Petoro Jang Terhormat de waarde van het niets ln memoriam Mej. H. C. H. HOETINK ii Het bericht van de plotselinge dood van Han Friedericy trof mij zonder enige beeldspraak ais een onverwachte vuistslag. Ik zat er een ogen blik volkomen beduusd bij met écht pijn in de borst. Merkwaardig dat zoies gebeuren kan. Ik weet werkelijk niet hoe ik hem in Tong-Tong groe ten moet, want hij was voor mij veel meer dan een geslaagd bestuursambtenaar en diplomaat of knap schrijver: hij was een vriend en een man, en in het bijzonder: een stuk lichtkant in mijn leven. Het denken aan hem en zijn werk was altijd een moment van onverdeeld plezier en van verzoening met zoveel bitters en lelijks in de wereld. En wat zijn nagedachtenis voor Tong-Tong betreft: in hem behouden wij een brok respect, waardering en geluk van het beste dat Holland in Indië ooit bracht, in mensen en in daden. En een voorbeeld van een echte toean besar Na een vol, rijk en vruchtbaar leven in Indo nesië, dat hij zeker met grote droefheid en bittere teleurstelling heeft moeten verlaten, heeft hij ons in een aantal boeken het beste nagelaten wat het daar hém en ons bood. Hij heeft niet nagetwist, hoewel een man met zo veel intelligentie en brede menselijke contacten „een behoorlijk boekje had kunnen opendoen", geen zwaarwichtige verhandelingen of trillende zedepreken afgestoken. Hij was iemand, die altijd de pluskanten van zelfs grote tegenstan- Op 21 november j.l. is in Oosterbeek op 77- jarige leeftijd overleden mej. Hoetink, oud Directrice van de Carpentier Alting Stichting. Zij was een groot paedagoge. Zij beschikte over eigenschappen van geest en gemoed, die voor de vorming van de jeugd van onschatbare waarde waren. Wij herinneren ons haar als zeer streng, maar uitermate rechtvaardig. En als wij zeggen dat zij streng was, wil dit niet betekenen dat zij niet vriendelijk zou zijn. Want dit was zij on getwijfeld. Maar wee, als je wat op je geweten had! Voor ons, jonge meisjes van 13 tot 18 jaar was zij natuurlijk: een oudere vrouw. De jeugd rekent nu eenmaal met andere maten. Maar als wij terugrekenen dat zij in die jaren om en bij de 40 was, dan beseffen we nu eerst, welk een grote krachtsinspanning zij leverde. Zij werd tot Directrice benoemd in de twintiger jaren en onder haar leiding kwam de H.B.S. met 5 jarige cursus, zowel als die met 3 jarige cursus, tot grote bloei. Het Bataviaasch Lyceum, voor het middelbaar onderwijs in Indië van zo groot belang, zette zijn eerste stappen (de eerste twee jaren) onder haar leiding. In haar tijd was het dat de eindexamens van de 5 jarige cursus werden erkend als gelijk waardig aan de officiële, die van de K.W. III. Voordien moesten de examinandi als extraneï het eindexamen afleggen aan de K.W. III. Zij had de leiding over een 30 tal leerkrachten, waarvan bijna de helft mannen waren. Dat wil wat zeggen in een tijd waarin de vrouwen emancipatie nog maar zo schoorvoetend aan vaard werd. En het feit dat zij gedurende zo vele jaren het directoraat vervulde wil dunkt ons wel wat betekenen. Vele van haar oud-leerlingen dragen een ge lukkige herinnering mee aan de dagen da£ zij in de bungalow in Pengalengan gastvrij werden ontvangen, een tijd die moest dienen om de meisjes te sterken voor de komende zware dagen van de eindexamens. Over een goede foto van haar beschikken wij niet. We vinden dat jammer, want er bestaat geen twijfel aan dat haar verdiensten recht vaardigen dat zij in de portrettengalerij van grote figuren uit ons oude Indië ook een plaats krijgt. Als echter ééns het verhaal van de C.A.S. in druk zal verschijnen, zal zeker haar foto daarin niet ontbreken! Lieve juf frouw Hoetink, al uw oud-leerlingen, al uw vrienden en vriendinnen brengen U een innige groet. Zij zullen altijd met dankbaarheid en liefde aan U denken. WIES VAN MAARSEVEEN Op het artikeltje onder bovenstaande titel in ons nummer van 30 april kreeg ik tot mijn verrassing vrij veel reacties: een bewijs dat zeer velen zich nog aangetrokken voelen tot Oosterse filosofie en de waarde ervan proberen terug te vinden of toe te passen in het dagelijks leven. Het spijt me echter dat ik heb moeten vaststel len dat alle reacties er min of meer naast