Nederland en Indonesië GEEN BRIEVEN VOOR TJALIEI Nakaarten over Nw-Guinea „Nu de teerling t.a.v. Nieuw-Guinea geworpen is, moeten wij trachten door een eerlijke en openhartige gedachtenuitwisseling tot klaarheid te komen"V (Inzender bekend) 1. Wij hebben het verstandig geacht om in het conflict om Nieuw-Guinea behoudens een enkele uitzondering geen polemieken in Tong- Tong te beginnen. We zullen het daarna óók niet doen. 2. Dat T. R. gemeend heeft in dit blad vóór de overdracht te moeten pleiten m alle goede vertrouwen, is niets anders dan logisch, omdat dit blad geheel gewijd is aan het zoeken naar de goede kanten in het oude Indische en het nieuwe Indonesische leven met Nederland. Als dit vertrouwen misplaatst is gebleken en dus de aantoners van alles wat verkeerd is, gelijk hebben, tant pis. Dat betekent ook het einde van Tong-Tong. 3. Aangezien we het met de schrijver volkomen eens zijn dat het moet komen tot een eerlijke gedachten-wisseling (geen uitwisseling van opinies en veronderstellingen!), is het niet meer dan logisch dan deze gedachtenwisseling uit te stellen tot wij beschikken over de grootst mogelijke hoeveelheid tastbare gegevens over het Indonesië van vandaag. 4. Intussen is mijn oordeel (en dat van vele lezers) gebaseerd op een grondige studie van de historie van Land en Volk in Indonesië. Ik heb daarbij gevonden dat de aard van het Indonesische volk goed is en zich bij uitstek leent tot begripsvolle en nuttige samenwerking met het Nederlandse volk. Ik laat mij door tijdelijke bewijzen van het tegendeel niet van de wijs brengen en geloof onwrikbaar op een herstel van het allerbeste dat mogelijk is. 5. Zelfs deze tijdelijke bewijzen van Indone sische ondeugdelijkheid en onbetrouwbaarheid verwerp ik, deels op historische gronden, deels op vrij ruime actuele feitenkennis. De Nederlandse pers en het Nederlandse volk zijn t.a.v. de laatste ontwikkelingen in Indonesië zeer slecht en zeer eenzijdig geïnformeerd. Met de wens als vader van de gedachte hebben wij jaar in jaar uit voorspeld dat Soekarno ver moord zou worden ,de staat bankroet gaan, het volk verpauperen en „vercommunisten", terwijl wij na vijf jaar toch hadden moeten beraden: „Blijkbaar is er iets loos met onze opinie en informatie!" Dat IS ook zo. 6. Verreweg de meesten van ons zijn op ver bijsterende manier achterlijk gebleven. Wij zijn Indonesië blijven veroordelen op (per soonlijke) feitenkennis van 5 tot 10 jaar gele den. Geen mens haalt het in zijn hoofd om de toestand NU in Holland of NU in Frankrijk of Amerika te beoordelen aan de hand van personen en feiten van 5 of 10 jaar geleden. Waarom doen we het wel t.a.v. Indonesië? Bovendien maakt Indonesië een revolutie door (weet Holland als „revolutieloos" land wat een revolutie is behalve uit boekjes?), waarin alles vele malen sneller gaat dan in normale tijden, ook de ondergang en opkomst van personen en instituten. Geen mens maakt er ruzie over of De Gaulle of zelfs Napoleon een Girondijn of Jacobijn zou zijn. Het wijs neuzig getwist over PNI, PKI, N.U. of Masjoemi is lachwekkend verouderd. Er hebben zich in Indonesië enorme veranderingen vol trokken op politiek, religieus, sociaal en eco nomisch gebied. Wat weten wij ervan? 7. We hebben nog steeds oude en voorbije namen in het hoofd (zelfs Soekarno is in persoon en als staatshoofd niet meer, wat hij zoveel jaar terug was). Wij hebben géén ken nis van namen en weten niet waar ze voor staan. We maken maar tjapjes en daarop base ren wij opinies. Het is met het nieuwe Neder land net als met het oude sinds de jaren van Coen: t.a.v. Indonesië wéten we te weinig en dénken we te veel (verkeerds). 8. Zodra de diplomatieke betrekkingen hersteld zijn en de eerste vrije nieuwsuitwisseling weer begint, zullen wij verbaasd staan over de ver anderingen ten goede die zich voltrokken hebben. Zelfs al blijkt alles wat ten nadele gezegd is 100% waar te zijn, dan nóg zullen wij moeten erkennen dat er enorm veel goeds verricht is, dat in samenwerking met ons (en daarbij heb ik de Indischgasten speciaal op het oog) nóg sneller kan verbeteren. Tout savoir, c'est tout pardonner -hoop ik. 9. Wijzelf zullen veel moeten veranderen om de veranderingen in Indonesië te begrijpen ,en ten nutte te maken voor ons beider welzijn. Daarbij is koppige afrekening niet de juiste tactische en Christelijke houding. Daarbij is inzicht in de positie van Indonesië t.o.v. Malaysia, de Filipijnen, Achter- en Voor-Indië, China, Japan, Australië, de Pacific kortom dat hele aarddeel dat wij ons hele leven in Indië altijd secundair gesteld hebben bij ons verlofje en pensioentje in Europa conditio sine qua non. En ik vraag mij af of wij dit t.a.v. Nieuw-Guinea konden, laat staan t.a.v. Indonesië kunnen. 