De djalaks of spreeuwen
victor h. huitink
Kepala jang bitjara
Boekenlijst
1 De redactie stelt zich voor om een
g zo compleet mogelijke lijst samen g
1 te stellen van Indische boeken, j
S op elk gebied.
1 Daartoe worden de abonnees ver-
zocht ons op te geven welke
Indische boeken zij in hun bezit
hebben. Door compilatie kunnen
wij dan zulk een lijst samenstel- j
len. Het is dus niet de bedoeling, j
dat de boeken aan ons worden
gestuurd. Een lijst alleen is vol-
doende daar wij dan weten waar
een bepaald boek evt. in bruik-
leen is te krijgen.
Dit neemt natuurlijk niet weg, g
1 dat donaties altijd gaarne zullen
worden aanvaard! Met vriende-
lijke dank voor de moeite.
REDACTIE
W"*-
Foto uit: Dierkunde, Delsman en Velsen
Links de djalak soeren, rechts de kalen a SOB ATS
Er zijn in het voormalige Indië heel wat
spreeuwensoorten, zelfs meer dan hier in het
vaderland, n.l. een achttiental. Daarvan komen
er twee soorten voor, die veel op onze eiven
te zien waren.
De eerste is de Djalak-soeren of de Jalla-
spreeuw (Sturnus contra jalla Horsf.), die al
direct opvalt door zijn kleurige verschijning.
Kop, nek, keel en bovengedeelte van de borst
zijn zwart met een groenachtige glans De
wang is van boven evenals de teugel rood, het
benedendeel van de wang is wit. De rug en
de vleugeldekveren zijn bruin-grijs, de stuit
wit. Slag- en stuurpennen zijn weer zwart.
Overigens zijn alle veren aan de onderzijde
en aan de flanken wit, terwijl ook de
schouder en een streep over de vleugel even-
eens wit zijn. De lichtelijk gebogen snavel
en de poten zijn geel, de iris wat donkerder.
De totale lichaamslengte bedraagt ca. 23 cm,
waarvan 6 cm op de staart komen.
Het is een zeer levendige vogel. Zie hoe hij
brutaal schreeuwend en half zingend parmantig
rondstapt op een klein grasveldje! Zijn luide
stem klinkt ver over het erf en heeft veel van
die van een praatjesmaker. 's-Morgens vroeg
heft hij een soort gezang aan. Schoon is het
niet, een ongeschoolde stem kweelt, fluit, roept
en juicht in allerlei nuancen van het vogel
geluid. Hij slaat er zelf de maat bij met zijn
vlerken. Maar hij blijft nooit lang „zingen
want het werk roept, voedsel zoeken. Maar
telkens onderbreekt hij even deze einstige
arbeid om eventjes te gaan zingen. Wat eten
ze? Zowat van alles: vruchten, rupsen, slakken,
broodkruimels, dat wat bij de spoelbak
achterblijft, kortom alles.
Overdag komen ze niet in grote troepen voor,
maar 's-avonds verenigen zij zich graag tot
grote zwermen, die soms meerdere honderden
individuen tellen. De voorkeur gaat uit naar
bepaalde bomen, onverschillig welke de stand
plaats is. Het is dan een oorverdovend lawaai
voordat ze eindelijk in slaap vallen. s-Morgens
begint het lieve leven al heel vroeg.
De tweede soort is de Kaleng of Javaanse
Buffelpikker (Acridotheres fuscus Javanicus
Cab.). Hij is veel eenvoudiger van kleed, in
hoofdzaak donkergrijs, de verlengde kopveren
de slagpennen en het boveneinde der staart-
pennen bij het zwarte af, de flanken en
onderdelen wat lichter. Wit zijn de voorste
vleugelranden, de uiteinden der stuurpennen
en de onderste staartdekveren.
In levenswijze komt de Kaleng vrijwel met de
Djalak-soeren overeen. Alleen heeft hij nog
een arbeidsveld er bij: men ziet hem dikwijls
bezig als zuiveraar van karbouwenruggen,
waar hij hen van lastige parasieten bevrijdt.
