Misverstand in Tijuana Ma'oen \/V/V/WtA. De van Dalens waren wereldreizigers. Eigenlijk tegen wil en dank. Als iemand vroeger tegen Pa gezegd zou hebben: „Pa, je zult in je leven nog eens vier werelddelen zien", zou hij een dergelijke opmerking met een handgebaar hebben weggewuifd. „Nonsens", zou hij hebben geantwoord. Zelfs tien jaar geleden was er nog geen sprake van dat hij met Ma en de kinderen naar Holland zou gaan en vandaar verder naar Amerika emigreren. Maar ja, soms voltrekken zich in een simpel mensenleven gebeurtenissen, die niet te voor zien zijn en die min of meer door toedoen van anderen tot stand komen. Zo dan ook de we reldreis van de familie van Dalen. Java, Singapore, Ceylon, Noord Afrika, daarna de natte, koude jaren in Nederland en nu Ameri ka, Californië, eindelijk weer zon. Het was net een droom. Dit reizen had tot gevolg, dat Pa en Ma een bepaalde soepelheid van geest hadden ont wikkeld. Nieuwe indrukken werden gemakke lijk verwerkt. Men had zelfvertrouwen. Men kon over iets meepraten. Men had het zelf gezien en meegemaakt. Men voelde zich we reldburger. Was het in Holland wel eens moeilijk onwe tende mensen duidelijk te maken, dat ze geen „Javaantjes" waren (al kwamen ze van Java), hier in Amerika was dat allemaal zo heel an ders. „We are Dutch-Indonesians", zeiden ze, als de mensen hen vroegen, waar ze vandaan kwamen. Dit antwoord werd altijd zonder meer geaccepteerd en verdere uitleg was meestal niet nodig. Pa en Ma van Dalen hadden dus al heel wat gezien en beleefd. Maar wat er laatst in Tijuana gebeurde, hadden 1 ze echter toch nog nooit meegemaakt. Met de kinderen gingen ze naar Mexico. In de „Olds"-op-afbetaling. Vrienden waren al in Tijuana geweest en hadden verteld, dat het er niet alleen goedkoop was, maar dat het er tevens op downtown-Djakarta leek (met een beetje fantasie althans). Vol goede moed ging men op weg. Eerst naar San Diego, een half uur later kwam Mexico in zicht. Inderdaad deed e.e.a. aan het land van herkomst herinneren: de slechte bestrating, de vele voetgangers, de kleine huizen met de kale erven met hier en daar een kwijnende pisangboom en een kampong-gladakker, maar Djakarta-Kota Neen, dat nu niet bepaald. Ma had haar zinnen gezet op een gehaakt kleed. Pop, haar nicht, die ook in Los Angeles woonde, had een prachtig exemplaar uit Tiju ana meegebracht. Het stond voor Ma vast, dat zij niet zonder precies zo'n mooi kleed naar huis zou gaan. Pop had haar gezegd, waar die toko te vinden was. Maar in Tijuana werden Pa en Ma beiden bingoeng en Ma kon met geen mogelijkheid die winkel van Pop vinden. Gelukkig worden dergelijke kleden in nage noeg alle bazaars verkocht. Het duurde dan ook niet lang of Ma zag haar kleed op een «oonbank uitgespreid. „Itoe dia!" riep ze ver rukt. ..What's the price?", vroeg ze aan de vrouw, die achter de toonbank zat. De Mexikaanse die bij hun binnenkomst vriendelijk geknikt had, keek haar even fel aan en wees met een verachtelijk gebaar naar het prijskaartje, dat aan het kleed gehecht was. „Boleh tawar toch", zei Ma, onbewust in het Maleis verder gaand. Ze kwam in haar element. „Tiga roepiah... eh... ik bedoel... I mean three dollars", zei ze. De vrouw kwam over eind en zei iets in het Spaans met een harde, onvriendelijke stem. Ma keek haar niet-begrij- pend aan. „I beg your pardon", zei ze beleefd. „How much?" De ogen van de vrouw schoten vuur. Zij ging hoe langer hoe luider en sneller praten. Het leek haast of ze Ma te lijf wilde. Zij sprong heftig gesticulerend achter de toonbank heen en weer, balde zelfs haar vuist „Wat hééft dat mens?", dacht Ma. Zoiets had ze in Indië nooit meegemaakt. Daar was het tawarren een spel met