Een vreemde geschiedenis
John Leenders
Het is zeer zeker een vreemde geschiedenis,
die ik U ga vertellen. Het gebeurde lang,
lang geleden, nog vóór ik mijn intrede in deze
„roewet"-wereld had gedaan, en ik ben de
jongste van mijn ouders' kindertal. Maar mijn
moeder heeft me dit verhaal verteld en voor
mij is er geen reden om aan haar woorden
te twijfelen, niet waar?
Welnu dan, toen mijn ouders getrouwd waren,
kochten ze een onderneming, prachtig gelegen
aan de voet van de machtige goenoeng Mer
baboe. Samen wilden ze daar hun toekomst
opbouwen. Dagelijks ging mijn vader de
tuinen in om het werk en de koffiebomen te
inspecteren. En mijn moeder wandelde vaak
met hem langs de goedangs om vol belang
stelling de binnengekomen oogsten te bewon
deren. Onder het personeel bevond zich ook
een mandoer, die tot taak had de koffiepluk-
sters, plukkers en de sorteersters te controleren.
Zijn eigen dochter behoorde tot de sorteersters.
Het was een jonge, knappe vrouw, die zich
blijkbaar te hoog voelde om met een gewone
ondernemingskoelie te trouwen, want ze was
nog steeds ongehuwd. Ze had een prachtig
figuur en in tegenstelling tot de andere dessa-
meisjes, die door de dagelijkse blootstelling
aan de felle zon een donkerbruine huid had
den, had zij de zo zeer bewonderde „koelit
langsep".
Helaas, op een kwade dag kregen vader en
dochter het onzalige idee, dat het jonge
meisje als huishoudster" van de Ndoro
Toean, geen gek figuur zou slaan. Natuurlijk
met de hoop na verloop van tijd tot wettige
ega verheven te zullen worden. Van die dag
af probeerde zij steeds de aandacht van mijn
vader te trekken. Als mijn ouders zich in de
goedang bevonden, paradeerde zij zo dicht als
het „pantes" was langs mijn vader, daarbij
behaagziek met haar mooie, blote schouders
draaiende. Maar, vreselijk jammer voor haar,
mijn vader had slechts oog voor zijn jonge,
evenzeer knappe echtgenote. Op een gegeven
moment leek het of zij haar pogingen staakte
en het gevaar geweken was. Plotseling echter
werd mijn moeder ziek. Of nee, het gebeurde
niet plotseling. Het ging geleidelijk aan met
een lichte vermoeidheid, die steeds erger
werd. Mijn dodelijk verontruste vader liet het
rijtuig inspannen en reed met haar naar de
dokter. Het voor die tijd zeer uitgebreide
onderzoek wees niets uit en de dokter volstond
met een staaldrankje voor te schrijven. Maar
de resultaten bleven uit. Integendeel, mijn
moeder werd steeds zwakker en ze verloor
volkomen haar eetlust. De nogmaals gecon
sulteerde arts kon wederom niets vinden en
adviseerde Maatje naar Europa te sturen.
Doch daar wilde de patiente niets van weten.
Maar de dag brak aan dat mijn moeder het
bed niet meer uit kon en mijn vader, ten
einde raad, nam het besluit haar naar zijn
familie in Holland te sturen, in de hoop op
een algeheel herstel. Hij zette zich naast haar
bed neer om haar het zware besluit mede te
delen. Maar vóór mijn vader een woord had
gezegd, sloeg Moes haar ogen op. Met grote
inspanning wees ze naar een plek in de tuin
bij het slaapkamerraam en fluisterde: „Laat
kebon daar graven". Hoewel mijn vader er
niets van begreep, haastte hij zich zonder
vragen om de kebon te roepen en hem te ge
lasten te graven op de plek, die mijn moeder
had aangewezen. Kebon was toen een katjong
van een jaar of 13 en ik heb hem gekend
totdat hij tot djongos gepromoveerd was en
zelt een huisgezin had van acht kinderen. Tot
zijn dood, tijdens de oorlog, is hij in dienst
van mijn vader gebleven. Maar laten wij tot
mijn verhaal terugkeren. Tien minuten zowat,
nadat hij het bevel van mijn vader had opge
volgd, kwam hij dodelijk verschrikt vóór de
slaapkamer hurken. Zijn ogen puilden haast
uit zijn hoofd van angst en in zijn trillende
handen hield hij een in een pisangblad ge
wikkeld pakje, welks inhoud bestond uit een
kleipoppetje, wat wierook, uitgedroogde kern-
bang boreh en nog het één en ander, dat ik
me niet meer zo goed kan herinneren. Mijn
moeder beduidde kebon het pakje zo ver mo
gelijk weg te gooien. Van die dag af trad
haar genezing snel in. Haar eetlust en krach
ten keerden terug en het duurde niet lang
of ze kon haar dagelijkse bezigheden weer
opvatten. Bij haar eerste rondgang door de
goedangs bleek dat de schone sorteerster er
niet meer was en ook de mandoer had zich een
dag tevoren ziek gemeld. De berichten over
de aard van zijn ziekte waren verward en
tegenstrijdig. Hij had geen koorts maar wel
pijn over zijn gehele lichaam, hij had ook geen
pijn in zijn buik, maar hij kon niet eten, enz.