Alleen de snavel en poten zijn van een helder
geel. Heeft de Buffelpikker de broedtijd in
meinovember, de Jalla broedt elke maand
maar hoofdzakelijk gedurende mei en juni.
De eieren van de Jalla zijn fraai blauwgroen,
die van de Kaleng alleen iets lichter.
Hun manier van voortbewegen is het typische
„voortstappen"' aan deze spreeuwen eigen,
en draagt bij tot hun parmantigheid.
Het zijn in ieder geval vrolijke vogels, die
onze vroegere tuinen en erven opvrolijkten, en
allesbehalve schuw. C. H.
Op de Pasar Malam staat een tent
met voor de ingang een gebarende vent
die schreeuwt: Masoeklahsoedara-soedara
Liatlah kepala jang bisa bitjara!"
Boven de ingang van die tent
hangt een sterk suggestieve prent
van 'n tafel met daarop een hoofd
dat van z'n lichaam is beroofd.
Inderdaad zien de kijkers in de tent
't lichaamloze hoofd van 'n vent
dat zo maar op een tafel staat
en legen de toeschouwers praat.
'n Kleine bengel die dat ook ziet,
denkt: ,,Dat neem ik zo maar niet.
Daar is vast iets niet goed pluis".
En met de rechterhand in z'n buis
gaat hij heel langzaam achteruit,
de kleine, sluwe schavuit.
Zodra hij in de achterste rijen staat,
is zijn katapult ook gauw paraat.
De tjankak stevig in de ene hand,
in de and're 't geladen leertje,
als hij de rubber strengen rekkend spant
en mikt op 't romploze meneertje,
dat daar nu juist even zwijgt,
onbewust van hetgeen hem dreigt.
'n Wilde vreugd' vlamt op z'n gelaat
als de knaap 't leertje schieten laat.
Tjêtdk! „Adoeh-adoeh!" Grombjang-grom-
bjang
En als een woest bespeelde wajang
staat in een ruïne van spiegelglas
vloekend van pijn te tandakken
de man die met zulke poespas
Jan Publiek tracht te verlakken.
De kepala heeft nu wel een lichaam,
maar op 't voorhoofd ook een grote bult
door 't steentje uit een katapult,
waarvan de eigenaar nu moeizaam
door 't tumult naar buiten dringt
en daar dan 't hoogste liedje zingt.
Met de romploze kepala jang bitjara
was 't voor altijd abis perkara!
kepala hoofd; jang die, dat; bitjara
spreken; Pasar Malam kermis (lett. avond-
markt); masoeklah komt binnen; soedara-
soedara broeders; liathla aanschouwt
toch; bisa kan, kunnen; tjangkak gaffel,
vork; tjêtök hard geluid veroorzaakt door
't stuiten van 'n steentje op hout of been,
adoeh-adoeh au-au!; grombjang geraas
van omvallende zware voorwerpen, hier van
de camouflagespiegels; tandakken dansen;
wajang leren pop bij Javaanse poppen- of
schimmenspel; abis perkara afgelopen, uit
is de zaak.
SPREEKWOORD:
Ilmoe tiada beramal,
Seperti pohoen tiada berboeah.
Vertaling:
Kennis (ondervinding)), die in de prakti]k
geen nut oplevert.
Is als een boom, die geen vruchten draagt.
Laten wij daarom alles wat wij nog van het
„oude land van herkomst" afweten of herin
neren, uitdragen en aan de vergetelheid ont
rukken voor en ten behoeve van ons nageslacht.
In het kort: laten wij ons licht niet onder een
korenmaat plaatsen.
En voor Tong-Tong wil ik de hoop uitspreken.
Lalu daroem: Waar de naald doorheen gaat,
Laloe kelindam: Daar volgt de draad vanzelf.
Heeft U thans de 10.000 abonné's bereikt; de
20.000 zal ook komen!
W. F. W. SCHARDIJN
10