Poekoelan Depok Naar aanleiding van het verzoek in T.T. nr. 19 om iets over de poekoelan-Depok te schrijven, tracht ik met deze beknopte beschouwing over de pentjak hieraan te voldoen. De meesten van U zullen het plaatsje Depok wel kennen, het vredig Christen-dorpje gelegen aan de spoorlijn tussen Batavia en Bogor. Behalve om de dodol staat het plaatsje bekend om zijn poekoelan. De ingewijden in de pentjakwereld kunnen hierover meepraten. Ook vele djago's (kemp hanen) afkomstig uit Depok hebben ertoe bijgedragen om aan deze poekoelan bekend heid te geven tot ver in de omtrek. Jammer genoeg viel dit niet altijd ten gunste van dit plaatsje uit; hierbij denk ik dan aan de beroepsvechtersbazen van de onderwereld. Ten onrechte wordt de poekoelan geassocieerd met de boeaja of kampongscharrelaar. Toen een dikke 100 jaar geleden het landgoed Depok door zijiT stichter „Chastelein" aan zijn Inlandse Christenbediendes geschonken werd, bestond er al onder deze mensen een hechte band. Deze saamhorigheid was te danken aan Chastelein zelf. Hij zorgde goed voor zijn mensen, gaf ze een Christelijke opvoeding en Christennamen, en maakte er een grote familie van. Aangezien Depok een Christeneilandje vormde temidden van een Mohammedaanse bevolking en in die tijd de Christenen niet gelust waren, was het voor deze kleine gemeenschap (na de dood van hun meester Chastelein) moeilijk- stand te houden. Eén van de manieren om zich te kunnen handhaven was superieur te zijn in de vechtkunst. Het recht van de sterkste geldt nog steeds onder primitieve volken. Zo was er een vechtwijze uitgedacht, die geraffi neerder was dan die van andere kampong bewoners en die zijn degelijkheid heeft bewe zen. Al heel vroeg werden de jongeren met de poekoelan bekendgemaakt en groeiden er mee op. Deze vechtwijze werd natuurlijk angstval lig geheimgehouden en ging van generatie op generatie over. De verstandhouding met de overige bevolking werd later beter en men leefde in pais en vree. Dat de kampong bevolking de Depokker als meerdere erkende bleek uit de aanspreektitel „toean". De De- pokkers hielden zich steeds op de hoogte van de vechtmethodes en trucjes van de naburige streken, zodat ze na enige bestudering hiervan gemakkelijk tegenweringen hiervoor hadden kunnen vinden. Het is te begrijpen dat niet iedereen de poekoelan tot in de perfectie beheerst, maar iedere Depokker die zichzelf respecteert doet moeite om zoveel mogelijk hiervan op te steken. De grootmeesters hielden zich steeds bezig met het ontwikkelen en perfectionneren van het spel. Ze begrepen dat stilstand achteruit gang betekende. Deze legendarische figuren die hun sporen hebben verdiend in vele gevechten, waarij soms vijf tegenstanders een peuleschilletje voor hen bleken te zijn, werden met ontzag behandeld. Opmerkelijk was dat ze zelf erg bescheiden waren. De beste leerlingen werden begunstigd met de fijne kneepjes van het vak, die uiteraard jarenlange training vergden. Velen moesten genoegen nemen met de lessen van hun vader, soms van een oom of krasse opa die gevechtservaring had. Dit deed echter niets af aan het resultaat. Wat houdt de pentjak in het algemeen eigen lijk in? Hiervoor moet ik een kleine tech nische beschouwing geven. Iedere streek heeft zijn eigen vechtwijze die onderscheiden wordt in laag spel en hoog spel. Laag spel wil zeggen een laag doorgezakte gevechtshouding of koeda-koeda, die weinig trefvlak biedt maar zeer vermoeiend is. Bij hoog spel wordt de normale gevechts houding aangenomen. Dit biedt een groter trefvlak en moet door snelheid worden gecom penseerd. In grote trekken bestaan ze uit dezelfde onder delen als hieronder wordt aangegeven. 