vaste regels. Beide partijen bleven altijd netjes. Neen, dit was te gek. Ook Pa en de kinderen stonden met open mond naar het boze wijf te kijken. „Kom, -wij gaan maar eerst", zei Ma. Zij wilden de winkel juist verlaten, toen er achter de toonbank een jongeman opdook. Hij zei iets in het Spaans tegen de vrouw, die toen onmiddellijk haar mond hied. Enigszins ver legen begon hij tegen Ma te praten: „Excuse me, Senora ,I'm afraid there is some mis understanding going on here. My mother says that you as Mexicans speak Spanish as long as you are in Mexico. She can't stand those Mexican-Americans who prefer to speak Eng lish, and who pretend to have forgotten their own mother tongue. But I understand that you are not Mexican at all. Are you?" RUDOLF STOCK Naar aanleiding van het stukje in Tong-Tong van 1 oktober over Dr. J. W. Yzerman, sprak ik hierover met zijn kleinzoon Ir. J. W. Coenen, wiens moeder een sobat keras van me is geweest, de zeer energieke en sympathieke dochter van Dr. Yzerman. Met Coenen sprekende over ons geliefd Indië, vertelde me een zeer frappant verhaal over hun trouwe djongos, Ma'oen genaamd. Luister: Ma'oen, die hen al enige jaren diende, was een streng orthodox Islamiet; verboden: varkensvlees, zeer verboden: drank. Maar wie schetst de verbazing van njonja en toean besar, toen tegen de late avond Ma'oen slingerend en laveloos naar de trappen van de achtergalerij liep en aan de voeten van toean en njonja besar ineenzeeg en liggen bleef. Deze keken elkander glimlachend en begrijpend aan, pakten de slappe bewusteloze Ma'oen op en brachten hem naar zijn kamer in de bijgebou wen en legden hem op z'n baleh baleh. De volgende ochtend kwam hij bleek en sidde rend naar Njonja, hurkte en maakte een sem bah. „Maar Ma'oen wat ben je onvoorzichtig ge weest, je hebt zonnesteek gehad. Zet voortaan een hoed op of neem een pajong mee!" Ma'oen had zijn gezicht niet verloren en werd de trouwste der getrouwen. Jaren diende hij de familie Coenen, tot ze naar Europa moesten. Maar na tien jaar kwam Ir. Coenen weer in Priok aan, en wie stond op hem te wachten? De trouwe Ma'oen! „Helaas kan ik je niet meenemen Ma'oen: ik moet vele lange reizen maken, maar hier heb je 25 gulden. Maak daar een slametan van". Ir. Coenen nam zijn intrek in Hotel des Indes. Wie beschrijft zijn verwondering toen hij de volgende ochtend zijn jas-toetoep, broek, schoenen schitterend gesteven en gepoets vondWat een pracht bedienden hier in Des Indes, dacht Toean Besar. Dit ging zo drie of vier dagen door, tot hij op een vroege morgen Ma'oen tegen het lijf liep en... Toean begreep! „Hoe kom je hier Ma'oen?" „Toean Besar kasih doea poeloeh roepiah. Ma'oen dapat kamar ketjil in Des Indes, saja bisa djaga Toean Besar poenja pakean". Toean Besar nam hem mee op zijn tournees en vertrok na een paar jaar weer naar Europa. Kwam daarna na 10 jaar weer in Priok aan, en wie wachtte oud, gerimpeld, gekromd, sembahs en hormat gevend aan zijn Toean Besar betoel Ma'oen Maar niemand heeft het ooit begrepen: hoe wist dat trouwe dierbare oudje, dat Toean Besar zou komen A. SMIT-HOFMAN LESKERE JOB Twee vrienden ontmoeten elkaar, waren wer keloos; na enige dagen komt de jongste opge togen vertellen „Tjoh, ik heb een baan bij de bios. 60 pop per maand". Wat voor baan, koh zo weinig? Ah, makkelijk, zegt Pèh, alleen 's-avonds maar belas met de kas en na de voorstelling amblas. Sisindiran Di dieu loba kanjère Kanjère teu baroehan. Di dieu loba awèwè awèwè teu aroejahan. Hier zijn veel kanjèrebomen. Die kanjèrè's dragen geen vruchten. Hier zijn vele vrouwen (meisjes). De meisjes zijn niet gezouten (flauw). 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 17