GERSOM (Vervolg van pag. 3J ,,lk ben een vreemdeling geworden in een vreemd land" bijzaak voor handel en het stichten van wereldrijken. Waar bij Christelijk gedrag eigenlijk maar lastig was vaak -en bovendien: die andere volken waren toch niet zo „stom heidens en slecht". Er viel behalve veel aan te verdienen ook veel van te leren. Dat ging met andere Europese gedachten gemakkelijker: Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap bij voorbeeld. En Humaniteit. En Democratie En zo voort. Tsk-tsk-tsk. Voor we het weten zijn we in de Moderne Geschiedenis beland met zijn Grote Vraagstukken, politiek, economisch, sociologisch, raciaal, enz. enz. Ho! Ergens zijn we dat woord en begrip „Christen" kwijtgeraakt. Waar er gens? Om bij het begin te beginnen: was er misschien iets fout met die opdracht om „uit te gaan en te bekeren?" Want hoe dan ook, als we thuis gebleven waren bij ons kopje koffie, was er niets gebeurd. H'm, dan was er zelfs geen kopje koffie geweest, want ook dat kwam van bui ten. En koffie was toch goed! Daarvoor zat hij de planter, hier met zijn rintis: voor nóg meer koffie. En nog méér goede dingen waren teruggekomen van de „heidenen die bekeerd moesten wor den": thee, rubber, kinine, zijde, glas, algebra, literatuur, filosofie... een ontzaglijk lange rintis van andere paaltjes! Automatisch opgekomen met die andere rintis. En de stroom in omgekeerde richting, laat ons eerlijk blijven, was in vele opzichten rotaier, nuttiger, mooier geweest dan in herwaartse richting! Zou de Goede God dat niet voorzien hebben, 2000 jaar geleden? Of juist wel en hebben wij het alleen maar niet begrepen of kunnen begrijpen? Was het niet God's bedoeling zijn „uit verkoren volk", de Christenen, te leren dat „de heidenen" somehow óók Kin deren God's waren, zo niet begenadigd met dit Evangelie toch zeker bestaand bij een andere genade? Op een eigen wijze zoekend naar een Levensweg tus sen Goed en Kwaad? Onder (door God geschapen) geografische omstandigheden, die zeden en gewoonten moesten bepalen? De Arabier tent in de woestijn, de Eskimo in zijn igloo aan de Pool, de Japanner bij zijn vulkanen, de Indiaan op zijn prairies, de Indonesiër in zijn Smaragden eilandenrijk, zij allen leefden al even lang en zelfs al veel langer in een wereldje, elk op aparte wijze gezegend met rijke gaven. En alles samen: de Hele Wereld één Beloofd Land, een Land van Melk en Honing. Onwillekeurig worden we getroffen door de wonderlijke allegorie van de uittocht uit Egypte van een ander „uitver koren volk" naar een ander Beloofd Land. De leider, Mozes, door zijn leven met andere volken, gehuwd niet met een Joodse of Egytische, maar met een Midianitische en een Kusjitische. En zijn eerste zoon, die hij Gersom noemde, want „ik ben een vreemdeling gewor den in een vreemd land". Ja, een boeiend boek: Exodus. Om te lezen als wereldliteratuur en best-sellers gaan vervelen. En voor een andere in zijn belangstellend lezer vol metaforen van de Europese ont dekking van de wereld. Sinds de Grote Ontdekkingsreizen zijn miljoenen en mil joenen Gersoms geboren. Onder allerlei historische aandui dingen: conquistadores, avonturiers, kolonisten, bannelingen, kolonialen, emigranten. Ze hebben allerlei sociologische tjaps gekregen: Creolen, Mestizo's, Mulatten, Colons, Eura sians, Indo-Europeanen. Ja zelfs nieuwe nationaliteiten: Amerikanen, Brazilianen, Mexicanen, Australiërs. Vaak zijn wij vervreemd geraakt van de stamvolken en in het continent van oorsprong, Europa, beschouwd als vreem deling, als „besmet", als afgedwaald, achterlijk, soms zelfs geminacht, inferieur geacht, gehaat. En met maar één redding voor hun ziel en maatschappij: weer helemaal te worden als het stamvolk. Ruk uit alle rintispaaltjes of laat ze in een kring weer rondlopen tot pl. min. 1498! Hoe is het mogelijk! We schijnen vergeten te zijn dat de Man die ons de wereld instuurde met zijn „commando": „Gaat uit om te bekeren", ook de verteller was van een onsterfelijke „short story": De Barm hartige Samaritaan. En voor de terug gekeerde uitzeiler bestaat een ander Christelijk verhaal: „De Verloren Zoon". Ook al mócht hij een doordraaier zijn van zijns vaders erfenis, een wegloper en een zondaar, vergeef hem en neem hem op als gelijkwaardig lid van het gezin! Wonderlijk, hoe ver wij ook afgedwaald zijn van ons Christelijk uitgangspunt, hoe goed we het ook zonder kerk en bijbel kunnen doen, ergens blijft ons geweten altijd Christelijk denken en oordelen. En door de opname van gedachten van andere volken is het alleen maar internatio- naler geworden, zonder ook maar iets te verliezen van zijn oorspronkelijk, diep gelovig en humaan patroon. Ook al zou deze gewetensstem maar één maal per jaar spreken, bij Kerst mis, het is genoeg om 364 dagen van onverschillig leven te achterhalen. Dit is een lang verhaal geworden. Vol onzekere bewijsvoe ringen en vage verwachtingen. Een pientere lezer schiet deze gedachtengang gemakkelijk vol gaten, veronderstel ik. Het is ook maar een verhaal van een armzalig zoekend mens, die zich op deze dag beraadt zoals alle mensen zich op deze dag op hun eigen manier beraden. Op basis van de drie vragen van Gauguin (en zoveel miljoenen mensen daarvoor en daarna): „Wie zijn wij? Waar gaan wij heen? Waar komen wij vandaan Een mens tenslotte, die waarheen hij ook ging en nog zal gaan zal, zijn koers schijnt te móeten bepalen op een Christelijk geweten. En die zijn denken beïnvloed weet door duizenden lezers van dit blad met wie hij gecorrespon deerd en gesproken heeft: Gersoms, bewust of onbewust. Vergeef mij mijn breedsprakigheid. Wees alleen verzekerd van de oprechtheid van mijn wens: een gelukkig Kerstfeest, een vrolijk Nieuwjaar „and many more to come". Saluut en Salaam! TJALIE ROBINSON Whittier, Californië, 20 november 1962 (de geboortedag van mijn moeder, wier nagedachtenis en die van haar generatie ik altijd hoop te mogen blijven eren) 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1962 | | pagina 4