven in. „Wanneer kan je de boot nemen? Maar... wacht even... eerst moet ik jullie nog iets grappigs vertellen... Ik heb de Lloyd verzocht, je de overtocht op krediet te geven, af te betalen met 200 per maand en met mij als borg. Ik kreeg ten antwoord, dat ze dat in principe niet meer deden. Waarop ik heb gezegd, en nogeens schriftelijk bevestigd, dat ze de twee luxe-hutten en drie cabines le klas, die ik besproken had op hun schuit „PATRIA" op 21 augustus uit Marseille, maar moesten annuleren, want dat ik bij nader inzien, toch maar liever met de „NEDER LAND" reisde. Ik heb dat verhaal gisteren in Amsterdam aan de directie van de Maat schappij „NEDERLAND" verteld, en natuur lijk geven zij je graag de reis op krediet. Dus wat doe je? Wil je eerste of tweede klas gaan?" „O, nee, geen eerste!" Woensdag, 19 augustus vertrekt de „CRISTI- AAN HUYGENS" uit Amsterdam. Kan je dan je barang erop hebben?" „Dat is wel wat kort dag. Ik heb nogal wat boeken, wat ondergoed en een grammofoon met een stuk of twintig platen in Bochum, en ik heb 12 witte pakken in de Bank van Le ning in Alkmaar. Ik zou dat wel allemaal willen meenemen, want ik ben niet van plan noges in dit rot-Europa terug te komen. Bo vendien zal mijn vrouw ook nog wel een en ander hebben, dat ze mee wil nemen. Ik bezit niet eens een hutkoffer. Alleen maar een valiesje". „Ik kan je 2 hutkoffers lenen. Is dat genoeg? En waar wil je ze hebben?" „Als je ze naar Bochum zoudt kunnen stu ren..." „Okee! dinsdagmiddag zijn ze daar. Als je dan woensdag naar Alkmaar gaat, kan je alles toch wel in een week op de boot hebben. Jullie zelf vertrekken dan negen dagen later uit Genua. Dan heeft je vrouw de nodige tijd om afscheid van haar familie te nemen, als ze wil. Jij gaat haar halen „en passant" en op je dooie gemak gaan jullie naar Genua". „Ik blijf in Parijs zolang ik kan". „Dat is jouw zaak. Als je maar maakt, donder dag 27 augustus in Genua te zijn. Hier heb je nog 200 pop voor de reis. In orde? Dan ga ik nu even bij mevrouw Faust kijken wat ze voor ons gebronzeld heeft. Ik heb trek. Jullie niet?" Het dejeuner verliep zeer genoeglijk, en over zaken werd niet meer gesproken temeer niet omdat, zoals gewoonlijk op zondag, een zeer gemengd gezelschap van andere klanten, Fran sen en Hollanders, zo langzamerhand alle tafeltjes en barkrukken had bezet, en ik overal tegelijk moest zijn. Alleen toen Berretty, na afloop, om de rekening vroeg, kregen we evenjes verschil van mening, daar wij niet wilden hebben, dat hij betaalde. Met een dikke fooi voor de Ober (in die tijd had nog nie mand ooit gehoord van in- of exclusief in een café of restaurant) werd het debat besloten. Dezelfde middag vertrok Gerrit Wybrands naar Bochum en heel de week daarop bleef hij weg. 's-Maandags kwam hij bij ons terug zon der zijn vrouw. Die bleef bij haar familie tot hij haar zou komen halen op weg naar Genua. Hij was nu in een veel beter humeur dan de laatste weken. Alles was voorspoedig ver lopen, geheel volgens het tijdschema, dat Berretty had opgesteld. De zeer drukke bezig heden van de laatste dagen hadden zijn gedach ten afgeleid en zijn hypochondrische stemming verdreven. Blijkbaar was hij verzoend met het idee, naar Indië te gaan en weer, als vroeger, de kost te verdienen met journalistieke arbeid. De gedachte, dat men hem toch nog vijfhon derd gulden in de maand waard achtte en het feit dat ook zijn vrouw dit nu wist, prik kelde zijn gevoel van eigenwaarde. Hij scheen niet te weten of niet te willen weten dat Berretty dit alles had afgedwongen, zij het op een prettige manier. Het was, sinds jaren, de eerste avond, dat we onze vriend zagen zoals we hem vroeger had den gekend. Hij gaf aan de bar een rondje weg, en zette de radio aan op een mooie tziganenmuziek uit Buda-Pest. De eerste avond, en het zou de enige zijn. Want de volgende morgen zat hij erger dan ooit in de put... En daar was, helaas, wel reden toe. Wat toch was gebeurd? Hij had, nog in bed, een telegram ontvangen van de Maatschappij „NEDERLAND" dat... op zijn bagage beslag was gelegd door Mr. Dieëndie met behulp van een deurwaarder en deze alles uit het schip had laten weghalen Schreiend vertelde hij ons wat we nog niet wisten, dat hij enige maanden geleden, terwijl hij met zijn vrouw in Bochum zat, in Alkmaar, waar ze zich een poos verborgen hadden om de Amsterdamse schuldeisers te ontvluchten,... failliet was verklaard. Die Mr. Dieëndie was de curator. (Lees verder pag. 16) 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 9