TANTE MIEKEJ Onze Bibit Hallo jongens en meisjes, overal ter wereld! Hallo jongens en meisjes, overal ter wereld. Wat klinkt dat „stoer", hè, dat „overal ter wereld?" Maar zo is het toch. Tong-Tong wordt immers in alle werelddelen gelezen. De kring is heel wijd uitgestrekt. En nu willen wij jullie jongeren ook een eigen plekje in die kring geven. Hoe vinden jullie dat Ik hoop dat 'jullie het nèt zo plezierig zullen vinden als ik. Ja wie is deze „ik" eigenlijk, zul je je afvragen. Mag ik me dan even aan jullie voor stellen: Tante Mieke. En jullie, wie zijn jullie allemaal? Schrijf eens gauw een brief ter kennismaking? Grijp je ballpoint maai en vertel eens hoe je heet en hoe oud je bent en waar je woont en nog een heleboel meer, wat je maar wilt: over je broertjes en zusjes, je liefhebberijen, je school, je kameraadjes, je spelletjes en over de streek of het land waar je woont. Hoe meer brieven we ontvangen, hoe beter, want daardoor maken jullie het moge lijk, dat ons eigen hoekje bestaan kan. Door jullie reacties en briefjes werk je er aan mee, dat deze rubriek gevuld wordt. En ik zal telkens jullie medewerking vragen Wees daar van verzekerd. ^OC^e willen wel eens zien, wat er in jullie zit. En juist omdat jullie allemaal zo verspreid wonen kan alles des te interessanter worden. Jullie vertellen mij over alles, wat je nü bezighoudt. En ik antwoord er op. Zo zullen wij elkaar steeds beter leren kennen. Misschien vind je het in het begin wat vreemd om aan een totaal onbekende „tante" te schrij ven. Maar daarom schrijf ik ook de eerste brief, en ik zal er zomaar wat op los babbelen, zodat jullie het gevoel krijgen, dat je me eigen lijk al ergens van kent. Dat vind ik zelf zo gezellig, weet je, corresponderen, juist met mensen die je nooit persoonlijk gekend hebt. Toen ik zelf twaalf jaar was (we woonden toen in Batavia) kreeg ik eens het adres van een meisje in Zuid-Afrika. Het was een reuze leuke briefwisseling, die daaruit groeide. We waren de dikste vriendinnen, al kenden we elkaar alleen uit brieven en van kiekjes. Ik schreef verhalen voor haar, (een van mijn liefste bezigheden, nog steeds, nu voor mijn eigen kinderen) en zij stuurde me Zuid-Afri kaanse tijdschriften. Daarin trof ik een aller aardigste kinderrubriek aan, die door een lieve tante verzorgd werd. En toen ben ik haar ook gaan schrijven, gewoon in het Hollands, en ik vertelde haar van alles en nog wat over ons gezin en onze omgeving en over onze leefwijze in Indië. Die brief werd in zijn hele lengte (en dat was nog al wat, want ik wist nooit van ophouden als ik eenmaal met de pen loskwam) in dat blad opgenomen. En daarna zijn er regelmatig brieven van mij gepubliceerd en ik ontving stapels en stapels brieven van jongens en meisjes, die graag meer wilden weten over het land waarin ik woonde. Ik was gewoon dol op dat „sappige Afrikaans en probeerde al gauw in die taal te antwoor den. Ik las en schreef dus het Afrikaans, zon der ooit de uitspraak gehoord te hebben. En jaren, jaren later, al na de oorlog, ontmoette ik hier in Holland enkele van mijn „penne- maatjes" persoonlijk. En toen viel het me eigenlijk een beetje tegen, dat ik hen zo slecht verstond, en zelf blijkbaar onduidelijk voor hen was. Later viel dat ook weer reuze mee, hoor, en al deze ontmoetingen waren stuk voor stuk prettig en leerzaam. Maar naar aanleiding hiervan ben ik weer iets anders gaan denken. En wel dit: kijk, als jullie nou eens van uit welk land dan ook met elkaar zouden corres ponderen, en je zóu elkaar ook eens persoonlijk ontmoeten, dan zou die tegenvaller, die ik had, er helemaal niet hoeven te zijn. Want kindei en van dezelfde oorsprong en met dezelfde achter grond móeten elkaar immers verstaan. En zijn wij dat niet allemaal, die dit blad lezen? Waarheen we misschien ook geëmigreerd zijn, wij zijn oorspronkelijk kinderen van Insulinde, zoals Multatuli Nederlands Oost Indië heeft genoemd. De meesten van jullie zullen zich niets meer van dat land herinneren, er mis schien zelfs nooit geweest zijn. Maar ik ben er zeker van dat jullie Pa s en Ma s je wel het nodige er van verteld zullen hebben. Ik