ZO WAS'HET Mooie herinneringen zijn als kostbare parelen gebed in de schelp van je hart, herinneringen aan onze vrienden in Indonesië. Onze huwelijksreis, nu 27 jaar geleden, zou ons brengen naar de streek van mijn verrukkelijke kinderjaren in het Kedirise, waar we behalve ons oude huis en omgeving, vooral onze kindermeid wilden opzoeken, die na dertig-jarige trouwe dienst door mijn ouders gepensionneerd was en daar haar laatste jaren sleet. Mr. Thomas Onze auto reed tot aan het gardoe-huisje waar ik oude Sanem direct zag gezeten aan een lage, lange tafel vol zaligheden als roedjak met rode djeroek bali, nasi petjel, teboe aan een bezempje van gespleten bamboe, djèmblèm etc. Ik stapte uit en riep: „Sanem!" Ik zag haar even verbaasd verstarren, toen stak ze plotseling tastend haar armen uit, waardoor ik ontdekte dat ze blind geworden was. Ik snelde haar tegemoet en we vielen wenend elkaar in de armen. Ze stamelde zacht mijn naam, terwijl ze me van alle kanten bevoelde. Daarna ver telde ik dat ik gehuwd was en mijn man ook aanwezig was en ook hij werd stevig door onze oude getrouwe omhelsd. Familieleden werden erop uit gestuurd om allerlei makanan en minoeman uit diverse toko's te halen: bier en limonade van de Chinees, djadan-djadan uit een andere warong en uit haar eigen winkeltje nasi petjel complét met rempèjèh en gerèh, waarvan ze nog precies wist dat dat mijn „lijfeten" was. In haar huisje gezeten werd over en weer geïnformeerd naar familie leden. Andere oude getrouwen die nog onder mijn vader gediend hadden als mandoer of fabrieksarbeider, kwamen om ons heen hur ken en het was een allerhartelijkst en hartver warmend weerzien. Gesproken werd in de edelste aller talen: het Hoog-Javaans. De taal behorend bij sprookjes en oude legenden, bij wajang, bij waringins en oerbossen, bij orchi deeën, kembang tjempaka, gandasoeli, menjan; bij Dewi Sri, de glatik en de tjoetja rawak... o, djowo, djowo... Lang waren we samen in het eenvoudige bamboehuisje met de schoon gesapoede lemen vloer, de petroleum hang lamp, een houten tafel met vier stoelen en enige baleh-baleh's. Buiten fluisterden de pi sangbomen, terwijl de hefboom bij de put zacht krakend op en neer ging, afgewisseld met het plensen van het water. De derkoekoe in zijn kooitje hoog aan de bamboe vóór het huis, sloeg drie keer. F.en grote vrede vervulde mijn hart, een groot geluk met mijn man tussen mijn vrienden te mogen zitten met de zon buiten fel en glanzend op de klapperbomen. Toen ik afscheid nam wist ik niet, dat ik dit alles voor het laatst had gezien. Nog een herinnering is mij lief. We waren al enige tijd getrouwd, toen ik op een dag in Soerabaja een Indonesische jongeman in witte lange broek, dito open jas met das, kousen en schoenen, ons hek zag binnenstappen, van verre blij herkennend glimlachend. Voor mij ging hij plotseling hurken, mij de oude eerbiedige groet brengend. Tezelfder tijd herkende ik hem en verrast riep ik uit: „Mingan, Mingan, ben jij het, hoe is het mogelijk!" Ik trok hem op zodat we als gelijken konden praten en ging met hem in de garage op een baleh-baleh zitten babbelen. Ja, het was dezelfde Mingan, mijn strijdmak ker uit mijn roemruchte kinderjaren. Zoals Tjalie een straatslijper is geweest, zo ben ik een sawah-trapster geweest, een zwerfster door riettuinen, rubberbossen, koffie- en theetuinen. En Mingan met zijn broer waren mijn trouwe tochtgenoten, mijn paladijnen, mijn bodyguard. Samen hebben wij menig avontuur beleefd afgewisseld door grote vechtpartijen. Nu zag ik één van hen terug na twaalf jaren, van botjah angon in een keurig heer omgetoverd. In de garage ging de magische wereld weer voor ons open. Onder het eten van koekjes en het drinken van koffie hebben we weer samen onze avonturen herbeleefd en samen hartelijk gelachen. Hij vertelde dat hij en zijn broer goed werk in Soerabaja hadden gevonden, intussen getrouwd waren en ook reeds kinderen hadden en dat hij ons geen van allen vergeten