Indonesische ^^unst
KRONTJONG-SERENADE
POEN'I-ANAQ - poenti-anak - koenti-anak
De kunst van emailleren heeft zich verspreid
•over Egypte, Perzië en bijna de gehele wereld
van Azië tot in de Maleise Archipel. Het is
niet te verwonderen dat waar emaille gemak
kelijk smelt bij niet al te grote hitte en een
glans bezit gelijk aan die van half-edelstenen
of edelstenen, terwijl het tevens geproduceerd
kan worden in verschillende, al dan niet trans
parante kleuren, het zeer populair was voor de
versiering van artikelen van edele metalen
vervaardigd. Men had dus zeer grote belang
stelling voor deze wijze van versieren en er
werden dan ook diverse methoden ontwikkeld
om deze kunst te verfijnen.
Van alle methoden, waarvan de verscheiden
heid, uitgebreidheid van behandeling en moei
lijkheid van toepassing getuigden van de be
langstelling gedurende eeuwen betoond voor
deze oorspronkelijk oosterse kunst, wordt in
Indonesië slechts het „cloisonné1) emaille" en
„champlevé2) emaille" toegepast, welke nu
en dan worden gebruikt voor het versieren
van wapenscheden, kleinere juwelen en doosjes.
Waarschijnlijk hebben deze oude procédé's ook
hun weg gevonden van uit India, en in de oor
spronkelijke onvolmaakte vorm waarin zij he
den nog in dit land worden toegepast.
Het „niello-procédé" is een oude oosterse
kunst, uitgevonden om een beter effect te ge
ven aan de lijnen en kleur van de tekening
Onaardse pracht
van donkerblauw fluweel
doorgloeid
van mateloze sterren,
nevels
myriaden.
Het roerloos silhouet
van hoge, wijde bomen.
Zwaar van bloemengeur
de milde troost van koelte
na de brutale schroeiing van de dag.
't Verbijst'rend krekelkoor verschrikt
de stilte niet,
die van verwachting
bonzend zwelt
als krontjong en guitaar
pulserend preludiëren,
speels opgevangen
door het lied der dwarsfluit3
zoet en dringend,
wulps omstoeid
door dartele violen.
Dan stijgt de gouden stem
die roek'loos hoog en schoon
en onbeschaamd
zingt van de dingen
waar gelieven nauw van fluist'ren
De tover zweeft voorbij,
verstervend in de nacht
en laat mij achter
met een rusteloos verlangen.
B. VI.
6. Emailleren, niello-procédé en polijsten
door het ciseleren en graveren ontstaan op een
zilveren oppervlakte, door deze lijnen een
donkere achtergrond te geven waardoor ze
beter tot uiting komen.
Teneinde dus die lijnen van de figuur ontstaan
door ciseleren of graveren beter te laten uit
komen worden zij opgevuld met een zwarte lak
of een harsachtige stof. Daardoor ontstaat op
het blanke zilveren oppervlak een zwarte fi
guur. Zodoende kwam men op het idee om
een witte tekening te produceren op een zwar
te achtergrond. Daar het materiaal gebruikt
bij het opvullen van deze lijnen om een zwarte
achtergrond te krijgen niet hard genoeg was,
en gemakkelijk verkruimelde en uit elkaar viel,
werd het vervangen door een meer resistenter
materiaal „niello" genoemd, dat een mengsel
is van lood, zilver en koper, waarbij men ge
smolten zwavel voegt. Deze methode van ver
sieren wordt echter in Indonesië maar spora
disch toegepast en wel in Zuid-Celebes, Djam-
bi, de Padangse Bovenlanden en Atjeh, en
wordt voornamelijk gebruikt bij het vervaardi
gen van grote buikbandgespen.
Het polijsten van goud en zilver daarentegen
wordt in de gehele Archipel toegepast. Door
verschillende malen een gouden versiersel te
dompelen in een kokend mengsel van salpeter,
aluin en zout, verkrijgt het goud een rood
achtige tint, welke zeer op prijs wordt gesteld
door de Atjehers, Makassaren en Boeginezen.
Een hoog zwarte glans wordt aan zilver ge
geven door voortdurend polijsten van de opper
vlakte met een pasta bestaande uit zwavel en
zout, of kopersulfaat en zout. Deze methode
werd vroeger veel toegepast door de Makas
saren en Boeginezen, maar is tegenwoordig
veel meer populair en algemeen geworden.
