Wie weet wat van Francois Caron?
Amerikaan doorvorst Indische historie
Slavernij - Dienbaarheid
„As for your magazine, I consider it
performs an invaluable service to
people, not only of the Netherlands,
in describing and explaining the work
of the Dutch in Indonesia. It is an
important chapter in history, and
should be brought out of the purview
of the professional historian so that the
average reader will have access to it".
„I'm most interested in the genealogi
cal material from mr. Navorser and I
will be delighted if he or any of the
living Carons can throw any light on
the family. For example, is there
anything to substantiate the report that
Caron was a descendant of the Counts
of Amiens?"
De discussies over het kleurlingenvraagstuk
hebben herhaaldelijk ook de slavernij naar
voren gebracht veelal als een voorgoed voor
bij maatschappelijk en zedelijk aspect van
menselijke verhoudingen. Echter blijkt maar
al te duidelijk dat velen verzuimen: a. de
historie zorgvuldig en met objectiviteit te
lezen, b. in het heden met nieuwe maar even
waakzame ogen rond te kijken.
Men zal dan leren: 1. Er waren goede en
slechte slavenbezitters. In „De Negerhut
kan men met voorbeelden van goede slavenbe
zitters kennismaken. 2. De goede slavenbezit
ters zorgden met grote verantwoordelijkheid en
liefde voor hun „bezit". Ook de minder goede
waren meestal zorgzaam voor hun slaven omdat
een goede, gezonde en tevreden slaaf continue
en grote produktiviteit garandeerde. Al met al
blijft de verhouding „mensonterend" naar
moderne opvattingen. Toentertijd wist men
niet veel beter. Opvattingen over religie, hu
welijk, ziekteleer, enz. enz. waren toen im
mers ook veel primitiever? 3. Ook in die
dagen hadden onnoemelijk veel slaven met
een beperkt verstand en beperkte talenten
hun leventje onder hoede van een meester,
die voor alles waakte, toch ook lief.
In het heden kan men zien dat al is er geen
sprake meer van „koop" van mensen en onge
limiteerd ge- en misbruik van mensen, velen
ook leven in een vorm van slavernij: onver
brekelijk aan werkgevers verbonden door
werk- of huurcontracten, hypotheek- of lening
verplichtingen. „Vrij mens zijn" is nog steeds
voor millioenen een illusie. Vaak ziet men
dat mensen een vrij en zelfstandig leven niet
lusten, maar verkiezen in een vast werkcon
tract en omgeven door vele sociale zekerheden,
ontheven te zijn van zelfzorg. Men sjokt zoet
jes mee tot zijn 65-ste jaar en wil zelfs dan
zijn vrijheid nog niet. De uittocht van duizen
den Creolen uit West-Indië naar Engeland
om liever in een systeem van sociale zeker
heden te leven dan in een vrij, maar moeilijk
bestaan, wijst ook op een instelling, die veel
overeenkomsten vertoont met „slavernij".
Dit woord is expres tussen aanhalingstekens
gezet, omdat wij menen dat dit een „met
zonden overladen" naam is, die niet zwart
hóeft te zijn. Men verwart zo gemakkelijk
slaafsheid met dienbaarheid. En dienbaarheid
is een prachtige menselijke eigenschap. Van
Jezus af, die de voeten van zijn discipelen
waste tot duizenden prominente en intelligente
figuren van de moderne maatschappij toe, die
zich geheel inzetten voor hun werk en hun
ideaal, is dienbaarheid altijd een kenmerk ge
weest van grote menselijkheid. Terwijl de
„loonslaaf" zeer gesteld blijft op zijn vrije
dagen en vakanties, zich geen zorgen wenst te
te maken om de gevaren die zijn bestaan be
dreigen (omdat immers zijn werkgever of
staatshoofd daar maar voor moet zorgen), is
menig meester vaak een tragische slaaf ge
worden van zijn werk en zijn verantwoorde
lijkheidsbesef: altijd werkend zonder rust, al
tijd gekweld door zorgen, altijd vér vooruit
blikkend (voorbij de zeven vette koeien naar
de zeven magere!). De werknemer merkt daar
zelden wat van. Als vrijdagmiddag de deur
achter hem dichtvalt en hij twee dagen wel
verdiende rust gaat incasseren, zit zijn baas
vaak beide vrije dagen door te werken, neemt
stapels dossiers mee naar huis, probeert de
hopeloze taak uit te voeren van bet verdelen
van twaalf vergaderingen over zeven avonden
van de week. De werknemer denkt altijd dat
zijn baas een onverbeterlijk hebzuchtig mate
rialist is. Ook al zou het zo zijn, dan nóg
blijft het een eigenschap die hem als loon
trekker in het leven houdt. Merkwaardig is
dat loontrekkers, die altijd méér vrije tijd en
méér salaris willen hebben, zich géén mate
rialist noemen.
Tong-Tong heeft een goede vriend. Hij heet
Relman (Pat) Morin (55) en hij is Amerikaan.
Bijzondere correspondent van The Associated
Press, tweemaal winnaar van de Pulitzer-prijs.