was en zeer zeker hun kameraad „ngdoro Non R..." niet. Ik liet deze sobat uit mijn kin derparadijs node gaan. Dat was voor het laatst dat ik hem zag, niet vermoedend dat ik eens door zijn rasgenoten gevangen gehouden zou worden. Omstreeks dezelfde tijd diende bij mijn zuster als kokkin een jonge Indonesische vrouw. Ze was op dezelfde plaats en op dezelfde dag geboren als mijn zuster. Zo zijn ze op de kebon samen opgegroeid en toen we naar Soerabaja gingen lieten we haar als tienjarig meisje achter. Plots kwam ze als een keurige jonge vrouw opduiken, zich bij mijn zuster aan dienende als kokkin niet alleen maar ook om weer bij haar te kunnen zijn. Ze was intussen getrouwd en haar man werd chauffeur bij mijn zuster. Een keurig stelletje. De trouw en gene genheid had ook deze jonge vrouw, Mentik geheten, gedreven om haar speelkameraad te zoeken en te vinden. Ze was er niet alleen een voorbeeldige kokkin, maar werd er weer vrien din en toeverlaat die mijn zuster onder het pidjitten van vermoeide ledematen, de laatste schokkende nieuwtjes wist te verklappen. Wat kon ze een werk verstouwen en wat een pret tig gelijkmatig humeur! Alle verschillen vielen weg als die twee in dat heerlijke soepele en sappige Javaans aan het klaphekken waren. „In de Tong-Tong -van 15-7-1962 lees ik in het artikel van E. Ostreig, dat op de bewuste foto van het diner in het Aneta-gebouw ter gelegenheid van het bezoek van Lord North- cliff, ook Mr. THOMAS aanzat. En nu ik de foto nog eens nader bekijk, zie'ik een duide lijk de trekken van zijn oudste zoon, waar ik mee getrouwd was in Batavia. Jammer genoeg heb ik mijn schoonvader nooit meegemaakt (hij overleed in 1928). Het moet een buiten gewoon kundig, geestig en goed iemand ge weest zijn. Hij was een groot Shakespeare- kenner en schreef zelf in die trant ook een toneelstuk: Hendrik van Navarre". Maar ik weet toch te weinig van hem af. Wat zou het aardig zijn als iemand over hem wilde vertellen in 7.37' C. SCHRÖDER-IJSSELSTEIN Wie neemt de pen op? Wij stellen altijd ruimte beschikbaar voor levensbeschrijvingen van bekende figuren uit het oude Indië. Voor uit chroniqueurs, schrijf op en stuur in. REDACTIE Mentik sprak geen Hollands, maar verstond het zeer goed. Maar één taal verstonden beiden gelijkelijk goed en zuiver de taal van de trouw en de grote genegenheid. Lang hebben ze elkaar gediend. Toen stierf Mentik aan t.b.c., haar sparende voor het verbijsterende lot, dat haar rasgenoten in zijn wrede greep zou houden. O, Maria Dermoüt, hoe waar voelde je het toch het was immers „nog pas gisteren..." En zo is het nu. Ik denk met liefde aan mijn Java en de Javanen, en gedachten van hoop voor hun geluk gaan dagelijks de ruimte in over de oceanen naar het land waar de zon zich weerspiegeld ziet in duizend betoverende kleuren, maar waar de padi nu schaars is God zegene Indonesia. BENNIE BOM Dit is een foto van de heer L. A Keuls, die aansluit bij zijn artikel „Keloet" (T.T. van 15-7-62). Een tocht naar het Keloetmeer. Wie van ons heeft niet minsten éénmaal zo'n bergtocht gemaakt Veel klimmen, banjak dalen, hijgend als een stoomlocomotief. Je hebt je er zo goed mogelijk op gekleed, kaja echte „mountaineers"Een primitief bruggetje zonder leuning over een ravijn... een tikkeltje kwaai-kwaai toch altijd weer. De pittige berglucht die werkt als het bouquet van koppige wijn. Kolossale bazaltformaties, woeste ongerepte natuur, weldadige stilte drukken onwillekeurig een stempel op de opgewekte stemming: gesprekken verstommen, je voelt je nietig, beseft opeens het betrekkelijke van het leven van alledag. Dan de afdaling naar hel kratermeer, adembenemend, een verborgen dreiging steeds aanwezig onder het spiegelgladde oppervlak. Aan de oever zitten genieten of roeien in een prauwtje... met in het achterhoofd reeds de gedachte aan de meegenomen ,,tjd'ketoepat met ebbie of abon. Adoe... kan het leven eigenlijk mooier? Rt. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 7