KERSTAVOND 1941
DE WAARDE VAN HET NIETS (III)
SISINDIRAN
a
Van ons ploegje was ik belast met de makanan. Wanneer we naar de boten gingen,
zag ik eruit als een volbeladen kameel. Om te beginnen een kussensloop, gevuld
met warm goed en een extra stel plunje. Believe it or not, maar ik heb het in ons
Indië nog nergens zó koud gehad als tijdens heldere maannachten in het Wester
vaarwater, dat ons patrouillegebied was.
Verder droeg ik in een emmer twee hele
broden plus beleg. Dat namen we meer voor
de show mee, want we aten nooit .Nee, weg
gooien deden we ook niet, maar als we vroeg
in de morgen terug waren, vonden we onder
het werkvolk liefhebbers genoeg. Ons „echte"
avondeten haalde ik pas, als we bij het Haven
kantoor stillagen om orders te halen. Dan
zocht ik onze langganan op: een Madoerese
bibi, die overheerlijke nasi petjel met toebe
horen verkocht. Voor ieder nam ik twee pakjes
mee. Arme bibi: in februari werd ze door een
Japanse bom van haar plaatsje weggevaagd
met stalletje en al. Dan had ik tenslotte een
spiritusbrander, een fles koffie-extract en een
blikje soesoe tjap Nonna mee te sjouwen voor
het maken van koffie istimewa.
Maar vlak voor Kerst staken we de koppen
bij elkaar. Nee, geen nasi petjel. Daarom
gingen Bert en Jan op de 24ste naar Hellen-
doorn en kwamen terug met een reuzeschotel
huzarensla en een vette Kersttaart. Toen we
die middag naar de boten gingen, droegen ze
met zichtbare trots de toegedekte lekkernijen
voor zich uit en beantwoordden goedmoedig
de enigszins jaloerse spot van de andere ploe
gen.
Tot dusver hadden we gelukkig nog niet veel
van de oorlog gemerkt, behalve dat de dienst
was verzwaard en onze route zich uitstrekte
van het Djamoeanrif tot voorbij Oedjoeng
Pangka. Ter hoogte van het fort Menari begon
het slechte weer. In deze moesson kreeg je
wind en golven in een gemene hoek van 45°
tegen de boot en ik verzeker je, dat het geen
lolletje is, om dat de hele nacht mee te maken.
De boten achter ons zagen we steigeren als
paarden dat deden wij trouwens ook we
kregen zeetjes over, zodat we telkens als de
weerlicht achter de beschutheid van de brug
moesten wegduiken. Dat beloofde weinig
goeds. Affijn, ik maakte de porties klaar.
„Voor mij niet te veel, lo", hadden Bert eri
Jan gezegd, die tot acht uur de wacht hadden.
Met z'n allen stonden we op de brug te
smikkelen ;die twee met erg lange tanden. Om
acht uur doken ze het verblijf in. Om het uur
deden Epke en ik afwisselend dienst als uitkijk
en roerganger. De zee werd woeliger. Om de
tijd te verdrijven begonnen we te ngobrol,
zoals we altijd deden. We plachten mekaar de
gekste verhalen te doen en we wisten alles van
elkaar af. Epke, je bent nu dood, maar ik zie
ons nog op de donkere brug. Maar dit keer
waren we in een andere stemming.
„Hoe deze, Ep?"
„Deze wat?"
„Met ons".
„De oorlog? Ah, ik weet niet. Vertrouwen
maar. Jij ben wat?"
„Rooms. En jij?"
„Ikke peroet sètan".
We lachten om deze afgezaagde mop.
„Bij jou ister Kerstboom thuis?"
„Móet. De laatste keer een echte. Geen tje-
mara. Helemaal van Koppeng gehaald. Wil je
roken? Ik zal wel aansteken".
Net als vroeger op school stak hij op een
duister plekje omzichtig het strootje aan en
net als vroeger op school verborg ik het
gloeiende puntje in mijn handholte, maar nu
niet meer voor de argusogen van Pak Meong.
Tien uur. Elf uur.
„Ep, wil je nog eten? Ister nog veel beneden.
En je brengt koffie voor mij".
Epke dook het verblijf in. Even later kwam
hij zonder koffie boven.
„Baroerd zeg".
„Waarom?"
„Tjoba je gaat kijken. Die twee zijn hardstikke
zeeziek".
Ik ging een kijkje nemen. Daar lagen ze voor
pampus. En een vieze boel nog an toe!
„Jan, Jan".
„Mmmm".
„Ben je beroerd?"
„Mmmm".
Bertus reageerde net zo. Dat was niet best.
Eerst die smeerboel opruimen. Prettig Kerst
feest zo. Ik ging weer naar boven.
„En?"
„Ze zijn echt beroerd".
„Dus..."
„Dus doorgaan de hele hondenwacht".
Een paar minuten voor twaalf bracht Epke mij
een mok koffie istimewa.
„Zalig Kerstfeest, Peh".
„Zalig Kerstfeest".
Ook de bootsman en si Gerrit de stoker kwa
men op de brug, allemaal met een mok koffie.
Ondanks het slechte weer en de ombak was het
opeens gezellig. Si Gerrit was aan het neuriën
geslagen.