moet er tenminste voor mijn eigen kinderen telkens opnieuw over beginnen. En hoe meer ik in mijn jeugdherinneringen duik, hoe meer ik de indruk krijg, dat dat een onuitputtelijke bron moet zijn, want steeds kom ik weer met een andere brok herinnering boven water. Als ik alleen maar aan de Indische vruchten denk (ik werd als kind niet voor niets de kampret genoemd thuis) dan moet ik het de kinderen vertellen. Zij kennen alleen de pisangs, en een keer hebben ze van een mangga geproefd, die een tante uit Nieuw Guinea had meegenomen. Verleden week hebben ze in een groentewinkel cocosnoten gezien. „Die noemden we in Indië klappers" vertelde ik. „O", zei mijn jongste dochter. „Wel wat gróte klappertjes, zeg!" Zij kent alleen vuur- werkklappertjes die je in zo n bommttie schuift en omhoog gooit. Mijn oudste dochter (van zeven en een ha f) zegt wel eens verlangend: „Wat jamuier nou, dat we niet eventjes met vakantie naar dat lekkere Indië van U kunnen gaan. Ik zou ook wel eens zelf willen zien hoe groot een nrngka precies is. Zo groot als mamma aanwijst geloof ik haast niet". Jongens en meisjes, voor deze keer is dit wel lang genoeg gebabbeld. Nu is het woord aan jullie. Van jullie hangt het af, of een jeugd- rubriekje zijn nut heeft of niet. Als jullie helemaal niet reageren hoeven we hier niet mee door te gaan, vanzelf. Maar zullen wij de redactie, die ons deze kans geeft hierbij met hartelijk dankzeggen en er samen wat van maken? Ajo, dan meteen de daad bij het Onze Bibit is onze toekomst. Wij willen in Tong-Tong meer van_ de jongeren horen, en zien. Mevrouw Mieke den Ouden-Hille zal zich speciaal tot de jeugd richten. Op het gebied van jeugdboeken is zij geen onbekende. Van haar hand verscheen o.a. „Vakantie in de Bovenlanden" dat in het Pa- dangse speelt). Van jullie, jongeren, zal het afhangen of deze rubriek een succes wordt. Laat je niet kennen en zorg dat je er van het eerste ogenblik af bij bent! Vertel wat je op je hart hebt en vraag wat je weten wilt over het land waar je zelf als kind bent geweest, of dat je alleen nog maar kent uit de verhalen van je oudeYS, gvootoudcYSooms en tantes. Tante Mieke zal je antwoorden! En zo zullen jullie een kring vormen over de hele wereldwaarin je telkens familie en vriendjes zal ontdekken. Durf je nog niet erg goed, vraag dan je ouders om hulp en raad. Daarom ook beginnen wij met jullie rubriek bij Myana onder te brengen. Voorlopig is de plaats die Tong-Tong aan jullie af kan staan nog een beetje klein, maar wij hopen dat in de toe komst de kleine sawah die jullie gaan bewerken, zich zal uitbreiden tot een uitgestrekt areaal. En dat de kleine bibitplantjes straks rijke aren zullen voortbrengen. Sla de eerste patjol in de grond. Klap d'r op! Succes! 6 REDACTIE woord. Schrijf nü je brief, spontaan, voordat er iets tussen komt, al was het alleen maar vast een begin, maak hem dan zo gauw mogelijk af, plak er een postzegel op en breng hem cp de bus. Ik rek al nieuwsgierig mijn hals uit om te zien wat de postbode me brengen zal. Toe, maak alsjeblieft geen giraffe van me! Adresseer je brief maar aan Tante Mieke, p/a Tong-Tong, Prins Mauritslaan 36, Den Haag. Dag allemaal, veel hartelijke groeten van jullie spikspinternieuwe 1 TANTE MIEKE Links zien jullie Marl,entje Gout. Zij woont in Brisbane, Austral,^u'eetJeJe,'^j!""l *a"h£r Koala-beertjes en de Kangeroe's. Marlientje houdt hier pitst zo n lieve dikke Koalabeer En7echts dat jongetje, dat zo vol aandacht aan het strand bezig is met het graven van een zaadkanaal, dat hij niet eens merkt, dat er een fotootje van hem gemaakt wordt, •s D'ck'" Kruysdijk uit Harderwijk in Holland Marlientje en Dickie ze wonen eenmorm lj™ af (kijk maar eens op de Atlas) en toch horen ze alle tweebij onze g,wte „T°NG-TONG-fMil<e. Het doet er dus niet toe waar of jullie wonen, schrijf allemaal een briefje aan TANTE MIEK en weet je wat, doe er dan meteen een leuk kiekje van jezelf bij. Als het goed duidelijk s, kom Te net als Marlientje en Dickie misschien ook eens in TONG-TONG. Lijkt jullie dat met enig?! Doe het dus maar gauw.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 13