Dr. J. W. Leerdam 9 april 1851 Yzerman Den Haag 10 oki. 1932 OORLOGSDOCUMENTATIE POEN'-I-ANAQ Met het overlijden van Dr. J. W. Yzerman is een der Nederlanders uit de rijen verdwenen, die zich buitengewoon verdienstelijk hebben gemaakt voor Indië. Oorspronkelijk bestemd voor de dienst der Genie hier te lande, werd hij in 1870 be noemd tot 2e luitenant, maar verliet reeds in 1873 deze dienst om naar Indië te vertrekken als spoorweg-ingenieur. Hij bekleedde ver schillende functies bij de opneming, bouw en exploitatie der Staatsspoorwegen aldaar. Zijn voornaamste werk was de aanleg der Staats spoorweg op Sumatra's Westkust, voor een groot gedeelte een berglijn, waarbij ontzagge lijke moeilijkheden moesten worden overwon nen, inzonderheid bij de overbrugging van de Anei-kloof. Als directeur van de Staatsspoor te Padang, werd hij in 1892 mede belast met de ontginning van de Oembillin-kolenvelden. In verband met een mogelijke verbinding van de West- met de Oostkust van Sumatra, van belang voor de opneming der Oembilin-kolen in het wereldverkeer, stelde hij voor een ver kenningstocht te maken door het nog nagenoeg onbekende binnenland van Midden-Sumatra. Onder zijn persoonlijke leiding, werd deze vermaarde tocht „Dwars door Sumatra, van Padang naar Siak" (februari-april 1891) on dernomen. Grote moeilijkheden en zelfs geva ren werden daarbij ondervonden, maar deze tocht heeft de grondslag gelegd voor de kennis van het nog ongerepte binnenland en van alle latere onderzoekingen. Deze verdiensten wer den door de Regering erkend door zijn benoe ming tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Toen hij in 1885 als hoofdingenieur spoor wegen in Midden-Java bouwde, werd onder zijn voorzitterschap een archeologische vereni ging opgericht, in een tijdsperiode dat men zich nog zeer weinig daarvoor interesseerde. Aan hem persoonlijk is het te danken, dat bij dat stelselmatig onderzoek al spoedig belang rijke resultaten werden bereikt. Hij ontdekte dat de Boroboedoer een verborgen voet moest hebben en dat de bouwmeesters van het monu ment tijdens de afwerking, om verzakking te voorkomen, het oorspronkelijke plan hadden gewijzigd. Deze theorie werd volkomen bewe zen, want bij het blootleggen kwamen gehele reeksen van half afgewerkte reliefs voor de dag, welke na zorgvuldig te zijn gefotogra feerd, daarna weer werden verborgen. Deze ontdekking leidde tot nieuwe inzichten en tot velerlei onderzoekingen, waarbij Yzerman zélf voorging. Achtereenvolgens beschreef hij de tempels van Prambanan, de verschillende oud heden nabij de grens van de residenties Soera- karta en Djocjakarta, en later volbracht hij de Uit: Nederlandsch-lndië Oud en Nieuw", naar een schilderij van mevr. R. de Balbian Verster- Bolderhey. eerste deskundige opneming van het voornaam ste Boeddhistische bouwwerk op Sumatra, de stoepa-ruïne van Moeara Takoes. Yzerman heeft door zijn vele geschriften omtrent dit archeologische werk de grondslag gelegd voor de oudheidkundige dienst in het v.m. Indië. In 1897 verliet hij 's-Lands dienst en keerde terug naar Nederland, waar hij van 1897-1917 directeur werd van de „Moeara Enim" Petro leum Maatschappij op Sumatra. Van 1899 1906 was hij gemeenteraadslid van Amsterdam, van 19051909, en daarna van 19171918 lid der Tweede Kamer, van 1899-1921 werd hij voorzitter van het Kon. Aardrijkskundig Genootschap. In 1917 werd hij benoemd tot voorzitter van de Vereniging voor Technisch Hoger Onder wijs in Ned. Indië. In 1919 ging hij, samen met Ir. J. Klopper, naar Indië voor een oriën tatiereis, o.a. ter bepaling van de vestigings plaats der Technische Hogeschool, waarvoor Bandoeng werd gekozen. Bij de overdracht van deze onderwijsinstelling aan de Regering in 1924, werd hij de eerste voorzitter en later bestuurslid van het toen opgerichte Technische Hogeschool Fonds. Zonder Yzerman zou zeker de tot stand-koming nog heel wat getraineerd hebben Man van grote en veelzijdige ontwikkeling en verdiensten, auteur van verschillende vakkun dige werken en studies in tijdschriften, werd hij in 1921 door de Universiteit van Amsterdam Hel Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie verzoekt degenen, die tijdens de Japanse bezetting in het v.m. Ned. Indië hebben vertoefd, om medewerking