„Harder, Peh".
„...lang verwacht", zong hij.
„Die miljoenen eens zaligen zal", vielen we
allemaal in. En we zongen het mooie lied uit,
temidden van de stuifzeetjes en de ombak. Het
In het Westerse leven en denken is het ver
langen naar Niets in de vorm van zorgeloos
heid, zalig nietsdoen, enz. eigenlijk ontstaan
door overmatige inspanning in het Iets: pro
motie of carrière maken, knap zijn, rijk zijn,
„het vér schoppen in het leven", enz.
Velen hebben hierdoor al heel vroeg hun
kansen tot een wérkelijk gelukkig en evenwich
tig leven verknoeid. Hoeveel eenvoudige arme
huisvrouwtjes hebben al sinds lang niets meer
aan de vierkantsvergelijkingen, de onregelma
tige Franse werkwoorden en de uitzettingsco-
ëfficienten van de HBS en hebben eigenlijk
de techniek van het denken in deze waarden
nooit onder de knie gehad, zodat zij nu zelfs
de eenvoudigste levensmoeilijkheden niet aan
kunnen
Hoeveel academici of tonnairs zijn ergens niet
diep ongelukkig gebleven, hoewel ze „ge
slaagd" heten. Hoeveel meisjes zijn op zoek
naar „de knapste, rijkste man" mislukt en
hoeveel jongens, op zoek naar het filmsterretje
van de stad, in een mislukt huwelijk gevallen.
Onze als heel natuurlijk beschouwde en op
school aangemoedigde jacht naar het schoon
ste, het hoogste, het rijkste is voor verreweg de
meesten een groot verraad gebleken. Op wassen
vleugels hebben wij naar de zon willen vliegen
en zijn neergestort.
Al heel vroeg hebben wij besef gemist van
beperking en opoffering. Waarom met Mulo
tevreden zijn als je HBS kunt halen? Ergens
zijn het vader- of moederoog blind geweest
voor de limites van hun kind, of geprikkeld
geweest door eerzucht. Verreweg de meesten
van ons zijn aangekomen bij het duurste bank-
ene lied na het andere zetten we in en als we
de woorden niet meer wisten, luisterden we
naar Si Gerrit, die alles wist, terwijl wij hem
probeerden te volgen. Toen sloegen we als
vanzelf aan het vertellen. Boots over de eta
lages in de Kalverstraat, sneeuw, oliebollen
en schaatsen, ik over spekkoek van Tante Eus
en mertjon kilap, si Gerrit over het St. Vin-
centius gesticht in Bogor en de goeie ouwe
pastoor Yseldijk. De tijd vloog om.
Toen de morgen begon te grauwen, was onze
taak volbracht; we zetten koers terug naar
Soerabaja. De zee kalmeerde en om half vijf
kwamen Bert en Jan met strobenen en groen
achtige gezichten op de brug.
„Zalig Kerstfeest, ja luitjes. Enne, nog wel
bedankt".
„Kost je mindestens een pakkie sjek", meende
Boots.
Ze maakten er een tinnetje Kyriazi van.
VN. MOENS
Boeboej boelan, sangraj bèntang
gogorèngan sarangènè.
Oenggal boelan koering tèang
Oenggal poè ogè hadè.
Gepofte maan, geroosterde sterren;
Gebakken zon.
Kom mij elke maand bezoeken;
Elke dag is ook goed.
stel van de stad, waarop ze troosteloos voor
zich uitkijken (omdat ze nóg duurdere niet
krijgen kunnen), terwijl zij in de rust van de
desaman, die volmaakt tevreden op zijn matje
zit in zijn bamboe-pondok, hun geluk gevonden
zouden hehben. Velen van ons. Dit geldt na
tuurlijk niet voor allemaal. Maar evenmin kan
dus „het" onderwijsideaal voor allemaal ge
golden hebben.
Velen van ons zijn vermoord door de „kweke
lingen des geestes bij twee handen vol arbeid".
Wij hadden al vroeg de kunst moeten leren om
vrijwillig afstand te doen, i.pl.v. ons te laten
verleiden door „alles is mogelijk".
Want en nu komt het: wie al vroeg zijn
Iets beperkt, staat aan de drempel van het
Niets. En kan een massa waarden van zijn
geest aanwenden om dit Niets te exploreren
naar zijn vermogen en aanleg. Om het tweede
deel van zijn leven te kunnen beginnen met een
„super-leven" van Iets plus Niets.
Laat ons niet twisten over de theoretische waar
de van wat hier gezegd wordt. Wij Christenen
kunnen de eenvoudige bevestiging vinden in
het leven van Christus: van een „verregaande
en beschamende armoede" zouden wij nu zeg
gen. En citeren wij niet vaak „Ik ben de Weg,
de Waarheid en het Leven?"
En niet als een domme conducteur praten:
„Assewe dat allemaal deje". We doen het niet
allemaal. Op geen stukken na. Maar als we het
allemaal deden naar oprecht vermogen dus
met bewust veel afstand-doen-van, wij zouden
het Niets hebben gevonden als een Iets van
duizendmaal meer waarde dan het dure Iets
dat we nu hebben. T. R.