Het verzet tegen de Japanners in het v.m. Nederlands Indië De Begraafplaats Antjol Vele der illegale strijders rusten op de dodenakker van Antjol of elders. Indien de namen van enkele hunner in de herinnering aan hun daden worden genoemd, eren wij daardoor het gehele verzet in de Indische Archipel. Ia alle landen, onder alle omstandigheden en in alle tijden is het verzet tegen een overwel diger steeds een zaak geweest van een kleine minderheid. Zo was het ook in het v.m. Nederlands Indië onder de Japanse bezetting. Gelukkig zijn er altijd nog personen te vinden, die ondanks de immer dreigende schaduw van doodstraf of martelingen, toch dat verzet willen dienen of steunen en zich geheel aan die taak wijden. Wij zullen hier een fragment weergeven uit dit verzet, met als centrale figuren de kapitein van de Luchtmacht Meelhuysen, Pieter Colijn van de Factorij der Nederlandsche Handelmaat schappij en Connie Andersen, een verpleegster. In de dagen direct na de capitulatie had zich de greep van de Jappen nog niet ten volle meester kunnen maken van alle facetten van het normale leven en daarvan werd een dank baar gebruik gemaakt voor de opbouw en organisatie van dit verzet. Men koesterde toen n.l. nog de illusie dat de geallieerden spoedig zouden komen, daarbij gesterkt door de radio uitzendingen van San Francisco. Men voelde dus de noodzaak om bij de te verwachten spoedige invasies reeds direct klaar te staan met een organisatie in een of andere vorm, om deze te steunen en de levens der Europeanen te beschermen. Connie Andersen1) was een rustige en verstan dige vrouw, die dagelijks nog haar rondgangen maakte door de zalen van de Centrale Burger lijke Ziekeninrichting. Intussen steeg na de capitulatie de sociale nood, nog verscherpt door de chaotische toestanden. Uit Solo bijv. waren honderden gezinnen te Soerabaja aan gekomen, vluchtelingen voor de rampokkers. De Jappen keken niet naar hen om. Gelukkig had een groep te Soerabaja de hulp verworven van een Jap, Izizawa, als gemilitairiseerde werkzaam bij de „Marine Export", blijkbaar een der weinige, die niet scheen te geloven in de grootse missie van zijn land. Op verzoek van Connie Andersen wist Izizawa grote hoeveelheden suiker, koffie, meel enz., na tuurlijk buiten voorkennis van zijn chef's, te doen verdwijnen naar deze ongelukkigen. Ook uit het Gemeentelijk Laboratorium verdwenen grote hoeveelheden injectiestoffen en werden door de Javaanse doktoren Achmad en Ibrahim deze waar nodig toegediend. Bij Connie von den de bijeenkomsten plaats van de mannen en vrouwen, die aan deze handelingen mede deden, handelingen welke nog zonder wapens werden uitgevoerd, maar daarom niet minder gevaarlijk waren voor de deelnemers. Langzamerhand begon de Kempei Tai echter een intensieve jacht in te zetten naar deze ondergrondse organisaties, helaas niet zonder succes. Zo maakte Connie o.a. ook verschillende tochten naar het binnenland, zoals naar Kesi- Iir, een interneringskamp gelegen ver in het oostelijke deel van Java. Tijdens een van deze bezoeken maakte zij kennis met Mevr. Speer, die haar zoon kwam opzoeken. De mannen te Kesilir hadden een organisatie opgericht om wapens binnen te smokkelen door middel van de vrouwen, teneinde zich zelf en anderen te kunnen beschermen als het moment daar was. Tijdens dat bezoek van de dames Speer en Andersen werd dit complot ontdekt. De dood wietp zijn schaduw vooruit! Acht en dertig Nederlanders, waaronder de architect Lang en de commissaris van Politie Oudkerk Pool, zagen voor het laatst het zonlicht en de wijde hemel. Ze werden neergeschoten of ont hoofd. De Jap had toegeslagen en een voor beeld gesteld Mannen met een brede blik en scherp waar nemingsvermogen zagen in, dat indien de on dergrondse activiteit de Jappen zou dwingen in Indië een sterke bezettingsmacht te hand haven, men alleen dan van succes zou kunnen spreken. Hier lag de grote betekenis van de verzets-organisaties Ook Connie ervoer hoe haar arbeid nood wendig in het grote verband moest worden