voor het onder- volgende. Dagboeken, notities, brieven, documenten, dagbladen en tijdschriften, welke een beeld kunnen geven van die bezetting, zou dit Instituut gaarne in bruikleen ontvangen om daaruit gegevens te kunnen putten van belang voor de geschiedschrijving, welke persoonlijke gegevens uiteraard geheim zullen blijven. Men wordt verzocht e.e.a. te adresseren aan het bovengenoemde Rijksinstituut ter a.t.v.: ,,Het Hoofd van de Indischs Collectie"Herengracht 474, Amsterdam-C. Het is van het allergrootste belang, dat zij die de beschikking hebben over dagboeken, brieven, notities en andere persoonlijke documenten deze ter inzage te sturen aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, want er zijn nog te veel hiaten in de geschied schrijving, vooral met het oog op het verzet en zij die geëxecuteerd zijn geworden of in kampen en gevangenissen zijn gestorven. Naar aanleding van zijn artikel „Boen'l-Anaq" (T.T. van 50-7-62) vroegen wij de heer Schardijn naar de betekenis van het woord en uit welke taal het afkomstig is. Ziehier zijn commentaar. „Poen'I-Anaq is een zuiver Javaanse naam, echter in de Arabische schrijfwijze van het woord. De Arabieren zelf kennen bij de in voering van de Islam door Mohamed geen vrouwelijke geesten of spoken meer. In de vóór-Islamitische tijd echter kenden de Ara bieren de godinnen: Al-Ussa, Manah en Athtar („Ish'tar" bij de Babyloniërs en „Astarte" bij de Phoeniciërs). Mohamed verbood het geloof aan deze godinnen, omdat aan de cultus ver derfelijke praktijken waren verbonden. Hij be hield voor de Islam slechts de Hoeri's (Hemel se Nimfen), Sjaitan of Iblis (de Duivel) en de Dj ins (kwaadaardige geesten en monsters). Hoe is nu het geloof aan de Pontianaks ont staan? Men vertelt hierover het volgende: Lilith de eerste vrouw van Adam kon hem geen kinderen baren en daarom vroeg Adam aan God om hem een andere vrouw te geven, en zo schiep God Hawa (Eva). Toen Eva zwanger werd, werd Lilith zo jaloers dat ze elke nacht haar mededingster belaagde, om haar en haar ongeboren vrucht te doden. Dit verdroot Adam dermate dat hij besloot met Eva het Paradijs te verlaten, en aldus geschied de. Het was ook „Pontianak" (Lilith) die de Paradijspoort achter Adam en Eva heeft geslo ten, zodat zij er niet meer in konden komen. De andere door mij genoemde namen: „poenti-anak" en „koenti-anak" zijn alle syno niemen voor dit vrouwelijke spook, welke gangbaar zijn respectievelijk in Voor-Indië en de Philippijnen. In Indonesië geloofden wij als kind in het bestaan van vele boze geesten en spoken. Niet alleen die in het voksgeloof waren ingeburgerd, maar ook die waarmee wij naar bed gingen als Nènèh of Baboe bij ons kinderbedje haar sirih-pruim zat fijn te kauwen en ons al ver tellende trachtte in slaap te sussen. Ik wil graag een artikeltje over dit onderwerp schrij ven, voornamelijk over de „Wéwé-Gombel" (het Spook in Vodden), een minder bekend specimen uit de Indonesische geestenwereld als bijvoorbeeld de „Gendroewo" („Gandhar- va" in het Sanskr.)". honoris causa benoemd tot doctor in de Neder landse Letteren, en in 1925 door de Technische Hogeschool in Bandoeng tot doctor in de Technische Wetenschappen. Het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap benoemde hem tot erelid en begiftigde hem met de Plancius- medaille. Ook de Regering bleef niet achter om zijn verdiensten te eren en benoemde hem tot Groot-Officier in de orde van Oranje-Nassau en Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw. Ook het buitenland eerde hem, o.a. België met het Kommandeurskruis in de Kroonorde van België, Frankrijk door hem te begiftigen met het Legioen van Eer. In 1929 was hij de initiatiefnemer en organi sator van het feest van het Koloniaal Instituut ter ere van het 300-jarig jubileum van Batavia. Voorts was hij nog pennigmeester van het Kon. Instituut voor Taal-, Land- Volken kunde te 's-Gravenhage. Voorwaar, welk een veelzijdig man moet Yzerman geweest zijn, welk een grote overre dingskracht moet hij hebben bezeten, gepaard aan uiterlijke zachtzinnigheid, maar met een ontembare wil en doorzettingsvermogen, die altijd op een groot doel gericht wasHem is Indië zeer veel verschuldigdC. H. 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 6