10. Niemand hoeft het met me eens te zijn, maar men wil hopelijk begrijpen dat een schrijver van de „Piekerans van een Straat slijper" onmogelijk anders kan denken. Ik schreef deze opstellen in een tijd van moord, doodslag, haat, nijd, bedrog, diefstal en ver dachtmaking. Nochtans schreef ik ze omdat ik een open oog had voor de andere essenties in de Indonesische (en oude Indische) maatschap pij, en met een onwrikbaar geloof in een her stel van goede betrekkingen. Deze acht jaren van „verbanning" hebben dit inzicht en ver trouwen wél zwaar op de proef gesteld, maar niet weggenomen. En al zou er, als de andere opinies straks in het gelijk gesteld worden, werkelijk een einde komen aan alle vriend schap, dan nóg acht ik het een panache voor de Nederlandse opvattingen van fatsoen en eer om tot het laatste moment in goodwill geloofd te hebben, althans in dit kleine blaadje Tong-Tong. T. R. (Vervolg van pag. 2) En in het maatschappelijk vlak werden alle ideeën over de betrekkingen met Indonesië gespeeld over de naargeestig kleine troefkaart van de partij-politiek. In dit kader kon men alleen maar op een naar plat terrein met o.a. Tong-Tong discussiëren. En het spijt ons nog steeds dat wij andere opvattingen eenvoudig niet konden formuleren zonder meteen ver velende politieke en morele tjapjes te krijgen. Wij blijven erbij dat Tong-Tong in ALLE beschouwingen over Indonesië altijd alleen gezocht heeft naar het gemeenschappelijk be lang voor Indonesië en Nederland. We wijzen alle infame veronderstellingen dat we „goed willen liggen" bij Indonesië, omdat er later „wat te halen" valt met minachting van de hand. En schamen ons voor het Nederlandse prestige dat hiermee geschaad wordt. We base ren ons toekomstvertrouwen op 1001 maal 1001 bewijzen van uitstekend wederzijds begrip en goede daden tussen Indonesiërs en Nederlan ders, „boesoeke" daden aan beide zijden ten spijt. Ook al zou geen van ons meer een voet in Indonesië zetten, wij voelen ons verplicht aan onze Indische traditie om te zeggen en te verdedigen wat in onze ogen recht en billijk is. Het is simpel een kwestie van prestige en al het gehuil en gebijt van „waakzame partij honden" zal niets aan onze houding verande ren. We blijven er verder bij dat elke toekomstige verbetering van betrekkingen tussen Neder land en Zuid-Oost-Azië (want Indonesië is meer dan de archipel alleen!) zich zal ontwik kelen langs initiatieven op de vier bovenge noemde terreinen, ondanks alle ellende die er wel zal blijven door de politiek. We noemen verder als baanbraker voor nieuwe inzichten het initiatief dat in Nederland zal uitgaan van culturele en wetenschappelijke kringen. Nieuwe Rumphiussen, Van Hoorns, Witsens, Chaste- leins, Snouck Hurgronjes zullen hun weg wel vinden, omdat (Goddank) de „exploring mind" een eeuwenoude en excellente eigen schap is geweest van de Hollanders, alle poli tici en moralisten ten spijt. Voor hén bestaat Tong-Tong. Ook al zou dit blad zelf in koppig wanbegrip en hardnekkige tegenwerking ten onder gaan, de geest van interesse in de Tropen zal blijven bestaan en later zullen nog vele decennia jaargangen van Tong-Tong de nuttigste naslagliteratuur blij ken te zijn. Hier én in Indonesië. Tong-Tong moge dan een sluitstuk zijn, het is een nalaten schap tevens van het beste wat de Nederlandse geest in de Tropen presteerde. T. R. Nog steeds bereiken ons brieven, gericht aan Tjalie Robinson persoonlijk, die hem nagezonden moeten worden, omdat hij nog niet terug is. Dit brengt in sommige, gevallen nodeloze vertraging met zich mee voor de behandeling van redactionele (berichten en commentaren) en administratieve (bestellingen, betalingen) aangelegen heden. Wij verzoeken onze lezers nogmaals alle brieven die niet van strikt persoonlijke aard zijn en enige tijd kunnen wachten, te sturen aan de Redactie Tong-Tong, NIET aan Tjalie Robinson. Wie dus „vergeefs wacht op antwoord" zal nog enige tijd geduld moeten hebben, omdat alle brieven eerst op reis gaan naar Amerika en dan weer op reis terug. Denk verder niet dat Tjalie zijn taak hier verwaarloost of verzaakt. Wat hij „ergens aan de overkant" bezig is op te bouwen, zal straks voor Tong-Tong van enorm groot nut blijken te zijn, ook al praat hij er niet over. Laat ons redactie en lezerskring intussen dit blad stevig op de been houden!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 5