opgenomen. Zo verzocht de kapitein Meel huysen haar te mogen spreken. Op een avond kwam hij, verkleed als Javaan en wist zich te legitimeren. Tijdens de mobilisatie comman dant van de geheime vliegvelden te Modjokerto en Djombang, weigerde hij zich in krijgsge vangenschap te begeven. Een week lang zwierf hij over Java, vermomd als Javaan en onder de schuilnaam van Tahir, „-a dook tenslotte onder bij Mevr. Platt te Soerabaja, zijn schoonzuster. Daar bleef hij een week en vond toen werk bij een melkerij, als melkjongen. Hoewel al spoedig tot mandoer aangesteld, kon hij er op de duur niet blijven. Hij huurde toen een kamer in een der kampongs en leefde geheel als inheemse, die de godsdienstige en sociale plichten der Mohammedanen stipt nakwam. Foutloos Maleis en Javaans sprekend, en de adat tot in de finesses beheersend, werd hij al spoedig door zijn mede-kampongbewoners geaccepteerd. Zelfs nam hij dienst bij de Japanse luchtbeschermingsdienst, waardoor hij in de gelegenheid was bij mogelijke operaties der geallieerden van dienst te kunnen wezen, door de Japanse maatregelen te saboteren. Overal had hij contacten, op de Japanse kantoren, de scheepswerven, bij de Japanse P.I.D. Langzaam maar zeker bouwde deze man zijn organisatie op en naarmate de gegevens bij hem binnenkwamen, vond hij nieuwe wegen om het werk uit te breiden. Geen wonder dus dat hij gekozen werd tot leider van de militaire ondergrondse in Oost-Java. De Jappen kregen al gauw vermoedens en een felle jacht ont stond op Tahir, maar telkens was hij hun te slim af. Zelfs in de nacht toen zijn verblijf plaats in de kampong werd omsingeld, wist hij te ontsnappen, door zich als Japans officier te vermommen en net te doen of hij ook intensief meezocht. Connie had toen zij Tahir voor het eerst ontmoette, er in toegestemd actief mee te zullen doen aan de taak van het verzet. Zij begon met contact te zoeken met invloed rijke personen in dit verzet. Zo ontmoette zij ook Pieter Colijn, die nog altijd op vrije voeten was, als „ballen-jongen"2). Maar hij maakte hiervan geen gebruik voor zuiver privé doeleinden, zoals velen, maar juist onder deze bescherming werkte hij krach tig mede aan het verzet. Hij ontving Connie bij haar eerste bezoek aanvankelijk zeer koel. Zijn streng, zakelijk gezicht maakte haar klein en onzeker. De moed zonk haar in de schoenen en timide en on samenhangend begon zij haar verhaal. Nu en dan zagen de scherpe ogen haar vorsend aan. Dan opeens was hij een andere man, een die haar vol begrip en vertrouwen aanzag. Hij was nu overtuigd ervan, dat deze vrouw geheel voor haar taak berekend was en vertelde op zijn beurt van zijn werk. Hij stond in ver binding met Bandoeng, Batavia en Buiten zorg, waar het verzet reeds tot in alle details was georganiseerd. Hij beloofde haar te zullen helpen en deed wederzijds een beroep op haar. Dat beroep kwam al spoedig. West-Java had een rapport samengesteld over maatregelen, staatkundig en economisch van zeer groot belang, die onmiddellijk na beëndiging van de oorlog moesten worden uitgevoerd. Ook moest er een geheime code worden overgebracht, die zij voortaan zouden gebruiken. Deze bescheiden waren bestemd om door twee koeriers naar de Regering te worden overgebracht. Pieter Co- lijn's vraag aan Connie was, of zij bereid zou zijn hen daarin te helpen. Eerst aarzelde ze, maar het sterke vertrouwenwekkende gezicht tegenover haar, hielp haar over dit aarzelen heen. De volgende dag ontmoette zij de twee koeriers Matthijsen, directeur van de Javasche Bank te Makassar en van der Laan van de K.P.M. De schrik sloeg haar om het hart. Hoe moest zij deze mannen, die alles konden zijn behalve juist inheemsen, naar de kust smokkelen? Ze verzocht Colijn dringend haar eigen mensen te 1) Pseudoniem van Corrie Altman. 2J Zij die om economische redenen of anders zins voor de Jappen grote betekenis hadden, kregen van hen een mouwband waarop een felrode zon prijkte. (Lees verder volgende pag.) 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 6