waren. Men heeft Lao Tse blijkbaar nooit of niet intensief genoeg gelezen. Noch heeft men het Oosters denken zelf ernstig genoeg toege past in zijn leven. En is men in de war met de opvattingen van „Iets en Niets in het Wes terse leven en denken. ders en „slechte mensen" noemen en waarderen kon. Met zulke eigenschappen als pompe, zelf ingenomenheid en gewicht kon hij op onna volgbare wijze de draak steken zonder te kwetsen. Dat laatste vooral bewonder ik zeer in hem. Ik heb veel bestuursambtenaren en diplomaten gekend en mij er vaak over verbaasd dat Han er ook één kon zijn, en nog wel zo'n goéde: „impeccable", hoofs en met een volmaakte beheersing van tong; zonder een spoortje van gladheid, arrogantie en geslepenheid. Hij was in zijn leven en werk wat hij als schrijver was: eerlijk. En nogmaals: een man. Geen kakelende twister, geen „terugslaander", een man die kon zwijgen en incasseren zonder met een oog te knipperen. In hem herkennen wij met vreugde en trots terug zoveel voortreffelijke Nederlanders onder de tropenzon ,in feite: het type „Indisch Gentleman", „colonial style" in de hoogste zin des woords, zou William Faulkner getui gen, het soort mens dat je doordringt van het uitzonderlijk voorrecht en geluk van in In'dië geleefd te hebben. Saluut en Salaam, Han! Wonderlijke zoon van Onstwedde, onvergeetlijke Petoro, galopperend langs de Eeuwige Jachtvelden, zij aan zij met de Daëngs, de Aroe's en Datoe's, die hij zo bewonderd en goed gediend heeft. Een goede jacht. TJAL1E ROBINSON De combinatie „Na gedane arbeid is het rusten" of „na inspanning volgt ontspanning heeft namelijk niets te maken met de Waarde van het Niets. Dit soort „Niets" is alleen physieke of technische secundaire conditie voor het Iets Arbeid. De arbeid blijft basis van alle leven en om die basis te reguleren en zo produktief mogelijk te maken wordt zij inge last. Om die reden is voor veel mensen en on dernemers rust alleen maar een vervelend ding: „Hoe veel meer konden we bereiken als we niet hoefden te rusten". Vergelijkt U even met het voorbeeld van Het Wiel: „Hoeveel nuttiger zou het zijn als het geen gaten in de naaf had" dan ziet U zelf: dat is nonsens. Niets is geen ontspanning, geen vacuum, geen „reculer pour mieux sauter", maar is in de Oosterse wijsbegeerte een mspanningsgebied op zichzelf, een geheel nieuw exploratie-ter rein van geest en gevoel. Nochtans van een zodanige „andersheid" dat de mens er zich door herboren voelt en in de som van twee levens een nieuw „superbestaan" vindt. „Niets" is slechts een relatieve naam, omdat het begrip onderworpen is aan andere wetten en denk methoden die buiten de gebruikelijke, tastbare, „leefbare" staan. Iedereen die wel eens (voor de mop) yoga ge probeerd heeft, weet dat het „nietsdoen in spanning kost, het uitbannen van gewone ge dachten vaak zelfs onmogelijk schijnt, een „dom ding" als gewone ademhaling wordt een sterke systematiek. In dit andere bestaan ont breken de gerichtheden van het normale be staan. „Men weet niet waar men aankomt". Zulk een houding wordt spottend „navel- kijkerij" genoemd. De resultaten zijn nochtans bekend en lopen uit op individuële „vermo gens" als: grote visionaire kracht, ongevoelig heid voor pijn, volkomen beheersing van licha melijke „noden", enz. Het nieuwe leven dat zo'n mens leeft, is de levende gestalte van „Iets plus Niets", dus een som van twee actieve waarden (niet een nuttige of lekkere afwisse ling!), die elkander tot ongekende hoogte kunnen optrekken. Men ontsnapt aan het slaaf- schap van arbeid of ideaal en men komt in het Meesterschap over stof en verlangen. Menige eenvoudige desa-man die op westerse „goede raad" alleen reageerde met een „stom": „Biar sadja, toean, saja bodok" en afstand deed van nuttige „ietsen", hied zóveel van zijn geest vrij, dat hij door zijn doordringing in het Niets doekoen kon worden met een verba zingwekkende feilloze diagnostiek een een vaak „idiote" maar feilloze geneesmethode. Hier besef ik zó goed op „gevaarlijk terrein" gekomen te zijn in een westerse wereld, dat ik ijlings afsluit. Misschien is daarom ook al het Oosters denken in het Westen „taboee". T. R. 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 4