Dit is vooral het geval bij het Kota Gedeh
zilverwerk, waar deze methode van polijsten
steeds meer wordt gebruikt, naast het procédé
van het hameren en pointilleren van de niet
versierde oppervlakten om op die wijze de
geciseleerde tekeningen beter tel aten uitkomen.
C. H.
voorbeeld van het opvullen van de door drij
ven ontstane lijnen en figuren op ie vullen met
lak of hars, om de figuratie beter te laten
uitkomen.
1) Cloisonné: Op de recipient worden cloisons
of een soort kastjes van metaaldraad gesol
deerd, meest van goud. Tussen deze cloisons
worden de kleurige émails, laagje na laagje
ingebrand. Wanneer het émail de hoogte der
draadjes heeft bereikt, wordt het oppervlak
in zijn geheel geslepen, en tenslotte wordt
„glans gebrand" of gepolijst. Bij een ouder
procédé wordt de recipient eerst met een dun
ne kleurloze émail-onderlaag bedekt, waarna
de cloisons gedeeltelijk in deze onderlaag in
gebrand worden. Daarna is de werkwijze
dezelfde als bij het voorgaande procédé.
2) Champlevé: De te émailleren gedeelten van
de recipient worden verdiept door etsen of
graveren; dit procédé wordt veelal toegepast
op koner
Het geloof in deze vrouwelijke boze geest, die
de gestalte van een zeer schone vrouw aan
neemt, maar die zich verraadt door haar krij
sende stem en aan wie de dood, miskramen of
ziekte van pasgeboren baby's en zwangere vrou
wen wordt toegeschreven, is wijd verbreid over
geheel Z.O.-Azië, doch soms onder andere na
men, o.a. tjekékèr of katoy.
Hoe gevreesd zij wel is, blijkt uit de volgende
vertelling:
Toen in het begin van de 15e eeuw Portugese
zeevaarders aan de monding van de machtige
Kapoeas-rivier op zoek naar drinkwater aan
land moesten, zagen zij aan de oever van de
stroom een zeer groot dorp liggen. Toen de
uitgezonden zeelui het dorp naderden, be
vreemdde het hun dat zij geen teken van enig
leven zagen. Zij onderwierpen de verlaten
woningen aan een nader onderzoek en zagen in
de huizen de skeletten van de bewoners, waar
van bij sommige geraamten de schedels ont
braken. Dit was blijkbaar het werk geweest
van koppensnellende Dajaks, terwijl de vrou
wen en kinderen blijkbaar door honger of be
smettelijke ziekten waren omgekomen.
Het verhaal van deze lugubere ontdekking ver
spreidde zich als een lopend vuurtje in de om
liggende kuststreken en eilanden, waardoor
deze riviermonding jarenlang door de handels
vaartuigen werd gemeden.
Van lieverlede echter kwamen van het Maleise
schiereiland er zich vissers vestigen en kwam
er zoetjesaan weer leven en vertier in die
kuststreek, maar de geschiedenis van de ver
laten woningen werd niet vergeten.
In het jaar 1772 kwam er in die doesoen(dorp)
een Arabische handelaar; Sjarif Abdoe r Rach-
man, heette hij. Hij dreef er handel in bos-
producten met de Maleiers, die daarin meer
verdiensten zagen dan het riskante vissers-
bestaan.
Om zich nu veilig te stellen voor de koppen
snellers vertelden zij, dat de jungle om hun
dorp een verzamelpunt was van de poenti-
anaks, die 's avonds er op uit gingen om baby's
te doden en zwangere vrouwen ziek te maken,
waarvan een miskraam er het gevolg van zou
zijn. Zij bereikten hiermede het beoogde doel,
want de moordlustige Dajaks kregen een heilig
respect voor de plaats en zijn omgeving, zodat
de bewoners geen vrees meer behoefden te
koesteren voor nachtelijke overvallen dezer
koppensnellers.
Hierdoor kwam Abdoe'r Rachman bij de bevol
king in zeer hoog aanzien en men benoemde
hem tot Pangeran en hij werd hun eerste vorst,
wiens mannelijke nabestaanden later de Sultans-
titel aannamen.
Sindsdien noemde men de plaats Pontianak.
W. F. W. SCHARDIJN
15