enz. Bijna dagelijks stuurde mijn moeder hem
het één en ander in de vorm van Nassi-tim
met kippekluif, krachtige bouillon, arrowroot-
pap met een scheut rode wijn enz., maar het
duurde héél lang voor mijn ouders bericht
kregen, dat de toestand iets vooruitging.
Op een avond, het begon reeds te schemeren,
zaten mijn ouders in de open voorgalerij te
wachten tot de lampen aangestoken zouden
worden. Plotseling zagen ze een gestalte het erf
opkomen en langzaam naar hen toekomen. Ze
herkenden mandoer, die bij de trap neerkniel
de en verlof vroeg boven te mogen komen.
Hij schuifelde tot vlak vóór de voeten van
mijn moeder en bleef hijgend met gekruiste
benen vóór haar zitten. Toen hief hij lang
zaam zijn handen op en maakte een sembah.
„Ndoro", zei hij zacht, „dalem sampon lepat,
dalem ngoewoen njapoenten, U hebt gewon
nen" Mijn moeder keek hem lang aan. Toen
zei ze rustig: „Dat is goed, mandoer en
vriendelijk vervolgde ze: „Je had niet in de
avondlucht moeten uit gaan. Ga nu en ga in
vrede". Nogmaals hief mandoer zijn handen
op en maakte een sembah. M. R. - S.
John Henry Leenders werd op 24 januari 1950
geboren te Djakarta en zit nu in de hoogste
klasse van de St. Henricusschool in Eindhoven.
Dit jaar moet hij naar het Gymnasium.
Hij helpt z'n zusje graag bij haar werk. Als
zij moeilijkheden heeft met haar sommen en
bij pappie aanklopt zegt pappie: „Fraah maar
aan John".
John bekijkt de zaak eens, zegt „Hah" en 5
minuten later is zusje weer uit de brand. Het
merkwaardige is dat zusje in de 3e klasse van
de U.L.O. zit!
Dit is het Paasrapporl van si John. Bekijkt
U het eens en zegt U of U ooit zo'n punten-
lijstje heeft gezien. Let U op de cijfers voor
rekenen en talen.
Godsdienst10
Lezen9
RekenenOV2
Nederlandse taal 9
Vaderlandse geschiedenis 10
Aardrijkskunde .10
Natuurkunde9
Zingen8
Tekenen 9
Engels 8
Frans9
Gedrag 10
IJver10
Wat moet jij worden John? Een atoomgeleerde
in Oak-Ridge? Chirurg of bouwer van ruim
teschepen?
Vindt U het niet fantastisch
G. H. BARTMAN
Ja, een wereld van rijkdom en macht staat
voor John open. Maar wij allen hopen dat hij
zal denken als Tse Loe: „O ja, ik zou graag
rijtuigen en paarden willen hebben, en kleding
van bont... om ze te delen met mijn vrienden,
en als ze dit alles zouden bederven, ik noch
tans niet boos zou zijn".
De wereld heeft geen tekort aan genieën,
maar aan mensen met een groot hart. Selamat
djalan, John, en poekoel teroes! Gedrag: 10.
Daar zit heel wat in!
v -1
Balcostumè in Concordia, Batavia 1911-
Een lange file van mylords beweegt zich langzaam door ae door gaslantaarns beschenen straat, de
nontonnende bevolking dichtopeengepropt voor de ingang van het in een zee van licht badende
gebouw, kijkt nieuwsgierig toe. En dan begint daar binnen het geroezemoes van het feest. Serpen
tines confetti Het knallen van champagnekurkenEen herinnering aan deze onbezorgde tijd,
de grote feesten, waar de harten sneller klopten. Waar zo menig jong paartje besloot verder
samen door het leven te gaan...
Van links naar rechts: Netty Sadée, Arie Ver stege, Hetty Ver stege, Karei de Lussa.net de la
Sablonière, Mary Lisnet, Harry Young.
17