1. Het voetenwerk, de loop: langka of djoeroes genoemd. Dit is de manier waarop de pentjak- ker zich in gevechtshouding snel kan ver plaatsen, slippen, ontwijken of van positie veranderen afhankelijk van het aantal aan vallers. Dit vormt net als bij het boksen de basis. Hij kan op deze beproefde wijze gemak kelijk tegen meerdere aanvallers stelling nemen en positie kiezen. l.Het armenwerk: poekoelan en tangkisan (slaan en pareren). Dit omvat een speciale manier van slaan (hoofdzakelijk met de hand kanten) en weren tegen slagen, trappen, ste ken, enz. uit alle mogelijke richtingen. Het vereist een hoge mate van handigheid, snel heid en soepelheid van de armen, handen en vingers, aangezien bij aanval de slagen, gre pen en trappen bliksemsnel op elkaar volgen. De routiniers hebben door jarenlange training een soort zesde zintuig verworven. Deze reage ren n.l. automatisch en zijn daarom moeilijk te raken. 3. De aanval en verdediging. Wanneer men de djoeroes en het armwerk goed beheerst en weet te kombineren, kan men van een solide verdediging verzekerd zijn. De aanvallen worden zeer verrassend ingezet, waarbij de trappen als gevaarlijk kunnen worden aange merkt. Bij het Padangspel bijv. vormt het trappen de hoofdschotel. De intelligente pen tjakker die bekend is met de kwetsbare plekken van het lichaam en deze blindelings kan treffen is een geducht tegenstander. Verder zijn er legio bevrijdingsgrepen, armklemmen en ook wel schouderworpen. Aangezien de pentjakker zich niet laten pakken en razend snel is, kunnen praktisch alleen maar beenworpen worden toegepast omdat men dun gekleed is of met ontbloot bovenlijf loopt. Degene die bij een gevecht ten val wordt gebracht, wordt geacht verliezer te zijn zodat een gevecht op de grond normaal niet wordt voortgezet. 4. De kembang (bloem). Dit is een zeer ge liefde bezigheid van de pentjakker. Het is een soort krijgsdas die op gamelanmuziek, kron- tjongmuziek of kendangan (trom) kan worden uitgevoerd. Het bestaat uit sierlijke en soepele bewegingen en stelt gevechtshandelingen voor tegen denkbeeldige vijanden. Opgezweept door het ritme en de muziek kan de pentjakker soms erg fanatiek en fel worden. Het stelt hem ook in staat om op een aangename wijze zijn oefenstof door te nemen en in conditie te blijven. Voor de ingewijde is de kembang een open boek. Hieruit kan hij opmaken met welk speltype hij te maken heeft. Hij kan de graad van geoefendheid van de man bepalen en onderkent de gevaarlijke en zwakke punten. Iemand die de kembang technisch perfect kan uitvoeren is echter nog geen goede vechter. Dit is dan heel in het kort een overzicht van het technische gedeelte van de pentjak in het algemeen. Nu wat betreft de poekoelan Depok. Hier volgen dan de bijzonderheden van dit spel. In tegenstelling tot de pentjak kent de poekoe lan Depok geen kembang, aangezien deze show overbodig is en een hoop van het spel verraadt. Alleen de efficiency is voor de Depokker belangrijk. Dat wil niet zeggen dat ze geen kembang kennen. Om mee te kunnen doen hebben vele Depokkers de kem bang van een ander spel erbij geleerd. Dit is voor de buitenstaander natuurlijk zeer mis leidend. Voor de rest zijn de onderdelen 1., 2. en 3. hetzelfde als bij de pentjak. Door elk detail van de kern grondig te be studeren, die te ontwikkelen en te perfectione ren heeft men een effectieve vechtwijze verkre gen. Hierbij wordt gestreefd naar eenvoud, waarbij alle overbodige handelingen moeten worden vermeden. Het spel berust op mee geven en gebruik maken van de kracht van de tegenstander. Hoe feller een tegenstander aanvalt, hoe makkelijker hij te hanteren is. (Vervolg op pag. 22) Aanval van een met een golok gewapende tegenstander tegen een speler met twee sikoe-sikoe's. Foto 1: eerste afweerhouding: linker sikoe-: vangt golok op; foto 2: slag mei rechter sikoe-sikoe tegen linkerbovenarm van de tegenstander; foto 3: slag met rechter sikoe-sikoe tegen go foto 4: afweer met beide sikoe-sikoe's (kruisstand)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 9