Sinds 1934 heeft hij voor zijn internationaal
befaamde persbureau gezworven over de hele
wereld, reportages gemaakt van de uiteenlo-
pendste gebeurtenissen, b.v. de executie van
Ethel Rosenberg en de kroning van Elisabeth
II, de oorlog in Korea en de „oorlog" van
Little Rock, de landing van de Am. mariniers
in Libanon en de berechting van Adolf Eich-
mann. In rustiger tijden was hij chef van zulke
belangrijke A.P.-kantoren als Parijs en Was
hington.
En daarnaast vindt deze ongelooflijk ener
gieke journalist tijd voor het schrijven van
zulke studiewerken als „Circuit of Conquest"
en „East Wind Rising", studeert Chinese
cultuur, en is nu bezig aan een wel zeer
wonderlijke studie van een Amerikaan: over
het leven van één der merkwaardigste en
sterkste figuren uit het begin van de VOC-tijd
in Indië: Franqois Caron.
Want voor Pat Morin, die veel in Azië ge
zworven heeft (de oorlog verraste hem in
Indo-China; hij kent Ned. Indië uit persoon
lijke bezoeken) is de koloniale historie van
Nederland in Azië een boeiende historie waar
niet genoeg lering uit te trekken valt voor
nieuwe (en gezonder) inzichten in het Verre
Oosten. En die wonderlijke Nederlanders, die
met zo geweldig veel dash de Portugezen,
Spanjaarden en Engelsen uit de archipel dre
ven om er tenslotte een nieuwe staat te
stichten, hebben zijn grootste bewondering,
vooral als mens.
Is het ook een wonder dat Pat en Tong-Tong
elkaar spoedig vonden? Van ons blad zegt Pat:
Vindt U het niet merkwaardig dat Pat de
historisch-culturele waarde van Tong-Tong
direct zo hoog aanslaat, hij meent dat het blad
alleen bestemd is voor een kleine kring
historici, zodat hij aanraadt het een breder
lezerskring te geven? ...terwijl velen hier TT
nog steeds kleinerend zien als een pathetisch
heimweeblaadje, een „Indo-krantje". En U
weet dat dezer dagen ook Yale University het
Merkwaardig bij alles is, dat iedereen ver
strikt is in de dwangvoorstelling: kapitalisten
loonslaven en niemand piekert over het feit
dat God nu eenmaal meesters en dienaren heeft
geschapen en er voor Zijn oordeel geen ver
schil is. En dat in élk systeem het de goeden
zijn, die elk systeem aanvaardbaar maken, en
de slechten eeuwig mopperen en schelden.
Waarom schermen met woorden, waarom
schelden op systemen? Ieder mens make voor
zichzelf uit of hij meester is of knecht. Ieder
mens wete daarbij dat beide posities in het
leven inhouden dienbaarheid. En dat de wer
kelijk grote mens dient zonder ophouden.
Zélfs als hij beseft dat ondank 's werelds loon
is. Slavernij Velen onzer zouden omkomen
van gebrek als anderen niet slaafden. T. R.
Relman (Pat) Morin
Foto uit: „A reporter reports".
abonnement op The American Tong-Tong erbij
genomen heeft?
Toen Pat mij sprak over zijn studie over
Caron (hij wordt hiertoe in staat gesteld door
de Ford Foundation; zijn boek zal eind 1962
verschijnen) was hij verrast iemand tegen het
lijf te lopen die wél iets wist van Francois
Caron en toen ik losjes zei: „in mijn lezers
kring zijn minstens vijf Carons en in de kennis
van Indische geslachten is onze genealoog mr.
Navorser quite an authority", was hij in de
wolken. Zo maar op straat (buiten universi
teiten) een grote groep mensen te vinden die
zich ook bezig hielden met zijn lievelings
studie, dat was voor hem een grote verrassing
in een land dat alsmaar vergeten wil...!
En hier plaatsen wij graag zijn oproep tot
medewerking:
Pat Morin die tijdens een bezoek aan Europa
ook ijverig heeft gesnuffeld in doopregisters
in Nederland en België, heeft nog lang niet
genoeg „substantial facts". Wij hopen zeer
dat in onze grote lezerskring de hulp gevonden
kan worden, die hij zo hard nodig heeft.
Want het is Pat's stellige voornemen een
volkomen betrouwbaar document samen te
stellen.
Het is wel zeer merkwaardig dat in een tijd
dat Nederland een streep haalt door zijn
koloniale verleden, een Amerikaan er nieuwe
begeestering in vindt. Is het dan zo vreemd
dat wij bij Tong-Tong er vast van overtuigd
zijn dat steeds meer intelligente mensen ons
verleden ontdekken zullen? En dat spoedig
een tijd zal aanbreken van hernieuwde studie
van „De Nederlander in de Tropen?"
Welaan, laat ons dus deze eerste stootgever
Pat Morin, flink op weg helpen. Zijn adres is:
Relman Morin, 131 East 66th Street, New
York 21, N.Y., U.S.A.
En poekoel teroes voor elk goed Indisch doel 1
TJALIE ROBINSON
7